ECLI:NL:RBGEL:2022:3396

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
C/05/375759 / HA ZA 20-505
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de loop van de grens van geleverde grond en uitleg van de leveringsakte

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen twee besloten vennootschappen, [Naam X] en [gedaagde], over de loop van de grens van percelen grond die door [Naam X] aan [gedaagde] zijn verkocht. De rechtbank heeft op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in deze zaak, waarin de partijen in conventie en reconventie hun vorderingen hebben ingediend. De kern van het geschil draait om de uitleg van de leveringsakte en de koopovereenkomst die in 2011 zijn gesloten. [Naam X] vordert onder andere dat de rechtbank voor recht verklaart dat de grens tussen de percelen [3333] en [2222] is zoals door Grenspunt is vastgesteld, en dat [gedaagde] verplicht is om mee te werken aan het vastleggen van deze grens. [gedaagde] voert verweer en vordert in reconventie dat de rechtbank verklaart dat de eigendomsgrens conform de groene lijn op de kaart loopt die bij de conclusie van antwoord is overgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eigendomsgrens tussen de percelen [2222] en [3333] loopt conform de groene lijn op de kaart, en heeft de vorderingen van [Naam X] in conventie grotendeels afgewezen. Tevens zijn er veroordelingen uitgesproken over de verplichtingen van [Naam X] met betrekking tot de aanleg van infrastructuur en het meewerken aan werkzaamheden die door [gedaagde] moeten worden uitgevoerd. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] toegewezen en de vorderingen van [Naam X] in reconventie eveneens afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/375759 / HA ZA 20-505 / 546 / 512
Vonnis van 29 juni 2022
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Naam X],
gevestigd te Lobith,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. de Wrede te Arnhem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Pannerden,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. M.B.J. Thijssen te Nijmegen.
Partijen zullen hierna [Naam X] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 17 februari 2021
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de akte wijziging eis van [Naam X]
  • de antwoordakte in conventie tevens akte wijziging van eis in reconventie tevens akte overlegging producties van [gedaagde]
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 28 mei 2021
  • de rolbeslissing van 12 juli 2021
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 14 januari 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In de onderneming die [gedaagde] exploiteert wordt onder meer zand en grind gewonnen en verhandeld. [Naam X] drijft een boerenbedrijf aan [Straat X] te Lobith.
2.2.
In 2003 heeft [naam 1] aan [gedaagde Holding] de optie tot koop verleend van aan [naam 1] in eigendom toebehorende percelen, ten behoeve van de zandwinning in het bedrijf van [gedaagde Holding]
2.3.
De ruimtelijke ordening ter plaatse van deze percelen is erin gaan voorzien dat daar na ontgronding een waterrijk natuurgebied, bekend als
Carvium Novum, en een speelpark, genaamd
Castellum, zullen worden ingericht. De bedoeling is dat het speelpark met een aarden wal van de waterplas gescheiden zal worden.
2.4.
Op 6 juli 2010 heeft een rechtsvoorgangster van [gedaagde] zich jegens de toenmalige gemeente Rijnwaarden ertoe verbonden de grond die voor het Castellum is bestemd bouwrijp te maken. Dit werk moest aanvankelijk uiterlijk op 12 juli 2014 zijn voltooid en na een eerste uitstel op 1 januari 2019. Op 16 januari 2020 heeft de gemeente Zevenaar zich bereid verklaard aan [gedaagde] “nog eenmaal uitstel” te verlenen tot uiterlijk 31 juli 2021, waarbij is opgemerkt dat [gedaagde] zich uiterlijk op 1 januari 2021 moet melden voor overleg als dan nog geen partij is gevonden die invulling kan geven aan het Castellum.
2.5.
Op 7 januari 2011 is namens [Naam X] en [gedaagde] een koopovereenkomst ondertekend, waarbij [Naam X] aan [gedaagde] percelen grond heeft verkocht, waaronder de volgende gedeelten van percelen:
1. een perceel grond gelegen aan [Straat X] te Lobith, uitmakende een ter plaatse aan te geven gedeelte ter grootte van ongeveer één hectare (1 ha) of zoveel meer of minder als na kadastrale uitmeting zal blijken, van het perceel kadastraal bekend als gemeente Herwen, [sectie X] nummer [0001] , zoals schetsmatig met streeparcering is aangegeven op bijgaande situatietekening;
2. een perceel grond gelegen aan [Straat X] te Lobith, uitmakende een ter plaatse aan te geven gedeelte ter grootte van ongeveer dertig are (30 a) of zoveel meer of minder als na kadastrale uitmeting zal blijken, van het perceel kadastraal bekend als gemeente Herwen, [sectie X] nummer [0002] , zoals schetsmatig met kruisarcering is aangegeven op bijgaande situatietekening;
3. een perceel grond gelegen aan [Straat X] te Lobith, uitmakende een ter plaatse aan te geven gedeelte ter grootte van ongeveer dertig are (30 a) of zoveel meer of minder als na kadastrale uitmeting zal blijken, van het perceel kadastraal bekend als gemeente Herwen, [sectie X] nummer [0003] , zoals schetsmatig met dubbele streeparcering is aangegeven op bijgaande situatietekening;
In art. 9 van de koopakte is vermeld:
Indien na kadastrale uitmeting blijkt dat de hiervoor vermelde grootte van het verkochte afwijkt van de daadwerkelijke grootte dat op naam van koper zal worden gesteld, zal verrekening van over- of ondermaat plaatsvinden op basis van een prijs van dertien euro en vijfenzeventig eurocent (€ 13,75) per centiare. (…) Na kadastrale uitmeting zijn de kadastrale grenzen de eigendomsgrenzen, behoudens tegenbewijs.
2.6.
In een aanvullende overeenkomst tussen dezelfde partijen van gelijke datum staat onder meer:
Op het verkochte, tezamen met meer onroerend goed, zal een plan worden gerealiseerd, waarin sprake is van een gedeelte natuurgebied (hierna te noemen: Carvium Novum) en een speelpark (hierna te noemen: Castellum) waarbij tevens horeca-activiteiten zullen worden geëxploiteerd, hierna samen te noemen: het plan.
(…)
1. [gedaagde] zal zorgdragen dat de percelen kadastraal bekend gemeente Herwen [Sectie Q] nummers [0004] , [0002] gedeeltelijk, [0001] gedeeltelijk, [0003] gedeeltelijk, (die geen deel uitmaken van het verkochte) zoals schetsmatig met gebroken streeparcering is aangegeven op de situatietekening welke aan deze overeenkomst zal worden gehecht, welke reeds in eigendom zijn van [Naam X] en bedoeld zijn voor de realisering van het Castellum, conform het bestemmingsplan bouwrijp zullen worden gemaakt, voor de realisering van het Castellum, zodanig dat [Naam X] direct kan beginnen met de aanleg van de infrastructuur, waar onder ander mee wordt verstaan aanleg van bestratingen, gas water, elektriciteit en riolering. Partijen verklaren ermee bekend te zijn dat op genoemde perceel nummers [0004] , [0002] gedeeltelijk, [0001] gedeeltelijk, [0003] gedeeltelijk, silo's en verhardingen aanwezig zijn. Partijen komen overeen dat de sloop en de verwijdering van bedoelde silo's en verhardingen voor rekening komen van [gedaagde] . Voor zover nodig zal puinbreken en afvoer van puin voor rekening komen van [Naam X] . Partijen zullen trachten zoveel mogelijk van het te ontstane puin te verwerken in de bestaande situatie.
De oppervlakte van het Castellum bedraagt minimaal 1 hectare, zoals aangegeven op de aan deze overeenkomst aangehechte tekening. In voormelde oppervlakte zijn de taluds niet inbegrepen.
Partijen verklaren akkoord te gaan met bijgevoegde tekening;
2. Na de zandwinning zal de waterplas en omgeving, gelegen in het plan, beheerd gaan worden op een door partijen nog nader af te spreken wijze volgens een door partijen op te stellen en door provincie goed te keuren beheerplan. [Naam X] wordt als eerste in de gelegenheid gesteld om het beheer te gaan uitvoeren.
2.7.
Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben aan [gedaagde] vergund het ontgronden van onder meer de percelen, kadastraal bekend gemeente Herwen, [sectie X] , nrs. [0001] , [0002] en [0003] .
2.8.
Bij notariële akte van 15 maart 2012 heeft [Naam X] onroerende zaken aan [gedaagde] geleverd. In deze akte staat onder meer het volgende:
OVEREENKOMST
Verkoper en koper hebben een koopovereenkomst gesloten, getekend door verkoper op zeven januari tweeduizend elf en getekend door koper op zeven januari tweeduizend elf, alsmede twee aanvullende overeenkomsten, getekend zeven januari tweeduizend elf en twintig juni tweeduizend elf, hierna samen: de koopovereenkomst. Bij de koopovereenkomst heeft verkoper verkocht aan koper die heeft gekocht de hierna te omschrijven registergoederen.
LEVERING, REGISTERGOEDEREN EN VERKRIJGING
Ter uitvoering van de koopovereenkomst levert verkoper aan koper, die hierbij aanvaardt:
a. een perceel grond gelegen aan [Straat X] te Lobith, uitmakende een ter plaatse aan te geven gedeelte ter grootte van ongeveer één hectare (1 ha) of zoveel meer of minder als na kadastrale uitmeting zal blijken, van het perceel kadastraal bekend als gemeente Herwen, [sectie X] nummer [0001] , zoals schetsmatig met streeparcering is aangegeven op een aan deze akte te hechten situatietekening, van welke tekening een afschrift zal worden ingeschreven in na te melden openbare registers;
b. een perceel grond gelegen aan [Straat X] te Lobith, uitmakende een ter plaatse aan te geven gedeelte ter grootte van ongeveer dertig are (30 a) of zoveel meer of minder als na kadastrale uitmeting zal blijken, van het perceel kadastraal bekend als gemeente Herwen, [sectie X] nummer [0002] , zoals schetsmatig met kruisarcering is aangegeven op de hiervoor voormelde situatietekening;
c. een perceel grond gelegen aan [Straat X] te Lobith, uitmakende een ter plaatse aan te geven gedeelte ter grootte van ongeveer dertig are (30 a) of zoveel meer of minder als na kadastrale uitmeting zal blijken, van het perceel kadastraal bekend als gemeente Herwen, [sectie X] nummer [0003] , zoals schetsmatig met dubbele streeparcering is aangegeven op de hiervoor voormelde situatietekening;
(…)
de gedeelten van voormelde perceelnummers [0001] , [0002] en [0003] , hiervoor onder a. tot en met c. vermeld, zijn aaneensloten gedeelten, in verband waarmee slechts één meting hoeft plaats te vinden, hierna: het verkochte.
(…)
GEBRUIK
Het verkochte is door verkoper in gebruik geweest als bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond en zal door koper na gedeeltelijke ontgronding geheel als natuurterrein worden aangelegd en ingericht conform de eisen van het door de Provincie Gelderland opgestelde inrichtingsplan dienaangaande en met de gemeente Rijnwaarden gesloten overeenkomst en het bestemmingsplan Carvium Novum.
(…)
BEPALINGEN
(…)
Over- en ondermaat
Indien de hiervoor vermelde grootte van het verkochte en/of de verdere omschrijving daarvan niet juist of niet volledig is, ontleent noch verkoper noch koper daaraan rechten, zulks in afwijking van hetgeen in de koopovereenkomst is bepaald. Na kadastrale uitmeting zijn de kadastrale grenzen de eigendomsgrenzen, behoudens tegenbewijs.
2.9.
Onder het kopje ‘
BIJZONDERE BEPALINGEN EN BEDINGEN’ in de leveringsakte is de in 2.6. onder 1 en 2 geciteerde tekst uit de aanvullende overeenkomst woordelijk opgenomen. Verder vermeldt de akte:
PLAN CARVIUM NOVUM
In het kader van de realisatie van het project Carvium Novum is door de koper op zes juli tweeduizend tien een realisatie-overeenkomst gesloten met de publiekrechtelijke rechtspersoon: de gemeente Rijnwaarden.
(…)
PLAN CASTELLUM
Blijkens de hiervoor onder 1 aangehaalde bepaling dient verkoper voor zijn rekening de infrastructuur, waaronder mede wordt verstaan de aanleg van bestratingen, gas water, elektriciteit en riolering aan te leggen.
Verkoper verbindt zich jegens koper de aanleg van voormelde infrastructuur op uiterlijk één januari tweeduizend veertien te hebben gerealiseerd.
Indien de aanleg van voormelde infrastructuur op één januari tweeduizend veertien niet door de verkoper is gerealiseerd, is de koper bevoegd de aanleg van voormelde infrastructuur voor rekening van de verkoper te (doen) realiseren.
Verkoper en koper komen overeen dat voormelde datum één januari tweeduizend veertien verlengd wordt indien de gemeente Rijnwaarden instemt met een latere aanleg van de infrastructuur en wel met de termijn waarmee de gemeente Rijnwaarden heeft ingestemd voor de latere aanleg van de infrastructuur.
ZEKERHEIDSVERPLCHTING VERKOPER
Ingeval verkoper niet tijdig voldoet aan zijn verplichting tot aanleg van de infrastructuur als hiervoor onder Plan Castellum bedoeld, verbindt verkoper zich de gronden behorende tot het Plan Castellum, aan verkoper en koper genoegzaam bekend, om niet aan koper in eigendom over te dragen. De kosten en rechten op deze overdracht vallende komen voor rekening van verkoper.
(…)
KOOPOVEREENKOMST
(…)
Verkoper verbindt zich jegens koper, indien zulks bevorderlijk is voor de realisatie van het plan Castellum, de schuur ter lengte van vijftig meter en ter breedte van vijfentwintig meter in het plan Castellum te betrekken.
2.10.
Aan de leveringsakte is de volgende situatietekening gehecht, die identiek is aan de situatietekening die aan de koopakte is gehecht:
Omdat deze op het dossierexemplaar van de tekening slecht leesbaar zijn heeft de rechtbank de nummers van de betreffende percelen op de tekening erbij gezet. Een detail van het centrum van de tekening oogt als volgt:
2.11.
De akte van levering is tezamen met de situatietekening in de openbare registers ingeschreven.
2.12.
Het Kadaster heeft de grens tussen de gedeelten van de percelen [0001] , [0002] en [0003] die aan [gedaagde] en [Naam X] toebehoren bepaald en deze gedeelten vernummerd tot [2222] respectievelijk [3333] . Het betreft een zogenoemde administratieve en niet een vastgestelde kadastrale grens. Tot aanwijzing van de grens door partijen en vaststelling ervan door het Kadaster is het tot op heden niet gekomen.
2.13.
Tussen partijen is onder meer een geschil gerezen over de vraag of [gedaagde] perceel [3333] van [Naam X] is gaan ontgronden.
2.14.
In opdracht van [gedaagde] en [Naam X] hebben respectievelijk Meet B.V. en Grenspunt B.V. de loop van de grens bepaald. Volgens Meet ligt deze ten westen van de administratieve grens en volgens Grenspunt oostelijk ervan. Meet pretendeert de grens te hebben bepaald aan de hand van de leveringsakte en de daaraan gehechte situatietekening. Grenspunt heeft de grens bepaald door de oppervlakte van perceel [2222] (de aan [gedaagde] geleverde gedeelten van de percelen [0001] , [0002] en [0003] ) op precies 16.000 m2 (de som van de in de leveringsakte genoemde oppervlakten van 1 ha, 30 ca en 30 ca) te stellen en verder in grote lijnen de contouren van de administratieve grens aan te houden. Een en ander laat zich samenvatten in onderstaande door Meet respectievelijk Grenspunt gemaakte tekeningen van het noordelijke deel van de grens, waarbij de door Meet bepaalde grens groen is, de door Grenspunt bepaalde grens rood en de blauwe c.q. grijze grenslijn tussen de groene en de rode lijn de door het Kadaster bepaalde administratieve grens voorstelt.
Meet:
Grenspunt 1:
Grenspunt 2:
In het meetverslag van Grenspunt van 20 juli 2020 staat onder meer:
De bij de akte gevoegde tekening geeft geen duidelijke informatie over de ligging van de nieuwe grens, conform de beschreven 16.000 m2.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[Naam X] vordert – na wijzigingen van eis – kort gezegd dat de rechtbank,
primair
I. voor recht zal verklaren dat de grens tussen de percelen [3333] en [2222] is zoals door Grenspunt is vastgesteld,
II [gedaagde] , versterkt met een dwangsom van € 2.500,00 per dag met een maximum van € 250.000,00, zal verplichten om mee te werken aan het gezamenlijk met [Naam X] informeren van het kadaster dat de inmeting van de grens dient plaats te vinden zoals door Grenspunt is vastgesteld,
III. [gedaagde] , versterkt met een dwangsom van € 2.500,00 per dag met een maximum van € 250.000,00, zal verplichten om de door haar ten onrechte toegeëigende grond van perceel [3333] – 1,1 ha – aan [Naam X] terug te geven en in de oorspronkelijke toestand terug te brengen met gebruikmaking van het zand uit perceel [2222] dat op perceel [4444] is gestald,
IV. [gedaagde] te veroordelen om aan [Naam X] als gevolg van de afvoer en verkoop van kleispecie – naar schatting 15.000 m3 – door [gedaagde] een bedrag aan schadevergoeding te voldoen nader op te maken bij staat met verwijzing naar de schadestaatprocedure,
subsidiair
V. [gedaagde] zal gelasten om aan [Naam X] te betalen een bedrag van € 151.250,00, vermeerderd met de CPI Consumentenindex vanaf 7 januari 2011, althans dat bedrag, althans een in een schadestaat nader vast te stellen bedrag,
VI. het sub V. bedoelde bedrag zal vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2020 tot de dag van algehele voldoening,
VII. [gedaagde] te veroordelen om aan [Naam X] als gevolg van de afvoer en verkoop van kleispecie – naar schatting 15.000 m3 – door [gedaagde] een bedrag aan schadevergoeding te voldoen nader op te maken bij staat met verwijzing naar de schadestaatprocedure,
VIII. voor recht zal verklaren dat [Naam X] bevrijd is van haar verplichtingen voortvloeiende uit de leveringsakte onder ‘BIJZONDERE BEPALINGEN EN BEDINGEN’,
steeds met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, inclusief de kosten van het gelegde conservatoire beslag, en in de nakosten.
3.2.
Aan haar vorderingen heeft [Naam X] kort samengevat het volgende ten grondslag gelegd.
Uitleg van de koopovereenkomst en de leveringsakte brengt mee dat de grens loopt zoals Grenspunt deze heeft bepaald. Dit kan voor recht worden verklaard. Bovendien moet [gedaagde] meewerken aan het vastleggen van deze grens door het kadaster. [gedaagde] heeft zich 1,1 ha meer grond toegeëigend dan in de koopovereenkomst en leveringsakte is opgenomen. Aldus heeft [gedaagde] onrechtmatig gehandeld jegens [Naam X] , althans is zij toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de leveringsakte. [gedaagde] moet deze grond aan [Naam X] teruggeven.
Door, in strijd met de verplichtingen uit de ontgrondingsvergunning, de kleispecie in de aan [Naam X] in eigendom toebehorende grond te verkopen, handelt [gedaagde] onrechtmatig tegenover [Naam X] , die aanspraak heeft op vergoeding van die door haar geleden schade, nader op te maken bij staat.
Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat de 1.1 ha wel eigendom van [gedaagde] is geworden, dan brengt uitleg van de koopovereenkomst mee dat daarin slechts 1,6 ha was begrepen en dat [gedaagde] gehouden is voor de extra verkregen grond bij te betalen.
Ook in dat geval heeft [gedaagde] uit onrechtmatige daad aanspraak op vergoeding van schade door verkoop van kleispecie.
Het realiseren van het Castellum volgens de afspraken is dan niet meer mogelijk, nu daarvoor minder dan de overeengekomen 1 ha beschikbaar is. [Naam X] moet dus van haar verplichtingen in dit verband worden ontslagen, aldus [Naam X] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de standpunten van partijen zal de rechtbank hierna ingaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde] vordert – na wijziging van eis en in aanmerking genomen dat de rechtbank haar incidentele vordering niet heeft toegewezen – kort gezegd dat de rechtbank,
1. voor zover de vordering in conventie onder I niet zal worden toegewezen, voor recht zal verklaren dat de eigendomsgrens tussen het perceel [2222] en [3333] loopt conform de groene lijn op de kaart die als productie 24 bij de conclusie van antwoord is overgelegd, welke groene lijn overeenstemt met de grens tussen de gronden die op de kaart bij de akte van levering met streep-, dubbele streep- en kruisarcering zijn aangegeven enerzijds en de gronden die met een gebroken streep zijn aangegeven anderzijds, althans op de voet van art. 5:47 BW te bepalen dat die eigendomsgrens conform die groene lijn loopt dan wel conform een door de rechtbank in goede justitie te bepalen lijn, een en ander onder in goede justitie te bepalen voorwaarden,
2. voor recht zal verklaren dat [Naam X] gehouden is toe te staan dat [gedaagde] de in de akte van levering onder ‘bijzondere bepalingen en bedingen’ onder 1 bedoelde werkzaamheden verricht, te weten het bouwrijp maken van het Castellum-terrein en het slopen van de daarop aanwezige silo en verhardingen, en dat [Naam X] gehouden is medewerking te verlenen aan deze werkzaamheden, onder meer door het Castellum-terrein op te ruimen, de silo te legen en schoon te maken, aan te geven waar de silo en verhardingen mogen worden gedeponeerd en toe te staan dat [gedaagde] over percelen van [Naam X] komt en gaat naar het gedeelte waarop de werkzaamheden moeten worden verricht,
3. [Naam X] , versterkt met een dwangsom van € 50.000,00 per dag met een maximum van € 500.000,00, zal veroordelen toe te staan dat [gedaagde] de hiervoor sub 2. bedoelde werkzaamheden verricht onder andere door de hiervoor sub 2. bedoelde medewerking te verlenen, met machtiging van [gedaagde] om voor de rekening en risico van [Naam X] de werkzaamheden zelf uit te (doen) voeren als het maximum aan dwangsommen zal zijn verbeurd,
4. [Naam X] , versterkt met een dwangsom van € 50.000,00 per dag met een maximum van € 500.000,00, zal veroordelen om, binnen vier weken nadat [gedaagde] de sub 3. bedoelde werkzaamheden heeft uitgevoerd, voor eigen rekening en risico de in de akte van levering onder ‘Plan Castellum’ bedoelde infrastructuur aan te leggen op het gedeelte van perceel [3333] dat op de kaart die als productie 33 aan de conclusie van antwoord is gehecht roze is en [Naam X] bij gebreke daarvan te veroordelen tot het verlenen van medewerking aan eigendomsoverdracht van dat gedeelte van dat perceel op kosten van [Naam X] binnen zes weken nadat [gedaagde] de sub 3. bedoelde werkzaamheden zal hebben uitgevoerd,
5. [Naam X] zal veroordelen tot opheffing van de door haar gelegde beslagen,
met veroordeling van [Naam X] in de proceskosten en de nakosten.
3.6.
Aan haar vorderingen legt [gedaagde] kort samengevat het volgende ten grondslag.
Uitleg van de koopovereenkomst en de leveringsakte brengt mee dat de grens loopt zoals Meet deze met de groene lijn heeft bepaald. Dit kan voor recht worden verklaard. Indien de rechtbank zowel de in conventie onder I gevorderde als de in reconventie onder 1. gevorderde verklaring voor recht niet zal toewijzen, dan dient de rechtbank met toepassing van art. 5:47 lid 1 BW de loop van de grens te bepalen op deze groene lijn althans op een in goede justitie te bepalen lijn, eventueel onder toekenning van schadevergoeding aan [Naam X] conform lid 3 van deze bepaling.
[Naam X] is uit hoofde van de overeenkomst tussen partijen zoals deze in de leveringsakte is neergelegd gehouden tot het toestaan van en meewerken aan de onder ‘bijzondere bepalingen en bedingen’ bedoelde werkzaamheden, waaronder de aanleg van de infrastructuur. Zij kan tot nakoming van deze afspraken worden veroordeeld.
Dat [gedaagde] de infrastructuur voor rekening en risico van [Naam X] mag aanleggen als [Naam X] deze niet tijdig zelf aanlegt en dan aanspraak heeft op levering van de grond behorende tot het plan Castellum, zijn partijen overeengekomen blijkens de tekst onder de kopjes ‘Plan Castellum’ en ‘Zekerheidsverplichting verkoper’ van de leveringsakte.
Het door [Naam X] op 25 november 2021 op perceel [2222] gelegde beslag moet worden opgeheven, aldus [gedaagde]
3.7.
[Naam X] voert verweer.
3.8.
Op de standpunten van partijen zal de rechtbank hierna ingaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Het geschil draait zowel in conventie als in reconventie in de kern om de vraag welke gedeelten van de percelen [0001] , [0002] en [0003] [Naam X] aan [gedaagde] heeft verkocht en geleverd. De rechtbank zal daarover eerst oordelen en vervolgens de overige vorderingen in conventie en reconventie afzonderlijk bespreken.
4.2.
Bij de beantwoording van de vraag wat is geleverd komt het aan op de in de notariële akte van levering tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in deze akte opgenomen, naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte uit te leggen omschrijving van de over te dragen onroerende zaak. Zie HR 8 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8901. Nu de situatietekening aan de akte is gehecht en eveneens in de openbare registers is ingeschreven en dus voor derden kenbaar is, kan ook uit deze tekening worden geput bij de uitleg van de partijbedoeling. Vergelijk HR 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1078. Tegen deze achtergrond en mede gelet op het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 maart 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2474 in een vergelijkbare zaak, is het volgende van belang.
4.3.
De over te dragen perceelgedeelten zijn in de leveringsakte enerzijds omschreven met een oppervlaktemaat en anderzijds met een situatietekening. Geen van beide omschrijvingen is absoluut geformuleerd of als doorslaggevend. Over de oppervlakte is vermeld dat deze in totaal
ongeveer1,6 ha groot is
of zo veel meer of minder als na kadastrale uitmeting zal blijken. De aanduiding op de situatietekening is volgens de akte
schetsmatigmet arceringen aangegeven.
4.4.
Volgens [Naam X] hebben partijen bedoeld dat de oppervlaktemaat in combinatie met de contouren van de over te dragen gedeelten zoals deze uit de situatietekening blijken, bepalend zou zijn voor hetgeen zou worden overgedragen. Daartoe heeft zij erop gewezen dat in de lezing van [gedaagde] , die voor de partijbedoeling uitgaat van de situatietekening, 1,1 ha meer grond zou zijn geleverd dan de 1,6 ha die in de akte is genoemd; een verschil van bijna 70%. Aan [Naam X] kan worden toegegeven dat een verschil van 1,1 ha aanzienlijk is. In de akte is echter nadrukkelijk bepaald dat de oppervlakte bij benadering is opgegeven, dat de daadwerkelijke oppervlakte uit de kadastrale uitmeting zou blijken en dat na kadastrale uitmeting de kadastrale grenzen de eigendomsgrenzen zijn, behoudens tegenbewijs. De akte bevat bovendien een regeling voor over- en ondermaat. Dat partijen objectief beschouwd hebben bedoeld een oppervlaktemaat van precies 1,6 ha doorslaggevend te maken ligt dan niet erg voor de hand, zeker niet als voor het bepalen van de loop van de grens niet de situatietekening als zodanig kan worden gevolgd, maar alleen de contouren van het daarop ingetekende talud. De akte bevat geen enkel objectief aanknopingspunt voor deze laatste, tot een bijzonder vage uitkomst nopende interpretatie en evenmin ervoor dat de oppervlakte bij benadering is vermeld, alleen omdat de perceeldelen a, b en c onderling konden verschillen en niet omdat de gezamenlijk oppervlakte kon afwijken. De omvang van de afwijking vormt niettemin een aanwijzing voor de juistheid van de uitleg van [Naam X] , zij het dat deze aanwijzing de rechtbank niet direct overtuigt.
4.5.
De over te dragen perceelgedeelten zijn volgens de akte op de situatietekening schetsmatig aangegeven. De situatietekening en de arceringen ogen echter niet als een schets uit de losse pols, maar imponeren daarentegen ‒ juist ook voor een derde ‒ als een gedetailleerde kaart op schaal, waarop de bestaande kadastrale grenzen, bebouwing en wegen exact en in hun onderlinge verhoudingen zijn ingetekend en waarop de over te dragen perceelgedeelten nauwkeurig zijn aangegeven. Ondanks het ontbreken van coördinaten, afstanden en afmetingen op deze tekening, is aan de hand van deze tekening de ligging van de grens met de nodige precisie in het veld te bepalen, zoals de deskundige van [gedaagde] ter zitting onweersproken heeft verklaard. Dit strookt bovendien met de opmerking van de deskundige van [Naam X] (zie slot 2.14.) dat de tekening (slechts) onduidelijk is als een oppervlakte van 1,6 ha voor de overgedragen gedeelten wordt aangehouden. Als deze oppervlakte wordt losgelaten geeft de tekening kennelijk ook volgens de deskundige van [Naam X] de ligging van de grens duidelijk weer. Hoewel volgens de tekst van de akte de loop van de grens op de situatietekening schetsmatig is aangegeven, vormt daarom deze loop naar het oordeel van de rechtbank objectief beschouwd wel een duidelijke aanwijzing dat het de bedoeling van partijen was dat de daardoor afgescheiden gedeelten van de percelen zouden worden geleverd.
4.6.
Hier komt bij dat in de leveringsakte het beoogde gebruik door koper van de over te dragen grond is toegelicht, namelijk gedeeltelijke ontgronding en inrichting als natuurterrein conform de eisen van het inrichtingsplan, de overeenkomst met de gemeente Rijnwaarden en het bestemmingsplan Carvium Novum (zie 2.8. onder GEBRUIK en ter zake van de overeenkomst nader 2.9. onder CARVIUM NOVUM). Deze plannen en deze overeenkomst voorzien erin dat de grens loopt zoals op de situatietekening is weergegeven. Deze omstandigheid kan bij een objectieve uitleg worden betrokken, nu de plannen en de overeenkomst voor derden kenbaar zijn.
4.7.
Al met al acht de rechtbank voor de door [gedaagde] bepleite uitleg van de in de leveringsakte omschreven over te dragen onroerende zaak aanmerkelijk overtuigender aanknopingspunten voorhanden dan voor de uitleg die [Naam X] daarvan geeft. Zij zal daarom de uitleg van [gedaagde] volgen. Dat wil zeggen dat de eigendomsgrens tussen het perceel [2222] en [3333] in principe loopt conform de situatietekening en dus conform de door Meet bepaalde groene lijn.
4.8. (
Subjectieve) uitleg van de koopovereenkomst leidt vervolgens niet ertoe dat partijen hebben bedoeld minder grond over te dragen dan uit de tekening volgt. De in de overeenkomsten genoemde oppervlakten, waaraan [Naam X] groot gewicht toekent, zijn niet door partijen gezamenlijk bepaald na uitmeting door een specialist, maar slechts op verzoek van de notaris die de oppervlaktes ongeveer wilde weten, door de makelaar van [Naam X] eenzijdig aan de notaris opgegeven, zo is ter zitting gebleken. Er bestaat daarom te minder aanleiding [Naam X] in haar uitleg te volgen.
4.9.
Ter onderbouwing van haar uitleg van de overeenkomst heeft [Naam X] verder aangevoerd dat er minder dan de overeengekomen 1 ha, namelijk maar 0,85 ha voor het Castellum overblijft als de grens van de situatietekening wordt aangehouden. Dat [Naam X] voor het Castellum 0,15 ha tekort zou komen is op zichzelf nog geen overtuigend argument ervoor dat 1,1 ha minder grond is verkocht. In tegendeel, als een overgedragen oppervlakte van 1,6 ha conform de contouren wordt aangehouden, zoals [Naam X] bepleit, zou in haar visie de omvang van het Castellum aanzienlijk groter worden dan de overeengekomen voorziene minimale oppervlakte van 1 ha. Dat ligt niet in de rede.
4.10.
Maar ook afgezien daarvan overtuigt dit argument niet. [Naam X] gaat er in haar berekening vanuit dat de oppervlakte van het Castellum aan de Zuidwest zijde wordt begrensd door de lijn met bolletjes. Dat ligt op zichzelf niet voor de hand nu blijkens de legenda deze lijn de grens van de ontgronding aangeeft, dus markeert tot waar [gedaagde] mag ontgronden. Dat de bedoeling van partijen was dat ook het Castellum daardoor begrensd zou worden volgt daaruit niet. Daartegen spreekt dat in de aanvullende overeenkomst van 7 januari 2011 (geciteerd in 2.6.) staat dat alle aan [Naam X] verblijvende gedeelten van de percelen, die met een gebroken streeparcering zijn aangeven, bedoeld zijn voor de realisering van het Castellum, dus inclusief de strook grond buiten het ontgrondingsgebied die volgens [gedaagde] ook voor het Castellum is bedoeld, en voorts dat in de koopovereenkomst is vermeld dat [Naam X] zo nodig verplicht is ook haar schuur, die niet binnen het ontgrondingsgebied staat, in het Castellum te betrekken (zie 2.9. onder ‘KOOPOVEREENKOMST’).
4.11.
Bovendien zijn partijen overeengekomen dat de oppervlakte van het Castellum minimaal 1 hectare bedraagt,
zoals aangegeven op de aan deze overeenkomst aangehechte tekening. Met deze tekening hebben partijen zich destijds uitdrukkelijk akkoord verklaard. Dit is dezelfde tekening waarvan [Naam X] nu zegt dat de oppervlakte van het daarop zichtbare Castellum minder groot is dan 1 ha.
4.12.
Verder is van belang dat ‒ ook volgens [Naam X] , blijkens de foto’s die zij als productie 4 bij de antwoordconclusie in het incident heeft overlegd ‒ de silo’s en verharding die [gedaagde] ten behoeve van de realisatie van het Castellum moet slopen, zich bevinden buiten het ontgrondingsgebied. Dat daar vanwege hoogteverschil een terreinovergang moet worden gerealiseerd betekent niet reeds dat dit gedeelte niet tot het Castellum gerekend moet worden. [Naam X] stelt niet dat deze terreinovergang als een (niet in de 1 ha begrepen) talud heeft te gelden en dat ligt ook niet in de rede nu de taluds op de tekening zichtbaar zijn en de terreinovergang niet. [Naam X] oppert wel dat de terreinovergang, in de visie van [gedaagde] , noodgedwongen naar het westen moet opschuiven en dat de schuur daarvoor moet worden afgebroken, hetgeen volgens haar niet de bedoeling kan zijn. Als dit opschuiven voor de schuur consequenties heeft, dan hebben partijen dat echter voorzien, gelet op het slot van 4.10., hetgeen juist voor die visie pleit.
4.13.
Partijen hebben over en weer tekeningen, foto’s van informatieborden en schetsen in het geding gebracht ter ondersteuning van hun standpunt in dit verband. Daaruit kunnen echter onvoldoende duidelijke aanknopingspunten worden geput om aan het voorgaande af te doen. Nu gelet op het voorgaande niet kan worden aangenomen dat [Naam X] daadwerkelijk 0,15 ha minder voor het Castellum overhoudt dan partijen hebben beoogd, kan daaraan ook geen argument worden ontleend voor haar standpunt dat partijen hebben beoogd 1,1 ha minder over te dragen dan uit de tekening volgt.
4.14.
Dan is er nog de wijziging in de redactie van de voorziening voor over- en ondermaat. Conform de koopakte moet deze worden verrekend. Volgens de transportakte niet. [Naam X] (randnummers 11 en 57 van de dagvaarding) stelt dat de redactie is gewijzigd, omdat [gedaagde] bij het passeren van de akte aangaf dat de grootte van de verkochte 1,6 ha in het veld precies zou worden uitgemeten en [Naam X] uit deze mededeling heeft begrepen dat er geen over- of ondermaat zou zijn en verrekening dus niet nodig was. Dat [Naam X] dit zo heeft begrepen is logisch omdat zij uiteraard geen grond aan [gedaagde] wilde schenken, aldus [Naam X] . [gedaagde] heeft betwist dat zij aldus heeft verklaard en die betwisting toegelicht door erop te wijzen dat op basis van de situatietekening voor partijen duidelijk was wat voor welke prijs zou worden geleverd en om die reden geen verrekening meer nodig was. Op deze betwisting en toelichting heeft [Naam X] niet meer gerespondeerd. Als onvoldoende gemotiveerd gesteld komt de betreffende mededeling van [gedaagde] dan niet vast te staan. Deze mededeling kan dan voor de uitleg van de omschrijving van het verkochte geen rol spelen. Bovendien is de gestelde verklaring niet zo duidelijk dat [Naam X] deze redelijkerwijs kon begrijpen zoals zij stelt te hebben gedaan. Ook als de verklaring wel wordt meegewogen leidt dat dus niet tot een ander oordeel.
4.15.
De conclusie is dat de eigendomsgrens tussen het perceel [2222] en [3333] loopt conform de groene lijn op de kaart die als productie 24 bij de conclusie van antwoord is overgelegd, welke groene lijn overeenstemt met de grens tussen de gronden die op de kaart bij de akte van levering met streep-, dubbele streep- en kruisarcering zijn aangegeven enerzijds en de gronden die met een gebroken streep zijn aangegeven anderzijds. De in conventie primair onder I gevorderde verklaring voor recht is derhalve niet toewijsbaar. Dat geldt ook voor de daarop voortbouwende primaire vorderingen in conventie onder II, III en IV. De in reconventie onder 1 gevorderde verklaring voor recht kan worden toegewezen. Dit betekent dat de rechtbank aan het bepalen van de loop van de grens op de voet van art. 5:47 lid 1 BW niet toekomt, zodat aan het partijdebat daarover voorbij wordt gegaan.
4.16.
De in reconventie sub 3 en 4 gevorderde veroordeling tot het dulden van en het meewerken aan werkzaamheden, alsmede het meewerken aan overdracht om niet van het Castellum-terrein, betreffen verplichtingen van [Naam X] en rechten van [gedaagde] die bij overeenkomst zijn voorzien. Dit volgt uit de in 2.6. geciteerde tekst en de tekst die in 2.9. is geciteerd, onder ‘PLAN CASTELLUM’ en ‘ZEKERHEIDSVERPLICHTING KOPER’, waarin tevens besloten ligt dat [Naam X] tot medewerking aan de door [gedaagde] uit te voeren werkzaamheden gehouden is, nu het bouwrijp te maken terrein en de te slopen silo’s en verhardingen eigendom zijn van [Naam X] . [Naam X] kan dan ook in beginsel tot nakoming van deze verplichtingen worden veroordeeld. Ter zake van de verweren van [Naam X] in dit verband is het volgende van belang.
4.17.
[Naam X] leidt uit de omstandigheid dat Stichting Natuurpark Carvium Novum verantwoordelijk is voor het beheer van de waterplas en omgeving af dat [gedaagde] zal gaan tekortschieten in haar verplichting uit de koopovereenkomst en leveringsakte om [Naam X] als eerste in de gelegenheid te stellen om het beheer van de waterplas en omgeving te gaan uitvoeren. [Naam X] acht zich daarom gerechtigd tot opschorting van haar in 4.16. bedoelde verplichtingen (randnummer 65 e.v. van de conclusie van antwoord in reconventie en ook randnummer 33 e.v. van de antwoordconclusie in het incident), zodat zij tot nakoming daarvan nu niet kan worden veroordeeld. [gedaagde] heeft erop gewezen dat zij nog steeds met [Naam X] in overleg wil over het beheer, maar dat het daar nog niet van is gekomen, vanwege de onenigheid over de omvang van het verkochte en het stokken van de verdere uitvoering van de overeenkomst. [gedaagde] wijst daarbij op het voorschrift uit de ontgrondingsvergunning dat zij gehouden is een overeenkomst te overleggen waaruit blijkt dat het daadwerkelijke beheer duurzaam is geregeld (zie pagina 5, onder de tweede alinea van 3.3. en pagina 18 onder punt 10 van productie 5 bij de conclusie van antwoord). Zij heeft de rechtbank ter zitting verzekerd dat zij ervoor kan en zal zorgen dat deze stichting eerst met [Naam X] zal onderhandelen over de feitelijke uitvoering van het beheer van de waterplas en omgeving (randnummer 27 van de spreekaantekeningen en verklaring ter zitting van mr. Thijssen). Daarop heeft [Naam X] niet meer gerespondeerd. Bij deze stand van zaken heeft [Naam X] onvoldoende gemotiveerd gesteld dat [gedaagde] zal gaan tekortschieten en wordt haar beroep op opschorting reeds daarom verworpen.
4.18.
[gedaagde] heeft in haar vordering sub 2 geconcretiseerd welke werkzaamheden [Naam X] in ieder geval dient te verrichten ter vervulling van haar verplichting mee te werken aan het bouwrijp maken door [gedaagde] en wat [Naam X] in dat verband te dulden heeft, namelijk het Castellum-terrein opruimen, de silo legen en schoonmaken, aangeven waar de silo en verhardingen mogen worden gedeponeerd en toestaan dat [gedaagde] over percelen van [Naam X] komt en gaat naar het gedeelte waarop de werkzaamheden moeten worden verricht. [Naam X] heeft in dit verband opgeworpen dat [gedaagde] nu niet ineens van haar kan verlangen dat zij de silo leeg maakt, mocht deze al gevuld zijn (randnummer 84 van de conclusie van antwoord in reconventie). Daarmee heeft zij echter onvoldoende gemotiveerd betwist dat dit leegmaken onder haar medewerkingsplicht valt, zoals op zichzelf in de rede ligt nu [gedaagde] met het slopen van een volle silo aan [Naam X] onnodig schade zou toebrengen. Bovendien laat [Naam X] de mogelijkheid open dat de silo al leeg is, in welk geval zij al aan de verplichting heeft voldaan. [Naam X] heeft de concretisering verder niet weersproken. Aangenomen wordt daarom dat zij bij overeenkomst is voorzien en dat de verlangde nakoming zich mede daarover dient uit te strekken.
4.19.
[Naam X] acht zich niet gehouden tot de aanleg van de infrastructuur en, bij gebreke daarvan, overdracht van het Castellum-terrein, omdat deze aanleg blijkens de overeenkomst tussen de provincie (bedoeld zal zijn de gemeente Zevenaar met wie het tweede addendum is overeengekomen,
rb) en [gedaagde] pas mogelijk is als bekend is hoe de recreatieve kern (waartoe het Castellum-terrein behoort) zal worden ingevuld (randnummer 38 op pagina 8 en randnummers 62 en 63 van de de conclusie van antwoord in reconventie en randnummer 22, 23 en 24 van de spreekaantekeningen van mr. De Wrede). [gedaagde] heeft laten weten dat de beoogde invulling inmiddels wel duidelijk is, maar dat zij deze invulling nog niet met [Naam X] heeft gedeeld omdat [Naam X] zich niet coöperatief opstelt en voorts dat zij de invulling tijdig met [Naam X] zal delen (randnummer 26 van de spreekaantekeningen van mr. Thijssen). [Naam X] heeft dit niet meer weersproken of concretisering van de uit te voeren werkzaamheden verlangd, terwijl zij anderzijds klaarblijkelijk wel in staat is een inschatting te maken van de duur van deze werkzaamheden (zie hierna onder 4.21). Voor zover [Naam X] zich al kan beroepen op een overweging uit een overeenkomst die [gedaagde] met een derde heeft gesloten, moet dan worden geconstateerd dat inmiddels duidelijk is welke infrastructuur voor de invulling van de recreatieve kern nodig is. [Naam X] zal dus te weten komen welke infrastructurele werkzaamheden van haar worden verwacht en kan dan tot de uitvoering van deze werkzaamheden worden veroordeeld en voorts, bij gebreke van tijdige uitvoering, tot de overeengekomen overdracht om niet. Het verweer slaagt niet.
4.20.
Ook in dit verband is het geschil over de begrenzing van het Castellum-terrein aan de zuidwest zijde relevant. [Naam X] betwist dat zij is gehouden de in de akte van levering onder ‘Plan Castellum’ bedoelde infrastructuur aan te leggen op het gedeelte van perceel [3333] dat op de kaart die als productie 33 aan de conclusie van antwoord is gehecht roze is, omdat op die kaart het roze gekleurde gedeelte aan deze zijde doorloopt tot buiten het ontgrondingsgebied. Dat standpunt wordt niet gevolgd, op de gronden die in 4.10. en verder al zijn gegeven. Dat de grens van het Castellum-terrein waarop [Naam X] infrastructuur moet aanleggen loopt zoals op de bedoelde kaart met roze is weergegeven, heeft [Naam X] verder niet betwist. De rechtbank realiseert zich dat [Naam X] zich nimmer met deze kaart akkoord heeft verklaard. Dat betekent echter niet dat daarop het terrein waarop zij infrastructuur moet aanleggen onjuist is weergegeven. Gelet op het voorgaande moet integendeel van een juiste weergave worden uitgegaan.
4.21.
[gedaagde] heeft aanvankelijk gevorderd dat [Naam X] wordt veroordeeld om uiterlijk op 1 mei 2021 de infrastructuur aan te leggen. Deze datum hield ermee verband dat [gedaagde] van de gemeente respijt had gekregen tot uiterlijk 31 juli 2021 (alinea 2.4.) en [gedaagde] zelf nog tijdig tot de aanleg moest kunnen overgaan als [Naam X] daarmee in gebreke zou blijven. In randnummers 34 en 35 van de conclusie van antwoord in reconventie van 28 mei 2021 heeft [Naam X] bepleit dat deze vordering moet worden afgewezen omdat 1 mei 2021 is gepasseerd en afronding van de werkzaamheden voor 31 juli 2021 niet meer haalbaar is. In de conclusie van antwoord in conventie tevens eiswijziging in reconventie en overleggen producties van 28 mei 2021 heeft [gedaagde] echter haar eis in die zin gewijzigd dat niet langer wordt gevorderd dat [Naam X] de infrastructuur uiterlijk op 1 mei 2021 aanlegt, maar dat [Naam X] de infrastructuur moet aanleggen binnen vier weken nadat [gedaagde] haar werkzaamheden zal hebben afgerond (randnummer 28 van deze conclusie). [Naam X] heeft zich ter zitting tegen deze termijn verzet. De aanleg van de infrastructuur vergt volgens haar meer meer dan vier weken (randnummer 33 spreekaantekeningen). Een haalbare termijn heeft zij echter niet opgegeven. [gedaagde] heeft anderzijds niet meer weersproken dat een langere termijn nodig is. De rechtbank zal [Naam X] een termijn van zes weken gunnen. De termijn voor medewerking schuift dan ook met twee weken op tot acht weken.
4.22.
Uit het voorgaande volgt dat de sub 3 en 4 gevorderde veroordelingen toewijsbaar zijn. [Naam X] heeft wel nog aangevoerd (randnummer 80 e.v. van de conclusie van antwoord in reconventie) dat aan deze veroordelingen niet de gevorderde dwangsommen kunnen worden verbonden, althans dat deze op nihil moeten worden gesteld. Daartoe heeft zij erop gewezen dat zij de infrastructuur pas kan laten aanleggen als [gedaagde] het terrein op correcte wijze bouwrijp heeft gemaakt. Dat is op zichzelf juist, maar vormt geen beletsel voor het opleggen van een dwangsom. Ook een voorwaardelijke veroordeling kan met een dwangsom worden versterkt. [Naam X] heeft bovendien geen feiten of omstandigheden aangedragen waaruit kan volgen dat [gedaagde] haar verplichting tot het bouwrijp maken niet correct zal nakomen. Haar vorderingen in reconventie zijn juist mede erop gericht daarvoor de voorwaarden te scheppen. Mocht [gedaagde] in de ogen van [Naam X] ten onrechte aanspraak maken op verbeurde dwangsommen dan kan zij zich tot de rechter wenden.
4.23.
Voor het verbinden van een dwangsom aan de veroordelingen bestaat ook voldoende aanleiding. Niet zonder meer kan worden aangenomen dat [Naam X] zonder prikkel tot nakoming aan de veroordelingen zal voldoen. Mede vanwege de verplichtingen van [gedaagde] jegens de overheid (randnummer 28 van de spreekaantekeningen van mr. Thijssen) heeft zij een voldoende zwaarwegend belang bij stipte nakoming. De hoogte van de gevraagde dwangsom en het maximum daarvan is niet concreet betwist en ook passend. De dwangsommen zullen worden toegewezen als gevorderd.
4.24.
[gedaagde] heeft sub 3 ook gevorderd dat de rechtbank haar zal machtigen om werkzaamheden die [Naam X] dient verrichten om aan haar medewerkingsplicht te voldoen, zelf voor rekening en risico van [Naam X] uit te voeren, zodra de op te leggen dwangsom zal zijn volgelopen. [Naam X] heeft deze vordering niet afzonderlijk betwist. De vordering is klaarblijkelijk gegrond op art. 3:299 BW en zal worden toegewezen.
4.25.
Bij deze stand van zaken heeft [gedaagde] onvoldoende belang bij de sub 2 gevorderde verklaring voor recht. Dat [Naam X] gehouden is toe te staan dat [gedaagde] de betreffende werkzaamheden verricht en dat [Naam X] gehouden is daaraan mee te werken is een voorwaarde voor toewijzing van haar vorderingen sub 3 en 4, maar een verklaring voor recht van deze strekking heeft geen meerwaarde naast de toewijzing van deze vorderingen. De sub 2 gevorderde verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen, zoals [Naam X] in randnummer 12, 13 en 14 van haar conclusie van antwoord in reconventie heeft bepleit.
4.26.
Voor opheffing van de door [Naam X] gelegde beslagen, zoals [gedaagde] in reconventie sub 5 heeft gevorderd, bestaat onvoldoende aanleiding. De vordering tot zekerheid waarvan dat beslag is gelegd zal weliswaar worden afgewezen, maar [gedaagde] heeft geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan dat beslag moet worden opgeheven voordat het van rechtswege op de voet van art. 704 lid 2 Rv zal vervallen.
4.27.
Dan is het in conventie subsidiair gevorderde aan de orde, in de eerste plaats de sub V gevorderde compensatie van € 151.250,00 voor de meer geleverde 1,1 ha grond. De voorwaarden waaronder [gedaagde] deze, klaarblijkelijk op wederzijdse dwaling gegronde vordering in hoofdsom in randnummer 16 van haar antwoordakte in reconventie heeft erkend, zijn vervuld te achten. Uit het voorgaande volgt immers dat de primaire vorderingen van [Naam X] zullen worden afgewezen en dat de vorderingen van [gedaagde] sub III tot en met VI, die in 3.5. zijn vernummerd tot 1 tot en met 4, zullen worden toegewezen, (behoudens de sub 2 gevorderde verklaring voor recht, maar dat is hier niet relevant). De vordering zal daarom worden toegewezen. Voor vermeerdering van dit bedrag met de CPI Consumentenindex heeft [Naam X] geen grondslag gegeven en die bestaat ook niet, nu deze vermeerdering niet in de overeenkomst is voorzien en schade die bestaat in vertraging in de nakoming van een betalingsverplichting wettelijk is gefixeerd op de wettelijke rente. Vergoeding van wettelijke rente vanaf 19 mei 2020, vordering sub VI, is evenmin aan de orde nu [Naam X] niet heeft gesteld waarom [gedaagde] vanaf die datum met de betaling in verzuim is. Ook de sub VII gevorderde schadevergoeding is niet toewijsbaar. Als [gedaagde] door de 1,1 ha te ontgronden al heeft gehandeld in strijd met de ontgrondingsvergunning, dan handelt zij daarmee niet meteen onrechtmatig jegens [Naam X] . Hiervoor is bovendien geoordeeld dat de 1,1 ha aan [gedaagde] is geleverd en dus geen eigendom meer was van [Naam X] toen dit werd ontgrond. [gedaagde] heeft dus geen grond van [Naam X] afgegraven. Het afgraven is dan niet tegenover [Naam X] onrechtmatig te achten. De slotsom hiervan is dat [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling van € 151.250,00, te vermeerderen met de wettelijk rente vanaf de 15e dag na dagtekening van het vonnis tot de volledige betaling. Hetgeen in conventie sub V, VI en VII verder is gevorderd zal worden afgewezen.
4.28.
[Naam X] heeft ten slotte sub VIII een verklaring voor recht gevorderd dat zij is bevrijd van haar verplichtingen zoals in de leveringsakte opgenomen onder ‘BIJZONDERE BEPALINGEN EN BEDINGEN’. Daaraan heeft zij ten grondslag gelegd dat het Castellum niet meer kan worden gerealiseerd conform de tussen partijen gemaakte afspraak, namelijk dat het Castellum minimaal 1 ha zou bedragen (randnummer 38 van de akte eiswijziging van 25 november 2020). Deze vordering is niet toewijsbaar op de hiervoor in 4.10. en verder gegeven gronden.
4.29.
[Naam X] zal in conventie als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat
5.310,00(3,0 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 5.966,00
4.30.
De nakosten zijn op na te melden wijze toewijsbaar. Nu de vordering tot zekerheid waarvan het conservatoire beslag is gelegd zal worden afgewezen bestaat geen aanleiding [gedaagde] in de kosten van dit beslag te veroordelen.
4.31.
[Naam X] zal in reconventie als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 717,00 (3,0 punten × factor 0,5 × tarief € 478,00) aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [Naam X] te betalen een bedrag van € 151.250,00 (éénhonderdéénenvijftigduizend tweehonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [Naam X] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 5.966,00,
5.3.
veroordeelt [Naam X] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 246,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [Naam X] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
verklaart voor recht dat de eigendomsgrens tussen het perceel [2222] en [3333] loopt conform de groene lijn op de kaart die als productie 24 bij de conclusie van antwoord is overgelegd, welke groene lijn overeenstemt met de grens tussen de gronden die op de kaart bij de akte van levering met streep-, dubbele streep- en kruisarcering zijn aangegeven enerzijds en de gronden die met een gebroken streep zijn aangegeven anderzijds,
5.7.
veroordeelt [Naam X] toe te staan dat [gedaagde] de in de akte van levering d.d. 15 maart 2012 onder ‘bijzondere bepalingen en bedingen’ onder 1 bedoelde werkzaamheden verricht, bestaande uit het bouwrijp maken en het slopen en verwijderen van de silo en de verhardingen op het gedeelte van het perceel (thans) kadastraal bekend gemeente Herwen, [sectie X] , [3333] dat op de kaart die als productie 33 aan de antwoordakte in conventie tevens wijziging van eis in reconventie tevens akte overlegging producties van 28 mei 2021 is gehecht roze is (zijnde een deel van het betreffende perceel dat op de kaart bij de akte van levering met gebroken streeparcering is weergegeven), onder andere door daaraan medewerking te verlenen door het betreffende gedeelte van het perceel binnen twee weken na betekening van dit vonnis op te ruimen, de silo te legen en schoon te maken, aan te geven op welk gedeelte van haar perceel de silo en de verharding gedeponeerd mogen worden en vervolgens toe te staan dat eiseres over de percelen die eigendom van gedaagde zijn komt en gaat naar het betreffende gedeelte ten behoeve van genoemde werkzaamheden,
5.8.
veroordeelt [Naam X] om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 50.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [Naam X] hij niet aan de in 5.6. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt,
5.9.
machtigt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat het in 5.7. bedoelde maximum is bereikt, om het betreffende gedeelte van het perceel zelf op te (laten) ruimen, de silo zelf te legen en op te ruimen en zelf te (laten) bepalen waar de silo en de verharding gedeponeerd mogen worden en alles te doen wat nodig is om de werkzaamheden uit te kunnen voeren, een en ander voor rekening en risico van [Naam X] ,
5.10.
veroordeelt [Naam X] om binnen zes weken nadat [gedaagde] de in 5.6. bedoelde werkzaamheden zal hebben uitgevoerd, voor eigen rekening en risico de in de akte van levering d.d. 15 maart 2012 onder 'Plan Castellum’, bedoelde infrastructuur aan te leggen op het gedeelte van het perceel (thans) kadastraal bekend gemeente Herwen, [sectie X] , [3333] dat op de kaart die als productie 33 aan de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie tevens incidentele conclusie van eis tot het treffen van een voorlopige voorziening ex 223 Rv is gehecht roze is (zijnde een deel van het betreffende perceel dat op de kaart bij de akte van levering met gebroken streeparcering is weergegeven), bestaande uit bestratingen, gas, water, elektriciteit en rioleringen, bij gebreke waarvan [Naam X] wordt veroordeeld tot het verlenen van medewerking aan de eigendomsoverdracht om niet van het betreffende gedeelte van het perceel, onder de gebruikelijke voorwaarden en bedingen en op kosten van [Naam X] , binnen acht weken nadat [gedaagde] de onder 5.6. bedoelde werkzaamheden heeft uitgevoerd,
5.11.
veroordeelt [Naam X] om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van € 50.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [Naam X] niet aan een van de in 5.9. uitgesproken hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van € 500.000,00 is bereikt,
5.12.
veroordeelt [Naam X] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 717,00,
5.13.
veroordeelt [Naam X] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [Naam X] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.14.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.15.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2022.