Wat de rechtbank vindt
7. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerde en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Er heeft in verband met COVID-19 een telefonisch spreekuur plaatsgevonden. Hij heeft beschreven dat bij de beoordeling rekening is gehouden met de gegevens in het dossier en wat eiseres hem zelf heeft verteld (anamnese).
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 18 februari 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en hij heeft eiseres gesproken en onderzocht op het spreekuur. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen informatie heeft opgevraagd bij de behandelend sector. De rechtbank stelt voorop dat een verzekeringsarts in beginsel mag varen op zijn eigen oordeel. Raadpleging van de behandelend sector is evenwel nodig in die gevallen waarin een behandeling wordt gegeven of op korte termijn gaat beginnen, en te verwachten is dat hierdoor de mogelijkheden van een betrokkene tot het verrichten van arbeid zullen veranderen. Het vragen van informatie bij de behandelaar kan ook nodig zijn als blijkt dat deze een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen van de betrokkene. De rechtbank verwijst in dit verband naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), zoals de uitspraak van 21 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4988. In het geval van eiseres is geen sprake van een van deze situaties. De verzekeringsarts bezwaar en beroep hoefde dus geen informatie op te vragen bij de behandelend sector van eiseres. 12
.Over de medische informatie die eiseres in beroep heeft opgestuurd, te weten twee behandelplannen van psycholoog Schipperijn met datum 15 februari 2021 en 4 november 2021, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat eiseres op het spreekuur bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 5 januari 2021 nog geen melding had gemaakt van het voornemen tot nadere behandeling in de GGZ. Dat dus kennelijk pas nadien daartoe door eiseres aanleiding werd gezien, maakt volgens hem dat er ten aanzien van de datum in geding van 31 augustus 2020 geen aanleiding bestaat om de weging van de feiten anders te doen uitvallen dan in de heroverweging in bezwaar is verwoord.
13. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen.
De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
14. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres beperkt is vanwege psychische klachten (moeheid, stress en prikkelgevoeligheid) die het gevolg zijn van een jarenlange stresstoestand. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor het persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en in de rubriek werktijden.
15
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 18 februari 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Uit de verkregen gegevens in bezwaar en uit zijn eigen onderzoek komen geen nieuwe medische feiten naar voren die de eerdere aanname over het medisch feitencomplex in een ander daglicht plaatsen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet tegen de achtergrond van objectieve vaststellingen met betrekking tot behandeling en/of medicatie geen aanleiding af te wijken van de medische beoordeling van de primaire verzekeringsarts. Hij is van mening dat door het aannemen van vermindering van de psychische weerbaarheid in de FML ruimschoots tegemoet is gekomen aan de gestelde reactie op het ervaren van stress in het verleden.
16. Eiseres voert aan dat het UWV ten onrechte geen beperkingen heeft aangenomen voor de onlangs gestelde diagnose van PTSS en heeft dat onderbouwd met informatie van de behandeld psycholoog van 15 februari 2021. Eiseres voert aan dat zij waarschijnlijk al voor of op de datum in geding te maken had met klachten en belemmeringen voortkomend uit de diagnose PTSS. Zij stelt zich op het standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de heroverweging ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de beperkingen voortvloeiend uit deze klachten. Eiseres stelt zich op het standpunt dat een urenbeperking had moeten worden toegepast op energetische gronden.
17
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. Hij heeft toegelicht dat er bij het spreekuur op
5 januari 2021 nog geen melding werd gemaakt van het voornemen tot nadere diagnostiek en/of behandeling in de GGZ, en dat kennelijk dus pas nadien daartoe door eiseres aanleiding werd gezien. Dit maakt dat ten aanzien van de datum in geding van 31 augustus 2020 geen aanleiding bestaat om de weging van de feiten anders te doen uitvallen dan verwoord in de heroverweging op bezwaar. De rechtbank ziet geen aanleiding hem niet te volgen.
18. Eiseres voert aan dat de bezwaargrond omtrent een urenbeperking niet aan de orde is gekomen tijdens de hoorzitting. Daardoor is de medische rapportage onzorgvuldig tot stand gekomen, dan wel onvoldoende gemotiveerd. Eiseres vindt dat er een urenbeperking moet worden aangenomen op energetische gronden. Daarbij moet volgens eiseres ook worden onderzocht of er sprake is van verminderde beschikbaarheid als gevolg van de behandeling.
19. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 18 februari 2021 aangegeven dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van de beoordeling van de primaire verzekeringsarts. Er moet op datum in geding worden uitgegaan van vermoeidheid waarvoor geen fysiek verklarende afwijkingen konden worden vastgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft ook toegelicht dat er op datum in geding voor de stress gerelateerde klachten nog geen andere behandeling was ingezet dan gesprekken met een natuurgeneeskundig therapeut, naast behandelingen voor lichamelijke klachten van hypermobiliteit bij Mensendieck en een manueel therapeut.
20. De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom er geen indicatie is voor het vaststellen van een urenbeperking . De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 18 februari 2022 toegelicht dat dat de verkregen gegevens in de bezwaarprocedure geen ander daglicht werpen op het medisch feitencomplex. Er dient volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep worden uitgegaan van vermoeidheid waarvoor geen fysiek verklarende afwijking kon worden vastgesteld en voor de stress gerelateerde klachten was nog geen andere behandeling ingezet dan gesprekken met een natuurgeneeskundig therapeut. De rechtbank kan deze toelichting volgen.
21. Eiseres vindt dat de rechtbank een medisch deskundige moet benoemen, omdat er twijfel is ontstaan ten aanzien van de juistheid van het bestreden besluit.
22
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende onderbouwd waarom de medische stukken die eiseres heeft toegestuurd niet tot meer of andere beperkingen leiden. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank wijst het verzoek om een deskundige te benoemen dan ook af.
23. Eiseres stelt dat zij zelf niet in staat is een onafhankelijk contra-expertise te bekostigen. Zij is om die reden van mening dat zij in haar rechtspositie is achtergesteld. Verder wijst eiseres erop dat de Raad aangeeft dat equality of arms gewaarborgd is als een rechtszoekende de mogelijkheid heeft om zelf medische informatie in het geding te brengen. Dat vindt zij een nogal eigenaardige uitleg, omdat dezelfde Raad zich op het standpunt stelt dat beperkingen alleen door verzekeringsartsen kunnen worden vastgesteld en niet door andere medici. Het is dus nog steeds de verzekeringsarts die de vertaalslag moet maken van diagnose naar beperkingen. Er bestaat daarbij nadrukkelijk geen equality of arms.
24. De rechtbank is het niet eens met eiseres. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is het de uitsluitende taak van de verzekeringsarts van het UWV om de beperkingen van verzekerden in kaart te brengen en vast te leggen in een FML. Uit de uitspraak van de Raad van 24 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1530) blijkt ook dat stukken met medische informatie naar hun aard geschikt zijn om twijfel te zaaien aan het oordeel van het UWV. De Korošec-jurisprudentie laat dus onverlet dat, ook al is het de verzekeringsarts die de vertaalslag moet maken van diagnose naar beperkingen, een betrokkene met medische gegevens twijfel kan zaaien aan het standpunt van die verzekeringsarts. Die gegevens hoeven niet afkomstig te zijn van een verzekeringsarts, maar kunnen ook stukken van de behandelend artsen of van andere relevante deskundigen zijn. Als die stukken voldoende twijfel zaaien, zal dat voor de rechtbank reden zijn om een onafhankelijk deskundige in te schakelen. De beroepsgrond met betrekking tot equality of arms slaagt niet. De arbeidskundige beoordeling
25. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de voor de schatting gebruikte functies in twijfel te trekken.
26. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op
31 augustus 2020 met de middelste van deze functies 74,96% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als communicatieadviseur zodat eiseres voor de overige 25,04% arbeidsongeschikt is.