Uitspraak
[appellante],
SWZ,
1.Het geding in eerste instantie
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De beoordeling in hoger beroep
dinsdag 5 juli 2016voor memorie van antwoord.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juni 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding. De huurder, aangeduid als [appellante], was in eerste aanleg veroordeeld tot ontruiming van haar woning wegens geluidsoverlast. De huurder heeft in hoger beroep een incidentele vordering ingediend tot schorsing van de uitvoerbaarheid van het vonnis van de kantonrechter, met het argument dat zij op straat zou komen te staan als de ontruiming zou plaatsvinden. Het hof heeft de incidentele vordering beoordeeld op basis van artikel 351 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof oordeelde dat het vonnis van de kantonrechter niet op een feitelijke of juridische misslag berustte en dat de belangen van de verhuurder, Woningstichting SWZ, bij executie van het vonnis zwaarder wegen dan die van de huurder. De huurder was herhaaldelijk gewaarschuwd voor de overlast die zij veroorzaakte, en de klachten van omwonenden waren substantieel. Het hof heeft de vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid afgewezen, waarbij het belang van de huurder om in de woning te blijven niet opwoog tegen het belang van de verhuurder om de omwonenden te beschermen tegen overlast. De kosten van het incident worden gereserveerd voor de einduitspraak in de hoofdzaak.