2.3.Verweerder heeft de terugvordering als volgt gespecificeerd:
Over april 2020 is het volgende geboekt:
Toegekende norm € 1.052,32
Gekorte alimentatie € 128,38-
Gekorte inkomsten maart € 731,39-
Reservering vakantiegeld * € 16,05-
--------------
Totaal € 176,50
Aflossing vordering € 52,62
Uitbetaald € 123,88
*De netto-inkomsten van € 793,08 inclusief vrijlating en vt = € 731,39 te korten.
Te veel verstrekt:
Inkomsten maart € 731,39
Te veel uitbetaald vakantiegeld € 16,05 (uitbetaald in mei 2020)
Aflossing op vordering € 52,62
Uitbetaald € 123,88+
€ 192,55+
-----------
Totaal € 923,94
3. Eiseres betwist dat er sprake is van een te veel betaald bedrag aan bijstand, en zo er al sprake is van een terugvordering, dan betwist zij de hoogte van het door verweerder teruggevorderde bedrag. Er wordt (veel) meer teruggevorderd dan eiseres aan bijstand heeft ontvangen. Verweerder heeft, ondanks herhaalde verzoeken van eiseres, geen duidelijkheid kunnen geven over de toegekende bedragen aan bijstand. Volgens eiseres heeft verweerder verzuimd om over de maanden februari, maart, april en oktober 2018 de vrijlatingsregeling op een deel van de inkomsten toe te passen.
Beoordeling door de rechtbank
4. Het bestreden besluit heeft betrekking op de verleende bijstand over de maand april 2020. Zoals ter zitting met partijen is besproken valt de door eiseres gestelde onjuist toegepaste vrijlatingsregeling over de maanden februari, maart, april en oktober 2018 buiten de reikwijdte van het bestreden besluit. Dit betekent dat de rechtbank over deze beroepsgrond geen oordeel zal geven.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres met ingang van 1 april 2020 geen recht meer heeft op bijstand. Eiseres heeft verweerder zelf verzocht om de bijstand, gelet op haar vanaf 1 april 2020 toegenomen inkomsten, te stoppen en verweerder heeft het recht op bijstand per deze datum ingetrokken.