ECLI:NL:RBGEL:2022:4223

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
4 augustus 2022
Zaaknummer
ARN - 21 _ 1636
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres A en het UWV over de beëindiging van de WIA-uitkering. Eiseres, die als interieurverzorgster werkte, had zich in 1999 ziekgemeld vanwege psychische en fysieke klachten. Het UWV beëindigde haar uitkering per 25 september 2020, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het UWV onvoldoende had gemotiveerd waarom haar uitkering werd beëindigd. Ze voerde aan dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met haar klachten en dat de geduide functies niet passend waren.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten dat eiseres per 25 september 2020 geen recht meer had op een WIA-uitkering. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige voldoende rekening hadden gehouden met de beperkingen van eiseres. De rechtbank vond dat eiseres niet had aangetoond dat de rapporten niet aan de vereisten voldeden. Bovendien oordeelde de rechtbank dat de functies die aan eiseres waren geduid, passend waren, ondanks haar bezwaren over het opleidingsniveau en de belastbaarheid.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het UWV opgedragen het griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden. Daarnaast heeft de rechtbank het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: 21/1636

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiseres A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: mr. L. van Etten),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van 24 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 25 september 2020 beëindigd.
Met het besluit van 9 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op een Skype-zitting van 18 juli 2022. Eisers was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk. Verweerder heeft zich met voorafgaand bericht niet laten vertegenwoordigen.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als interieurverzorgster. Zij heeft zich op 23 maart 1999 wegens (psychisch bepaalde) fysieke klachten en psychische klachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Eiseres had een WAO-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van
80-100%. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 100% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarom vastgesteld op 0%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan de WAO-uitkering van eiseres niet worden voortgezet.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen in grote lijnen juist vastgesteld. Hij heeft de FML op enkele aspecten aangepast. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep andere functies geduid dan de arbeidsdeskundige, maar de conclusie blijft dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Eiseres meent dat er sprake is van een motiveringsgebrek omdat het UWV niet heeft gemotiveerd om welke reden twijfel bestond over de verstrekte gegevens.
6. Eiseres is tevens van mening dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met haar opmerkingen over het rapport van Ergatis. Ook stelt eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met haar fysieke klachten. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een rapport ingediend van het Medisch Expertise Centrum, opgesteld door
M. Kazemier, arts/ psychiater n.p.
7. Ten aanzien van de geduide functies voert eiseres aan dat deze functies niet passend zijn gezien haar belastbaarheid en het vereiste opleidingsniveau. Tot slot voert eiseres aan dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de verkeerde indexering heeft toegepast.

Waarover het gaat in deze zaak

8. De vraag is of het UWV terecht de WAO-uitkering van eiseres per
25 september 2020 heeft beëindigd omdat eiseres voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op
25 september 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres per
25 september 2020 geen recht meer heeft op een WAO-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
10. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.

De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen

11. De verzekeringsarts heeft een expertise laten verrichten door twee psychiaters en een psycholoog van Ergatis. Hij heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd en hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. Tevens heeft hij medische stukken opgevraagd bij de huisarts. De verzekeringsarts heeft beschreven dat eiseres -zoals is gebleken uit het onderzoek van Ergatis- lichte tot matige beperkingen heeft in het omgaan met stressoren. In verband hiermee heeft de verzekeringsarts beperkingen aangenomen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 17 januari 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft hij eiseres gesproken op de hoorzitting en eiseres onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat de verzekeringsarts in grote lijnen voldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is wel van mening dat er extra beperkingen aangenomen moeten worden, die hij in de gewijzigde FML heeft opgenomen.
Hij heeft ook gereageerd op de door eiseres in beroep ingebrachte rapport van het Medisch Expertise Centrum.
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoet.
14. Eiseres heeft aangevoerd dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd wat de reden is van het onderzoek door Ergatis. De rechtbank merkt op dat het UWV het recht heeft om op ieder gewenst moment een herbeoordeling te verrichten. In zo’n geval is het aan het UWV om te bepalen of zij ook een onafhankelijk expertisebureau willen raadplegen en daarvoor is geen motivering nodig. Het UWV heeft overigens in het verweerschrift geschreven dat de herbeoordeling heeft plaatsgevonden omdat de destijds verstrekte informatie van de behandelaar vragen heeft opgeroepen.
De medische beoordeling
15. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat er geen sprake is van een ernstig belemmerende psychiatrische stoornis, maar wel van een verminderde stressbelastbaarheid. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren. Ook heeft de verzekeringsarts aangenomen dat eiseres beperkt is ten aanzien van het verrichten van zwaar werk. Zo mag eiseres niet frequent zwaar tillen, niet langdurig of heel hoogfrequent met hoog geheven armen werken, dient zij langer of frequent staande gebogen houding te vermijden en is zij licht beperkt voor het lang plaatsgebonden stilstaan. Voor een urenbeperking ziet de verzekeringsarts geen reden.
16. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 17 januari 2021 geconcludeerd dat de verzekeringsarts in grote mate voldoende rekening heeft gehouden met de belastbaarheid van eiseres met inachtneming van de aanwezige medisch objectiveerbare klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert dat er wel verdergaande beperkingen aangenomen moet worden voor het persoonlijk en sociaal functioneren. Zo dient eiseres gezien de geschatte beneden gemiddelde intelligentie aangewezen te worden op routine-afhankelijk werk. Ook conflicthantering is licht beperkt. Verder acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep -wegens verminderde stressbestendigheid- eiseres op preventieve gronden beperkt voor het nacht- en structureel overwerk.
17. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met de bezwaren van eiseres omtrent het rapport van Ergatis. Eiseres stelt dat er geen rekening is gehouden met de bevindingen en diagnoses op basis van de onderzoeken door de eerdere behandelaars en verzekeringsartsen.
18. De rechtbank merkt op dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet alleen het rapport van Ergatis heeft meegenomen in zijn heroverweging, maar ook onder andere de brief van de huisarts, orthopedisch chirurg, psycholoog en psychiater Ipsy, fysiotherapeut, GZ-psycholoog, psychiater Güner en de medische stukken uit 2005. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook zelf een medisch onderzoek verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat hij geen medische grondslag ziet voor de beperkingen die in 2005 zijn aangenomen. Bovendien is de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet verplicht om de verschillen van de belastbaarheid tussen het onderzoek van 2005 en het onderzoek van nu te motiveren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep dient in een herbeoordeling te motiveren wat de huidige objectiveerbare klachten zijn die leiden tot de huidige beperkingen. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen.
19. Eiseres voert tevens aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met haar fysieke klachten. Eiseres geeft aan dat er geen rekening is gehouden met haar rugklachten, bronchitis/astma klachten en vermoeidheidsklachten. Eiseres verwijst hierbij naar het dossier van de huisarts, waarin is opgenomen dat de pijnklachten toenemen. Tevens heeft eiseres ter onderbouwing een rapport ingediend van het Medisch Expertise Centrum, opgesteld door M. Kazemier. Hij is tot de conclusie gekomen dat er sprake is van persistent depressieve stoornis en posttraumatische stress stoornis. Hij adviseert de verzekeringsarts bezwaar en beroep op aanvullende beperkingen aan te nemen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren en werktijden.
20. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 11 juni 2022 gereageerd op het rapport van het Medisch Expertise Centrum. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt allereerst dat het rapport niet is opgesteld door een psycholoog/psychiater, maar door een arts, terwijl het onderzoek van Ergatis is verricht door (onder andere) twee psychiaters. Onder andere gezien deze omstandigheid hecht hij meer waarde aan het rapport van Ergatis. Bovendien overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de beperkingen die door het Medische Expertise Centrum worden voorgesteld al grotendeels zijn opgenomen in de FML. De beperkingen die niet zijn aangenomen – onder andere samenwerken, klantcontacten, emotionele problemen hanteren – zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het geval van eiseres niet van toepassing. Immers worden deze beperkingen aangenomen indien er sprake is van onder andere rigide persoonlijkheidstrekken, psychose en verstoord contact met anderen. Nu dit niet het geval is bij eiseres, ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om de voorgestelde beperkingen aan te nemen. Tot slot overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen onderbouwing is voor de door de medisch adviseur voorgestelde urenbeperking, nu er noch cognitieve functionele belemmeringen, noch een energieverlies vast te stellen zijn. De rechtbank kan deze motivering volgen en vindt deze motivering voldoende en begrijpelijk. Gelet hierop ziet de rechtbank ook in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
De arbeidskundige beoordeling
Geduide functies
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan doen. Het gaat om:
- (111 160) Textielproductenmaker (exclusief vervaardigen textiel);
- (111 190) Inpakker (handmatig);
- (111 220) Medewerker intern transport.
22. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op
25 september 2020 met de middelste van deze functies 89,67% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als interieurverzorgster, zodat eiseres voor de overige 10,33% arbeidsongeschikt is.
23. Eiseres voert aan dat zij de geduide functies niet kan verrichten wegens de belastbaarheid. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 17 januari 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
24. Over de functies met SBC code 111220 en 264122 stelt eiseres dat zij deze functies niet kan verrichten wegens de vereiste opleidingsniveau. Eiseres voert aan dat zij opleidingsniveau 1 heeft, maar dat de functies opleidingsniveau 2 vergen. Hierbij verwijst eiseres naar de uitspraak van 21 augustus 2019. [1] De rechtbank merkt op dat de uitspraak waar eiseres naar verwijst niet past bij haar situatie. Immers stond in deze uitspraak centraal dat de betrokkene het basisonderwijs niet had afgerond en er bovendien geen aanknopingspunt aanwezig was om aan te nemen dat betrokkene heeft leren lezen, schrijven en rekenen op einde-basisschoolniveau. Aangezien eiseres wel het basisonderwijs heeft afgerond en zij naar eigen zeggen goed heeft leren lezen en schrijven [2] , kan haar situatie niet gelijkgesteld worden met de situatie in deze uitspraak. Zoals het UWV ook in het verweerschrift heeft vermeld wordt volgens vaste jurisprudentie opleidingsniveau 2 aangenomen indien men kan lezen, schrijven en rekenen op einde-basisschoolniveau. Een afgeronde basisschoolopleiding en eventueel enkele jaren werkervaring wordt als een indicatie gezien van opleidingsniveau 2. Dat eiseres de Nederlandse taal niet beheerst hoeft in beginsel niet in de weg te staan voor het uitoefenen van deze functies. Ook met beperkte lees- en taalvaardigheid in de Nederlandse taal zou het vervullen van eenvoudige productiematige functies mogelijk moeten zijn. [3] Uit de functiebeschrijvingen van de geselecteerde functies komt naar voren dat geen groot beroep wordt gedaan op de beheersing van de Nederlandse taal. Het betreft eenvoudige en routinematige functies, waarvan de instructies ook mondeling gegeven kunnen worden. Daarnaast blijkt uit het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van 3 maart 2020 dat eiseres enigszins Nederlands verstaat en enkele keren ook eenvoudige Nederlandse antwoorden kan geven. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om opleidingsniveau 2 onjuist te achten.
Indexering
25. Eiseres voert aan dat de arbeidskundige (en later ook arbeidsdeskundige bezwaar en beroep) in zijn rapport een foutief loonindexcijfer heeft gebruikt. Eiseres stelt dat het loonindexcijfer van juli 2020 (118,6) gebruikt moest worden, terwijl de arbeidsdeskundige 117,2 heeft gebruikt. Volgens artikel 8 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten blijkt dat het eerst-gepubliceerde loonindexcijfer gebruikt moet worden dat uiterlijk ten tijde van het arbeidsdeskundige onderzoek is gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistieken. Het arbeidsdeskundig rapport is opgesteld op 22 juli 2020. Het Centraal Bureau voor de Statistieken publiceert pas nadat de maand is afgelopen de cijfers over de desbetreffende maand. Dit betekent dat de arbeidsdeskundige op het moment van zijn arbeidsdeskundig onderzoek niet beschikte over het loonindexcijfer van juli en dus ook niet het loonindexcijfer van 118,6 had kunnen gebruiken. De rechtbank merkt echter op dat de arbeidsdeskundige loonindexcijfer van mei (117,2) heeft gebruikt, terwijl hij het loonindexcijfer van juni (117,5) had moeten gebruiken. Dit tast echter het bestreden besluit niet aan, omdat ook met toepassing van het juiste loonindexcijfer het arbeidsongeschiktheidspercentage minder dan 35% blijft. Dat betekent dat de motivering van het bestreden besluit niet helemaal juist is. De rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) passeren, nu eiseres hier niet door is benadeeld.

De conclusie van de rechtbank

26. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Het UWV heeft de WAO‑uitkering van eiseres terecht per 25 september 2020 beëindigd, omdat zij minder dan 35% is.
27. In de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten van eiseres in beroep. Deze kosten worden begroot op € 1.518,- voor verleende bijstand [4] en € 49 voor het betaalde griffierecht. De rechtbank ziet geen aanleiding om de kosten van het rapport van het Medisch Expertise Centrum te vergoeden. De rechtbank merkt op dat het gebrek -gebruik van onjuist loonindexcijfer- losstaat van de kosten van het rapport en het rapport heeft geen rol gespeeld bij de toepassing van artikel 6:22 Awb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan op 3 augustus 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Deve, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Zie p. 9 van het onderzoeksrapport Ergatis.
4.Een punt voor het indienen van een beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 759,- per punt en een wegingsfactor 1.