Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 17,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie met producties 1 tot en met 6,
- de akte overlegging producties 18 tot en met 21 van [eiseres] , ingekomen op 25 augustus 2022,
- de mondelinge behandeling, gehouden op 26 augustus 2022,
- de pleitnota van [eiseres] .
2.De feiten
[naam], en een speelpark, genaamd
[naam], zullen worden ingericht. De bedoeling is dat het speelpark met een aarden wal van de waterplas gescheiden zal worden.
Cliënte zal het vee van de betreffende percelen verwijderen in afwachting van overleg met de Stichting ter zake het beheer”.
3.Het geschil in conventie
4.Het geschil in reconventie
5.De beoordeling in conventie
[eiseres]betwist
dat zij is gehouden de in de akte van levering onder ‘Plan [naam] ’ bedoelde infrastructuur aan te leggen” en “
Dat de grens van het [naam] -terrein waarop [eiseres] infrastructuur moet aanleggen loopt zoals op de bedoelde kaart met roze is weergegeven, heeft [eiseres] verder niet betwist.”. Het gebruik van het woord ‘betwist’ geeft aan dat volgens de rechtbank de stelplicht bij [gedaagde] is blijven liggen. Gelet op het voorgaande is geen sprake van een klaarblijkelijke (feitelijke of juridische) misslag.
dus markeert tot waar [gedaagde] mag ontgronden”. [gedaagde] erkent ook dat niet voorbij de lijn met bolletjes mag worden ontgrond. [eiseres] stelt dat voor bouwrijp maken ontgronding nodig is, maar dit is gemotiveerd betwist door [gedaagde] . [gedaagde] heeft aangevoerd dat het bouwrijp maken van grond bestaat uit het verwijderen van opstallen en verhardingen en vervolgens egaliseren, terwijl van ontgronding pas sprake is als meer dan drie meter grond wordt afgegraven. In het kader van dit kort geding kan niet worden vastgesteld wat precies het verschil is tussen ontgronden en bouwrijp maken, maar de voorzieningenrechter acht voorshands aannemelijk dat bouwrijp maken minder ver gaat dan ontgronden. [eiseres] heeft gesteld dat de werkzaamheden van [gedaagde] in strijd met de ontgrondingsvergunning zijn en dat [eiseres] als eigenaar van de grond daarvan de consequenties zal dragen. [gedaagde] heeft hiertegen aangevoerd dat bouwrijp maken is toegestaan in het bestemmingsplan, waarin staat dat daarvoor en voor het aanleggen van de infrastructuur geen (aanleg)vergunning nodig is. De voorzieningenrechter constateert dat partijen het erover eens zijn dat de benodigde vergunning(en) op naam van [gedaagde] staan. Nu het aan de persoon op wiens naam de vergunning staat is om binnen de voorwaarden van die vergunning te blijven, althans [eiseres] niet heeft gesteld dat dit voor de vergunning in kwestie anders is, gaat de voorzieningenrechter er voorshands vanuit dat [gedaagde] en niet [eiseres] de consequenties draagt indien meer wordt ontgrond dan is toegestaan volgens de vergunning. De voorzieningenrechter volgt [eiseres] daarom niet in haar stelling dat sprake is van een misslag.
dat alle aan [eiseres] verblijvendegedeelten
van de percelen, die met een gebroken streeparcering zijn aangeven, bedoeld zijn voor de realisering van het [naam] , (…)”. De rechtbank overweegt ten aanzien van de schuur dat uit de koopovereenkomst en akte van levering blijkt dat [eiseres] zo nodig verplicht is de schuur bij het [naam] te betrekken en dat als het opschuiven van de terreinovergang voor de schuur consequenties heeft, partijen dat hebben voorzien (zie rechtsoverwegingen 4.10 en 4.12 van het eindvonnis). Dat over de beoordeling op dit punt in het eindvonnis ook anders zou kunnen worden gedacht, zoals [eiseres] lijkt te betogen, kan – zoals hiervoor onder 5.6 is overwogen – geen grond opleveren voor ingrijpen in de tenuitvoerlegging. Alleen indien het oordeel van de rechtbank berust op een evidente fout kan plaats zijn voor ingrijpen in de executie, maar van een evidente fout is niet gebleken. Daar komt bij dat [gedaagde] onweersproken heeft aangevoerd dat de schuur niet hoeft te wijken voor het bouwrijp maken van het terrein, zodat de voorzieningenrechter voorshands van oordeel is dat executie van het vonnis geen gevolgen heeft voor de schuur. Gezien het voorgaande is geen sprake van een klaarblijkelijke misslag.
10. Voor het opmaken van de akte van levering was het voor partijen duidelijk hoeveel grond er aan [gedaagde] werd geleverd, namelijk 1,6 hectare aangaande de percelen a tot en met c. Daarom was het niet meer nodig om een artikel opgenomen te hebben in de leveringsakte dat [gedaagde] extra zou moeten betalen bij ‘overmaat, ondermaat’.
(randnummers 11 en 57 van de dagvaarding) stelt dat de redactie is gewijzigd, omdat [gedaagde] bij het passeren van de akte aangaf dat de grootte van de verkochte 1,6 ha in het veld precies zou worden uitgemeten en [eiseres] uit deze mededeling heeft begrepen dat er geen over- of ondermaat zou zijn en verrekening dus niet nodig was.”. Daaruit blijkt dat, hoewel de rechtbank niet verwijst naar de punten 10 en 11 van de spreekaantekeningen, zij de stellingen daaruit wel degelijk in haar beoordeling heeft meegewogen. Van een misslag is dan ook geen sprake.
dat inmiddels wel duidelijk is welke infrastructuur voor de invulling van de recreatieve kern nodig is. [eiseres] zal dus te weten komen welke infrastructurele werkzaamheden van haar worden verwacht en kan dan tot de uitvoering van deze werkzaamheden worden veroordeeld (…)” waarna [eiseres] (in rechtsoverweging 5.10 van het eindvonnis) wordt veroordeeld de in de akte van levering bedoelde infrastructuur aan te leggen. Uit voornoemde veroordeling van [eiseres] tot het aanleggen van de infrastructuur volgt dat de rechtbank ervan uitgaat dat de invulling van het [naam] -terrein (het plan) nog niet behoeft vast te staan. Dit is in lijn met het standpunt van [gedaagde] zoals ter zitting geformuleerd, inhoudende dat volstaan kan worden met een eenvoudige water- en elektriciteitsaansluiting en aansluiting op de riolering. [eiseres] kan zelf de locatie daarvan op het terrein bepalen, waarna bij de realisatie van de invulling van het terrein vervolgens vanuit deze aansluitingen verder kan worden gewerkt en een eventuele verzwaring van de aansluiting kan worden gerealiseerd. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat onder deze omstandigheden niet kan worden gezegd dat voor het aanleggen van de infrastructuur duidelijkheid moet zijn over de invulling van het [naam] -terrein. Er is dan ook geen sprake van een misslag.
1.016,00
6.De beoordeling in reconventie
in afwachting van overleg met de Stichting ter zake het beheer” (zie 2.10), zodat [gedaagde] er niet op vertrouwt dat [eiseres] haar vee na afloop van deze kort gedingprocedure verwijderd zal houden. [gedaagde] heeft (spoedeisend) belang bij haar vordering omdat de aanwezigheid van het vee haar belemmert in de inrichting van de percelen conform het inrichtingsplan, terwijl [eiseres] geen belang erbij heeft het vee te laten grazen op de percelen van [gedaagde] .
in afwachting van overleg met de Stichting ter zake het beheer” bedoelt [eiseres] , zo heeft zij ter zitting verklaard, dat de stichting Natuurpark [naam] wellicht in overleg met [gedaagde] kan besluiten toch het vee te laten grazen op de percelen.