ECLI:NL:CRVB:2015:4988
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die zich op 7 november 2011 ziek meldde vanwege lage rugklachten, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat hem met ingang van 4 november 2013 geen recht op een WIA-uitkering toekende, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard.
In hoger beroep voerde appellant aan dat de onderzoeken door de verzekeringsartsen van het Uwv onvoldoende zorgvuldig waren en dat er geen nadere medische informatie was opgevraagd bij zijn behandelende specialisten. Hij stelde dat zijn beperkingen voor het verrichten van arbeid waren onderschat en dat onvoldoende rekening was gehouden met zijn rug-, huid-, long- en psychische klachten, evenals de bijwerkingen van zijn medicijngebruik.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht geen twijfels had aan de zorgvuldigheid van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. De verzekeringsarts had appellant grondig onderzocht en het dossier bestudeerd, inclusief medische informatie van zijn huisarts en specialisten. De Raad concludeerde dat er geen reden was om aan de vastgestelde belastbaarheid van appellant te twijfelen, zoals weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellant in medisch opzicht in staat was de werkzaamheden te verrichten die verbonden waren aan de aan de schatting ten grondslag gelegde functies.
De Centrale Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat het hoger beroep van appellant niet slaagde. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten, en de uitspraak werd openbaar gedaan.