ECLI:NL:RBGEL:2022:5156

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
05.173050.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor seksueel misbruik van minderjarige kinderen en bezit van kinderporno

Op 1 september 2022 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van het seksueel misbruiken van twee minderjarige kinderen en het bezit van kinderporno. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, tussen 2000 en 2004, handelingen heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwde minderjarigen, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet hadden bereikt. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als consistent en betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en ander bewijs. De verdachte heeft ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen voldoende waren om tot een veroordeling te komen.

De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden. Daarnaast is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schadevergoeding aan de slachtoffers, die elk € 15.000 aan smartengeld vorderen. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder computers en harde schijven met kinderpornografisch materiaal, aan het verkeer worden onttrokken. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters de ernst van de feiten benadrukten en de impact op de slachtoffers in overweging namen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.173050.21
Datum uitspraak : 1 september 2022
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortejaar 1961] in [geboorteplaats] , wonende aan [adres] .
Raadsman: mr. J.D. Onland, advocaat in Oldenzaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting
van 18 augustus 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2000 tot en met 1 november 2004 te Winterswijk, met de aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortejaar 1996] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het betasten van de borsten en/of vagina van die [slachtoffer 1] en/of het brengen van één of meer van zijn vingers en/of zijn tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en/of het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 januari 2002 tot en met 1 november 2004 te Winterswijk, met de aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] , geboren op [geboortejaar 1999] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het betasten van de penis van die [slachtoffer 1] en/of het brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en/of het laten betasten en/of aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] ;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 4 februari 2021 te Winterswijk en/of Dinxperlo, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal telkens gegevensdragers, bevattende 48 afbeeldingen, te weten een harde schijf ( [merk 1] ) en/of een harde schijf ( [merk 2] ) en/of een Desktop van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft verworven, in bezit gehad
en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het met de/een vinger/hand vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of het met de/een vinger/hand vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt ( [bestandsnaam 1] )
en/of
het met de/een vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
( [bestandsnaam 2] )
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
( [bestandsnaam 3] ).
2.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
[slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) is geboren op [geboortejaar 1996] . [2] [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) is geboren op [geboortejaar 1999] . [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle ten laste gelegde feiten. Daartoe is aangevoerd dat de aangiftes voldoende betrouwbaar zijn en dat er voldoende steunbewijs voor handen is in de vorm van de waarneming van de gemoedstoestand van aangevers, gedragsveranderingen die merkbaar waren voor de pleegouders, bevestiging van de concrete context door de verklaring van verdachte en de signalen uit het verleden, waaronder het studioverhoor, het briefje van [slachtoffer 1] en de politiedossiers uit 2005 en 2009. Tot slot is er volgens de officier van justitie voldoende overeenkomst tussen de verklaringen over de aard en wijze van het misbruik door aangevers, dat de aangiftes over en weer kunnen dienen als schakelbewijs.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde omdat er onvoldoende (steun)bewijs is dat verdachte deze feiten heeft begaan. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de verklaringen van vader en moeder van aangevers onvoldoende betrouwbaar zijn en daarom niet kunnen meewerken aan het bewijs en dat de verklaringen over de emoties van aangevers ook onvoldoende steun bieden. Bovendien kan er geen schakelbewijs worden gebruikt voor de feiten 1 en 2 omdat de verklaringen van aangevers daarvoor te verschillend zijn. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden opgemaakt dat niet is vereist dat het misbruik steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer een verklaring op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Tussen de verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag daarbij geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband. (Vgl. Hoge Raad 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717 en Hoge Raad 23 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094).
Feit 1
[slachtoffer 1] heeft tijdens haar informatief gesprek verklaard dat zij van haar 4e tot haar 8e levensjaar ieder weekend samen met [slachtoffer 2] bij verdachte logeerde. [4] Zij heeft in het verhoor bij de politie verklaard dat zij zonder pyjama moest slapen en dat hij haar toen streelde en dat verdachte aan haar geslachtsdeel zat. [5] Verdachte is toen ook met zijn vingers in haar geslachtsdeel gegaan. [6] Verder heeft zij verklaard dat verdachte op een gegeven moment aan haar geslachtsdeel heeft gelikt en dat dit daarna bijna elk weekend gebeurde dat ze daar waren. [7] Tot slot heeft zij verklaard dat in het laatste jaar dat zij bij verdachte in de weekenden verbleef zij ook het geslachtsdeel van verdachte in haar mond moest nemen. [8]
[slachtoffer 1] heeft in haar aangifte ook verklaard dat verdachte haar een zuigzoen heeft gegeven. [9] Verdachte heeft hier in het verhoor op 4 februari 2021 over verklaard dat het een stoeierij was tussen hem en [slachtoffer 1] en dat hij toen iets te hard op haar armen heeft gekust. [10] Ter terechtzitting heeft hij in gelijke bewoording herhaald dat hij tijdens het stoeien ‘s avonds op een blauwe plek een kus heeft gegeven, maar dat dit te wild ging. [11] Naar het oordeel van de rechtbank geeft de manier van zoenen van [slachtoffer 1] door verdachte de intimiteit van hun contact weer en wat verdachte zichzelf blijkbaar in dat contact toestond en normaal vond.
Getuige [getuige 1] , de moeder van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat de kinderen een periode van 2 à 3 jaar bij verdachte thuis kwamen (
de rechtbank begrijpt: voor de uithuisplaatsing in oktober 2004). [12] Verder heeft zij verklaard dat de kinderen in oktober 2004 uit huis geplaatst zijn. [13]
De verdediging heeft betoogd dat de verklaring van moeder onbetrouwbaar is en niet kan worden gebruikt voor het bewijs omdat deze strijdig zou zijn met de verklaring van de vader van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . De verklaring van getuige [getuige 1] vind echter voor wat betreft de periode steun in de verklaring van [slachtoffer 2] en voor wat betreft de uithuisplaatsing in zowel de verklaring van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Nu de verklaringen elkaar over en weer bevestigen op dit punt acht de rechtbank de verklaring van getuige [getuige 1] voldoende betrouwbaar om deze bij de bewijsbeslissing te betrekken.
[slachtoffer 2] heeft in een studioverhoor in 2005 verklaard dat [slachtoffer 1] bij verdachte in bed lag en dat ze toen “hele rare dingen” deden. [14] [slachtoffer 1] heeft in 2009 in een brief aan haar pleegouders geschreven dat verdachte “een hele vieze enge man” is, dat verdachte foto’s maakte tijdens het douchen, dat zij altijd naakt bij hem in bed moest liggen en dat zij het aan niemand mocht vertellen, omdat hij hen dan zou vermoorden. [15] Verdachte is in 2009 naar aanleiding van de tweede aangifte als betrokkene gehoord. Verdachte heeft toen verklaard dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bij hem in bed hadden geslapen, dat het daarbij was voorgekomen dat zij naakt waren. [16] Verdachte heeft in 2021 bij zijn verhoor bij de politie daarover verklaard dat het wel is voorgekomen dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] naakt bij hem in bed sliepen. [17]
Volgens verdachte heeft alles zich vanaf de zomer van 2003 afgespeeld. [18] [slachtoffer 1] heeft in haar aangifte verklaard dat het seksueel misbruik is begonnen in 2000 en dat zij dit naderhand gehoord heeft. [19] [slachtoffer 2] heeft in zijn aangifte verklaard dat het misbruik plaatsvond in de periode dat hij 3 tot 5 jaar oud was (
de rechtbank begrijpt: na 20 januari 2002). [20] Getuige [getuige 1] , de moeder van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , heeft verklaard dat de kinderen een periode van 2 à 3 jaar bij verdachte thuis kwamen (
de rechtbank begrijpt: voor de uithuisplaatsing in oktober 2004). [21] Verder heeft zij verklaard dat de kinderen in oktober 2004 uit huis geplaatst zijn. [22] Het misbruik is toen gestopt . [23] De rechtbank gaat er, alles bij elkaar overziend, vanuit dat de seksuele handelingen in of omstreeks de periode van 20 januari 2002 tot en met 31 oktober 2004 hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 1] consistent en gedetailleerd heeft verklaard en dat deze aangifte betrouwbaar is, nu deze verklaring op voor de tenlastlegging relevante onderdelen voldoende steun vindt in het studioverhoor van [slachtoffer 2] , de brief van [slachtoffer 1] aan haar pleegouders en de verklaringen van verdachte. In het licht van bovenstaande gaat de rechtbank voorbij aan de herhaalde verklaring van verdachte dat er geen sprake was van seksueel misbruik. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde feit, met inachtneming van hetgeen hierboven is overwogen over de pleegperiode.
Feit 2
[slachtoffer 2] heeft tijdens zijn informatief gesprek bij de politie verklaard dat hij tussen zijn derde en vijfde jaar seksueel is misbruikt door verdachte. [24] Bij zijn aangifte heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij de eerste keer dat het gebeurde onder de douche stond bij verdachte en hij toen de penis van verdachte moest vastpakken en strelen. Ook moest hij de penis van verdachte in de mond nemen. [25] Daarnaast heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij bij verdachte in bed lag en dat verdachte zijn geslachtsdeel vastpakte. [26]
Getuige [getuige 2] , de pleegvader van [slachtoffer 2] , heeft verklaard dat [slachtoffer 2] tegen hem spontaan was begonnen over het likken aan de piemel van verdachte. [27] De pleegvader van [slachtoffer 2] heeft daarnaast verklaard dat [slachtoffer 2] afwijkend gedrag vertoonde toen hij in 2005 bij hen kwam wonen. Zo liet [slachtoffer 2] blijken veel over seks te weten en vertelde dat hij dat bij verdachte heeft gezien. [28] Ook bemerkten zijn pleegouders een gedragsverandering als er een bezoekregeling (contact met ouders) op komst was. Bij deze bezoekregelingen was verdachte ook regelmatig aanwezig. De nacht voor de bezoekregeling van 31 augustus 2005 heeft [slachtoffer 2] plotseling in zijn bed geplast. De nacht voor de bezoekregeling van 12 oktober 2005 stond [slachtoffer 2] ‘s avonds laat boven aan de trap te huilen. Hij schudt en trilt en plast op dat moment in zijn broek. [29] Bij het bezoek van 31 oktober 2005 plast [slachtoffer 2] ook nog in zijn broek tijdens een bezoekregeling. [30] Ook ten aanzien van [slachtoffer 2] geldt dat verdachte in 2009 naar aanleiding van de tweede aangifte als betrokkene is gehoord. Verdachte heeft toen verklaard dat kinderen (
de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]) bij hem in bed hadden geslapen, dat het daarbij was voorgekomen dat de kinderen naakt waren, en dat de kinderen pornoplaatjes op de computer hadden gezien. [31] Verdachte heeft in zijn verhoor in 2021 bij de politie verklaard dat het wel is voorgekomen dat aangevers naakt bij hem in bed sliepen. [32]
Nu [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in dezelfde periode bij verdachte verbleven, gaat de rechtbank, op basis van de hierboven onder feit 1 beschreven bewijsmiddelen en motivering ook bij [slachtoffer 2] ervan uit dat de seksuele handelingen in of omstreeks de periode van 20 januari 2002 tot en met 31 oktober 2004 hebben plaatsgevonden.
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 2] consistent en gedetailleerd heeft verklaard en dat deze verklaring betrouwbaar is, nu deze verklaring op voor de tenlastelegging relevante onderdelen voldoende steun vindt in de verklaring van de getuige [getuige 2] , de verklaring van de pleegouders over het gedrag van [slachtoffer 2] zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen en de verklaring van verdachte. In het licht van bovenstaande gaat de rechtbank voorbij aan de herhaalde verklaring van verdachte dat er geen sprake was van seksueel misbruik. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit, met inachtneming van hetgeen hierboven is overwogen over de pleegperiode.
Feit 3
Bij verdachte heeft op 17 februari 2021 een doorzoeking plaatsgevonden. [33] Daarbij zijn een 40-tal goederen (waaronder verschillende PC’s, gegevensdragers en telefoons) in beslag genomen en onderzocht op de aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal: [34]
Door een verbalisant is vastgesteld dat op een PC, harde schijf van [merk 1] en een harde schijf van [merk 2] afbeeldingen voorkomen die kinderpornografisch zijn volgens de criteria van kinderpornografisch materiaal. Het betreffen 45 foto’s en 3 filmpjes, totaal 48 afbeeldingen. Van dit materiaal is een representatieve doorsnede van vier afbeeldingen samengesteld. Deze afbeeldingen zijn op de PC, harde schijf van [merk 1] en een harde schijf van [merk 2] aangetroffen en in het dossier als volgt omschreven: [35]
Volgnummer 1 in toonmap, bestandsnaam: [bestandsnaam 1]
Op deze foto wordt het lichaam van een minderjarige vaginaal gepenetreerd door een minderjarige met een vinger/hand.
Volgnummer 2 in toonmap, bestandsnaam ( [bestandsnaam 2] )
Op deze foto worden geslachtsdelen met de vinger/hand betast/aangeraakt door een minderjarige.
Volgnummer 3en 4 in toonmap, met bestandsnamen [bestandsnaam 3]
Op deze foto’s wordt geposeerd door minderjarigen, met nadruk op geslachtdelen/borsten en billen, waarbij de minderjarige geheel of gedeeltelijk naakt is, de afbeelding is uitgesneden, er sprake is van een onnatuurlijke omgeving en houding en sadomasochistische elementen aanwezig zijn,
Verdachte heeft ter terechtzitting, kort samengevat, verklaard dat hij de plaatjes en video’s heeft gedownload van een open forum op een Russische site. [36] Verdachte heeft daarnaast bij de politie verklaard dat hij op het open forum op een Russische site zocht naar plaatjes van jonge kinderen en dat daar (
de rechtbank begrijpt: het forum) vroeger wel eens iets opkwam wat niet mocht. [37] Ter terechtzitting heeft verdachte verder verklaard dat hij niet wist dat er kinderporno tussen de gedownloade plaatsjes en video’s zat en dat als hij dat had gezien, hij de bestanden in de vuilnisbak zou hebben gegooid.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij bij het downloaden van de afbeeldingen kinderpornografisch materiaal zou aantreffen. Verdachte heeft immers steeds vanaf zijn computer via dezelfde website afbeeldingen en filmpjes gedownload en gezocht naar plaatjes van jonge kinderen, terwijl hij wist dat er ook zaken op dat forum werden gedeeld met inhoud die naar eigen zeggen niet mocht – waaruit de rechtbank begrijpt dat verdachte wist dat de inhoud daarvan strafbaar was. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het verwerven en voorhanden hebben van kinderpornografisch materiaal.
De rechtbank is op basis van voorgaande van oordeel dat verdachte 48 kinderpornografische afbeeldingen in bezit heeft gehad en zich daar toegang toe heeft verschaft met gebruikmaking van een communicatiedienst.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder de feiten 1, 2 en 3 heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meertijdstippen in of omstreeks de periode van 20 januari 2002 tot en met 31 oktober 2004 te Winterswijk, met de aan zijn zorg
, opleiding ofen waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 1] , geboren op [geboortejaar 1996] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een of meerhandelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het betasten van de borsten en
/ofvagina van die [slachtoffer 1] en
/ofhet brengen van
één of meer vanzijn vingers en
/ofzijn tong in de vagina en
/oftussen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] en
/ofhet brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] ;
2.
hij op
één ofmeer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 januari 2002 tot en met 31 oktober 2004 te Winterswijk, met de aan zijn zorg
, opleiding ofen waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer 2] , geboren op [geboortejaar 1999] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt,
een ofmeer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , te weten het betasten van de penis van die [slachtoffer 1] en
/ofhet brengen van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] en
/ofhet laten betasten en
/ofaftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1] ;
3.
hij op één
of meertijdstip
penin of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 4 februari 2021 te Winterswijk en/of Dinxperlo, althans in Nederland, meermalen,
althans eenmaal telkensgegevensdragers,
bevattende 48 afbeeldingen, te weten een harde schijf ( [merk 1] ) en/of een harde schijf ( [merk 2] ) en/of een Desktop van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken heeft verworven, in bezit gehad
en
/ofzich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en
/ofmet gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit: het met de/een vinger/hand vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of het met de/een vinger/hand vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt ( [bestandsnaam 1] )
en/of
het met de/een vinger/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
( [bestandsnaam 2] )
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s) nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
( [bestandsnaam 3] ).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 2,:
Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
Een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en in bezit hebben met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor de feiten 1 en 2 vrijspraak verzocht en bepleit dat verdachte voor feit 3 een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf zou moeten krijgen met inachtneming van de door de reclassering voorgestelde voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de informatie van de reclassering van 20 januari 2022, het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 2 juni 2022, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft in de bewezenverklaarde periode van 20 januari 2002 t/m 31 oktober 2004 een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangevers. Verdachte heeft hen op meerdere wijzen ernstig seksueel misbruikt; hij heeft hen betast, hij heeft zich laten betasten door hen en hij is hun lichamen seksueel binnengedrongen. Hij heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor het gebeurde en ook ter zitting heeft hij een weinig schuldbewuste houding aangenomen. Verder had verdachte ook nog kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit. Ten aanzien van dat laatste feit heeft de reclassering in haar rapportage opgemerkt dat er – gezien de eerdere veroordeling van verdachte –van een mogelijk delictpatroon sprake is.
De reclassering heeft in haar rapport geconcludeerd dat een zedenbehandeling weinig tot niet effectief zou zijn, omdat de verdenkingen zeventien jaar geleden plaatsvonden en de ontkenning van verdachte van dien mate is dat er dan zeer waarschijnlijk bij de heer [verdachte] in het geval van een behandeling sprake zal zijn van strategische zelfpresentatie en dat betrokkene zal persisteren in zijn ontkenning, waardoor het niet mogelijk zal zijn om met hem b.v. een delictscenario op te stellen. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en toezicht op het vermijden van kinderporno.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde handelingen onder feit 1 en feit 2, de grove inbreuk die dit heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van beide slachtoffers en gelet op de periode waarin dit alles plaatsvond, is naar het oordeel van de rechtbank een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Verdachte heeft het vertrouwen van twee kinderen die aan zijn zorg waren toevertrouwd ernstig beschadigd en zij zullen daar, zoals uit hun slachtofferverklaringen blijkt, de rest van hun leven mee moeten leven.
Weliswaar is er sprake van fors tijdsverloop sinds het plegen van de bewezen verklaarde handelingen, maar de rechtbank heeft daar slechts ten dele rekening mee gehouden gelet op de aard en de gevolgen van het bewezenverklaarde en de ontkennende proceshouding van verdachte. Bij de oplegging van de straf heeft de rechtbank er wel rekening mee gehouden dat de bewezenverklaarde periode anders is dan tenlastegelegd en dan waar de officier van justitie zijn eis op heeft gebaseerd. De rechtbank zal een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden opleggen, omdat zij dit passend en geboden acht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 20.000 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 20.000 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering primair dient te worden afgewezen in het licht van de door haar gevorderde vrijspraak voor feit 1 en 2. Subsidiair heeft zij verzocht de hoogte van de vordering te matigen in het licht van de financiële situatie van verdachte.
Overweging van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank oordeelt ten aanzien van de verschillende benadeelde partijen als volgt.
Het recht op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen ontstaat, gelet op artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, onder meer in geval van aantasting in de persoon door het oplopen van lichamelijk letsel, door schade in zijn eer of goede naam of op andere wijze. De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat met de door verdachte gepleegde ontuchtige handelingen bij benadeelde partijen een ernstige inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partijen, waardoor zij in hun persoon zijn aangetast. Daarbij heeft verdachte het vertrouwen van benadeelde partijen beschaamd en heeft hij misbruik gemaakt van zijn positie waarin aangevers aan zijn waakzaamheid waren toevertrouwd. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen en dat dit letsel moet bestaan uit een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. De Hoge Raad heeft echter ook bepaald dat op dit uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. Hierbij valt met name te denken aan zedenzaken, waarin het strafbare feit een dusdanig ernstige inbreuk vormt op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat dit in zichzelf als een aantasting van de persoon dient te worden beschouwd en reeds daarom een immateriële schadevergoeding (smartengeld) toegewezen kan worden. Het vaststellen van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is dan voor de vergoeding van een dergelijke immateriële schadevergoeding niet nodig.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de normschending, voldoende is onderbouwd dat de benadeelde partijen door het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Naar maatstaven van billijkheid, rekening houdend met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare zaken plegen toe te wijzen, zal de rechtbank de hoogte van de bedragen als volgt vaststellen en toewijzen:
  • € 15.000,- [slachtoffer 1] ;
  • € 15.000,- [slachtoffer 2] .
De rechtbank verklaart benadeelde partijen niet-ontvankelijk voor het meer gevorderde.
Daarnaast zal de rechtbank, om te bevorderen dat de schade wordt vergoed, telkens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment dat de betreffende kosten zijn gemaakt of de betreffende schade daadwerkelijk is geleden, maar stelt vast dat het exact vaststellen van de ingangsdatum en berekenen van de rente een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal daarom ten aanzien van de rente uitgaan van een begindatum die ligt op de eerste datum van de bewezenverklaarde periode.

9.De beoordeling van het beslag

De officier van justitie heeft gevraagd om de volgende inbeslaggenomen voorwerpen te onttrekken aan het verkeer, te weten:
  • ONRBC20662 642212 (Harde schijf);
  • ONRBC20662 642210 (M2 card. SSD card);
  • ONRBC20662 642203 (PC donker grijs).
Namens verdachte is ter zitting verzocht om teruggave van de PC (donker grijs), omdat hij geen geld heeft om een nieuwe te kopen.
De rechtbank stelt voorop dat de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, zoals deze door de officier van justitie voorafgaand aan de zitting aan het dossier is toegevoegd, leidend is voor de (omvang van de) beoordeling van het beslag. Uit deze lijst blijkt dat de rechtbank (alleen) nog dient te beslissen over het strafvorderlijk beslag op bovengenoemde voorwerpen en dat op al deze voorwerpen kinderporno is aangetroffen. De rechtbank zal daarom beslissen dat deze worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Voor wat betreft het verzoek namens verdachte dat ziet op teruggave van de PC, bijvoorbeeld nadat de PC door de politie is opgeschoond, is de rechtbank van oordeel dat dit verzoek een te grote belasting is voor het justitiële apparaat. Ook valt niet uit te sluiten dat verwijderde kinderpornografische afbeeldingen toch nog terug te halen zijn. Om die reden wordt dat verzoek dan ook afgewezen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36b, 36d, 36f, 57, 240b, 244, 248 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen zoals vermeld onder ‘De beoordeling van het beslag’;
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 15.000 aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2002 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 15.000 aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2002 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan immateriële schadevergoeding te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 januari 2002 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 220 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1.[slachtoffer 1]
€ 15.000 110 dagen;
2.[slachtoffer 2]
€ 15.000 110 dagen.
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot immateriële schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.A.J. Abbing (voorzitter), mr. Y.M.J.I Baauw-de Bruijn en mr. G. Edelenbos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. Schoen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 september 2022.
mr. Y.M.J.I Baauw-de Bruijn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019576127, gesloten op 14 juni 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 51.
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , p. 4.
4.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden p. 48.
5.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 60.
6.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 52.
7.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 53.
8.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 54.
9.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 55.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 213.
11.Proces-verbaal onderzoek ter terechtzitting 18 augustus 2022.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 116.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 117.
14.Proces-verbaal van bevindingen p. 30.
15.Bijlage bij proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 77.
16.Proces-verbaal van bevindingen p. 142.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 214.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 218.
19.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 66.
20.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , p. 5.
21.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 116.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 117.
23.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , p. 60.
24.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden p. 1.
25.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , p. 8.
26.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] , p. 10.
27.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] p. 84.
28.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] p. 86.
29.Proces-verbaal van bevindingen p. 162.
30.Bijlage bij het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] p. 88.
31.Proces-verbaal van bevindingen p. 142.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 214.
33.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 343.
34.Proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal p. 345.
35.Proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal p. 351
36.Proces-verbaal onderzoek ter terechtzitting 18 augustus 2022.
37.Proces-verbaal van verhoor verdachte p. 190.