Uitspraak
1.Inleiding; waar gaat het in deze zaak om?
2.De procedure
3.De feiten
In bovengenoemd salaris is een vergoeding voor eventuele overuren reeds opgenomen.
Tweede officiële waarschuwing. Daarin staat onder meer:
Derde officiële waarschuwing
4.Het verzoek en het verweer
…) Regarding the test result, we kindly ask [verweerder] team to check the oven soon. Due to (1) the temperature couldn’t reach the target temperature and we couldn’t run the painting line this moment. (2) Powder coating oven temperature rise problem (…).Vervolgens heeft er tussen 4 en 6 januari 2022 een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen [naam collega 1] , [naam collega 2] en [naam klant] , met cc aan [verzoeker] , waaruit [verzoeker] kon opmaken dat de problemen werden opgepakt ( [verzoeker] had nog vakantie). Uit de grafiek met testresultaten van 4 januari 2022 blijkt volgens [verzoeker] dat de ovens wel degelijk op temperatuur kwamen. Alleen de werkelijke temperatuurinstelling (de offset) moest nog door [naam bedrijf] worden verricht. Dat probleem was na één telefoontje van [naam collega 2] aan [naam bedrijf] opgelost. Aan [verzoeker] , die niet eindverantwoordelijk was voor het project, is ook nooit gemeld dat de lakstraat al op 21 december 2021 definitief moest worden opgeleverd en hij is tussen 22 december 2021 en 9 januari 2022 ook niet direct benaderd door [verweerder] om navraag te doen over de status van dat project. De werkzaamheden waren nog niet afgerond. [verzoeker] betwist ook dat hij bij dat project werkinstructies niet zou hebben opgevolgd, hetgeen ook niet is onderbouwd door [verweerder] . Van een dringende reden om hem op staande voet te ontslaan is dan ook geen sprake, aldus [verzoeker] .
5.De beoordeling
dat alles in orde was en dat alles naar behoren werkt. Dat gaf, aldus vervolgt [naam collega 2] in zijn verklaring,
(…) mij het vertrouwen dat het allemaal voor elkaar was, zodat onze klant [naam klant] op 4 januari productie kon draaien. Voorts brengt [verweerder] een e-mail van 13 april 2022 van [naam collega 1] aan mevrouw [naam office manager verweerder] (office manager van [verweerder] ) in het geding. [naam collega 1] verklaart in die e-mail het volgende:
Geachte lezeres/lezer; door deze verklaard ondergetekende de brief van [naam collega 2] gedateerd 11-04-2022 gelezen te hebben. Ik ben het met deze inhoud eens.
hij de lakstraat bij [naam klant] had ingeregeld, correct had opgeleverd en dat deze correct functioneerde bij zijn vertrek. [verzoeker] stelt dat hij dat niet heeft gezegd en dus niet heeft gelogen.
hij de lakstraat bij [naam klant] had ingeregeld, correct had opgeleverd en dat deze correct functioneerde bij zijn vertrek. Zeker gelet op het uitgebreide verweer van [verzoeker] , zoals hiervoor samengevat weergegeven (ro. 4.2.) had van [verweerder] een deugdelijke onderbouwing van haar stelling omtrent het beweerdelijke liegen verwacht mogen worden. Aan een bewijsopdracht ter zake wordt dan ook niet toegekomen, nog daargelaten dat [verweerder] ter zake geen gespecificeerd bewijsaanbod heeft gedaan.
overeengekomenvariabele looncomponenten bij de berekening meegenomen. Uit het vonnis blijkt dat [verzoeker] als hij in het buitenland bij klanten werkzaam was, telkens een aanzienlijk overuren maakte en het maken van die overuren inherent was aan de op dat moment te verrichten werkzaamheden en aldus deel uitmaakten van zijn functie. Dat brengt met zich dat, ondanks dat de uitbetaling van overuren tussen partijen niet overeengekomen is, de werkzaamheden waaraan zij direct zijn verbonden, zijn wel overeengekomen. Derhalve brengt een redelijke uitleg met zich dat ook de overuren genoemd in het vonnis naar rato moeten worden meegenomen bij de berekening van de transitievergoeding.
(….) eerst onze wedstrijd uitspelen dan ….
betrokken. De Hoge Raad spreekt niet over
aftrekken. Aftrekken zou er ook feitelijk toe leiden dat de betrokken werknemer per saldo ‘enkel’ de billijke vergoeding krijgt. Voor aftrekken is ook geen steun in de parlementaire geschiedenis te vinden. Dat laat onverlet dat onduidelijk is wat begrepen moet worden onder ‘het betrekken van de transitievergoeding’ bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding. In het onderhavige geval ziet de kantonrechter aanleiding de transitievergoeding, zijnde een bedrag van € 53.033,- bruto, in enige mate bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding te betrekken. Het is aannemelijk is dat [verzoeker] (een substantieel deel van) de transitievergoeding zal willen of moeten gebruiken voor transitiekosten (outplacement/bijscholing). Voor het overige zal deze grotendeels dienen als compensatie voor het ontslag, het verlies van zijn baan en derhalve mede als compensatie van zijn inkomensschade.