Uitspraak
- het tussenvonnis van 7 oktober 2020
- het deskundigenbericht
- de conclusie na deskundigenbericht van [eiser]
- de antwoordconclusie na deskundigenbericht van [gedaagde]
- de akte van [eiser]
- de akte uitlating producties van [gedaagde] .
Huidige klachten:
Er werden adviezen gegeven ten aanzien hiervan namelijk een gemiddelde slaapduur van 9 uur per etmaal. Het advies wordt gegeven om slapen overdag zo veel mogelijk te vermijden. Bij overprikkeling geniet een ontprikkelmoment of een rustmoment de voorkeur op slapen overdag. Na een korte nachtslaap, bijvoorbeeld als hij in het weekend weggaat kan een siesta s'middags van maximaal 1,5 uur gedaan worden. Belangrijk is om het tijdstip van opstaan tijdens weekdagen en weekenddagen met niet meer dan 2 uur te laten variëren.De resultaten van de onderzoeken werden uitgebreid met betrokkene en zijn moeder besproken. Moeder en betrokkene hebben aangegeven dat het duidelijk was en dat ze met de adviezen verder kunnen.”
Medisch eerder verrichte expertises
Commentaar door ondergetekende op de neurologische expertise verricht door collega [naam arts] , verricht op 2 september 2015:
wordt de neurologische diagnose losgelaten. Er wordt dan uitgegaan van de AMA 6de editie tabel 13.8 bladzijde 331 klasse 1 tot 2 hetwelk overeenkomt met 10 tot 15%. Ook bij het hanteren van de richtlijnen van de NvN laat collega [naam arts] de neurologische diagnose welke hooguit een LTH betreft en geen contusio cerebri los en komt op een waardering voor neurocognitieve stoornissen aangetoond middels het neuropsychologisch onderzoek en gaat er dan weer stilzwijgend vanuit dat dit dan het gevolg zou zijn van een contusio cerebri en komt dan uit op een percentage van 14%,
Het is echter zo dat de vereniging voor neurologie aan een LTH geen percentage functionele invaliditeit toekend daar de klachten verbleken binnen 6 maanden en er in een optimale conditie dus geen klachten meer zijn. Verder benoemt collega [naam arts] nog dat het risico op het ontwikkelen van een posttraumatische epilepsie hier klein is. Dit risico lijkt me hetzelfde risico als dat van een ieder zonder epilepsie daar er hier immers geen de schedel penetrerende verwonding heeft voorgedaan en er zelfs geen contusio cerebri heeft gespeeld. Verder is er inmiddels bijna 10 jaar verstreken. Slaaptekort daarentegen kan een aanval van epilepsie triggeren ook bij iemand die geen epilepsie aanleg heeft.
Er is geen ondubbelzinnig MRI correlaat gevonden voor de aangetroffen cognitieve beperkingen. De hier beschreven aandachtstoornissen komen overeen met de langere termijn gevolgen van traumatisch letsel (Ownsworth et al 2008; Skandsen et al 2008; Gray 2000; Bigler en Stem 2014. Er is een duidelijke knik/breuk in de ontwikkeling na de mishandeling. Hij is gestopt met volleybal en dat is voor hem zeer emotioneel. Overeenstemmend met de conventie van Cohen 1977 kunnen effecten worden uitgedrukt in de standaard afwijking. Effecten vanaf ¾ SD worden gezien als groot en "with significant effects in daily life". De verwerkingssnelheid scoort 16 punten lager hetgeen met een standaarddeviatie score van 15 gezien wordt als > 1 SD. De effecten zijn daarom als ernstig te karakteriseren. De gevolgen hebben geleid tot een daling van HBO naar een nog niet afgerond MBO-4. HBO was haalbaar getuige de NIO toets (alternatief voor CITO)
Commentaar door ondergetekende op de neuropsychologische expertise verricht door prof. [naam arts] verricht op 4 januari 2016:
De betrouwbaarheidsintervallen in acht genomen dan is het laagst mogelijk gemeten IQ 105 en de hoogst gemeten centrale verwerkingssnelheid 104.Vanuit de mediane ST is dit net iets meer dan 1 SD met 16 punten verschil 15 +1. De effecten worden daarom als ernstig gezien (
Opmerking van ondergetekende hetgeen dus discutabel lijkt) maar er wordt niet naar een andere verklaring dan een cerebraal traumatische verklaring gezocht. Hetzelfde kan ook gebeuren bij slaaptekort. De zogenaamde knik ontstaan na de mishandeling met een zakken van HBO naar niet voltooid MBO nivo had zich al eerder na schooljaar 2010-2011 voorgedaan met de overgang van 1 HAVO naar 2 MAVO en is niet aan ongevalsgevolgen te wijten
Niet medische, didactische informatie:
40 lesuren geoorloofd verzuim en 4 lesuren ongeoorloofd verzuimover naar 2 VMBO g/t (gemengd theoretisch)
57 lesuren geoorloofd verzuim en 13 lesuren ongeoorloofd verzuimover naar 3 VMBO g/t
402 lesuren geoorloofd verzuim en 7 lesuren ongeoorloofd verzuimover naar 4 vmbo tl
151 lesuren geoorloofd verzuim en o lesuren ongeoorloofd verzuim
Examen behaald op 12 juni 2014
Hierbij is zijn rooster aangepast op zijn inspanningstolerantie en voor iedere 10 weken wordt een aangepast rooster gemaakt. Voor stage zijn de voorwaarden als volgt: een beperking in het aantal uren, beperkte geluidsbelasting, en een beperking van fysieke activiteiten
De richtlijnen van de NvN (Nederlandse vereniging voor Neurologie) NVN
uitgezonderd oppervlakkig letsel in het aangezicht,wordt gedefinieerd als traumatisch hoofdletsel.
Licht traumatisch hoofd/hersenletsel(LTH) worden de volgende criteria gehanteerd:
Het is de vraag of er hier wel sprake is geweest van een hoofdletsel daar het gaat om een aangezichtstrauma van het aangezicht.Betrokkene vertelt en er staat ook medisch gedocumenteerd dat er tot drie maal toe een vuistslag links van het oog gegeven was en er wordt niet aangegeven dat hij op het hoofd geslagen is. Verder is duidelijk dat er geen retrograde en ook geen duidelijke posttraumatische amnesie heeft gespeeld en dat betrokkene een mogelijk kortdurende amnesie heeft doorgemaakt van 10-15 minuten en dat hij al die tijd was blijven staan. Er was dus geen bewusteloosheid. Verder was er bij het neurologisch onderzoek bij de HAP een maximale EMV score van 15, zodat er werd besloten tot een wekadvies in de thuissituatie. Bij een LSH is het gebruikelijk dat bij kinderen altijd met de dienstdoende neuroloog wordt overlegd. Het feit dat dit niet gebeurde is passend bij de gedachte dat er hier geen sprake. Het zogenaamde interval na het trauma waarin betrokkene nog in staat was geweest te volleyballen is eerder passend bij een doorgemaakt aangezichtsletsel en niet bij een LSH.”
Achtergrond betreffende terminologie
traumatisch hoofd, schedel- en hersenletselworden veelvuldig naast en door elkaar gebruikt. Alle hebben betrekking op het gevolg van direct contact met het hoofd en/of acceleratie-deceleratie van het hoofd. Hoewel de term
Mild Traumatic Brain Injuryinmiddels internationaal gebruikelijk is, bestaat er nog geen universeel geaccepteerde definitie op basis van gevalideerde diagnostische criteria. In Nederland werd de term
commotio cerebrivaak gebruikt maar in 2001 werd de term
licht schedelhersenletselgeïntroduceerd. Hiermee werd letsel aan het hoofd
met en
zondertekenen van licht hersenletsel als gevolg van bovenstaand mechanisme bedoeld. De term
schedelletseldekt hierbij dus niet de hele lading; beter kan worden gesproken over
hoofdletsel.
Commentaar van ondergetekende
5.1 Na trauma persisterende syndromen
Voor deze klachten is tot op heden nooit een substraat gevonden en de klachten vertonen een grote overeenkomst met andere syndromen zonder aanwijzingen voor een aandoening van het zenuwstelsel, zoals het postwhiplash-syndroom of het chronische vermoeidheidssyndroom.
hieraan geen functieverlies kan worden verbonden. Dit standpunt is conform AMA-6. De werkgroep acht het wel denkbaar dat hiervan in bepaalde gevallen op grond van moderne onderzoekstechnieken zal moeten worden afgeweken. Hiervoor dienen dan overtuigende argumenten te bestaan. Beoordeling dient dan volgens hoofdstuk 3 te geschieden.
symptoomvaliditeitstestsin het onderzoek. Deze laatste kwaliteitseis wordt tevens aangegeven in AMA-6. De neuropsycholoog zal op grond van onderzoek aan de hand van deze criteria een beoordeling moeten geven over de validiteit van het neuropsychologisch onderzoek.
afwijkende testresultaten kunnen behalve door hersenbeschadiging ook worden teweeg gebracht doorandere oorzaken, zoals medicijngebruik, tijdelijke of chronische stoornissen in het lichamelijk functioneren, preoccupaties van emotionele aard of de wens tot het verkrijgen van erkenning van de klachten.
Het zal dan aan de neuroloog zijn de aard daarvan vast te stellen.
verergering van preëxistente aandoeningen. Zelfs indien de behavioural sleepdisorder al voor het ongeval duidelijk aanwezig was dan nog is een verergering hiervan na het doorgemaakte trauma van 7 december 2012 medisch niet te begrijpen en valt dus niet uit te leggen. In principe is een behavoural sleepdisorder een behandelbare aandoening en het ligt dan aan betrokkene hoeveel inzet hij hieraan wil geven om er van af te komen. Daar deze situatie nu al jaren aanhoudt behoeft dit professionele begeleiding en is een enkel consult betreffende uitleg onvoldoende om tot een betere situatie te komen”
17.Toegevoegde Toelichting
“Opvallende zaken ten tijde van de expertise.
18. Toegevoegde toelichting:
Opmerking van ondergetekende:
21. Toegevoegde Toelichting:
Inconsistenties bij het stellen van de diagnose LTH (Licht Traumatisch Hersenletsel)
Neurologische beschouwing in relatie tot de huidige richtlijnen
De neuropsycholoog (lees het NPO) onthoudt zich van het doen van uitspraken over functieverlies. Het door collega [naam arts] indertijd afgegeven functieverlies is gebaseerd op cognitieve/mentale beperkingen gevonden tijden het NPO verricht op 4 januari 2016 door prof [naam arts] en daarbij van uitgaand dat de neuropsychologische bevindingen zeker een traumatische origine hebben van het door betrokkene ondervonden trauma van 6 december 2012. Dit laatste is echter maar zeer de vraag en er zijn argumenten om aan te nemen dat de gevonden neuropsychologische verschijnselen een andere origine hebben dan het ondervonden trauma
28.Toegepaste toelichting
aangezichtstraumadaar er medisch gedocumenteerd is dat er 3 slagen met de vuist waarvan 2 naast het linker oog en 1 ter hoogte van de kaak werden gegeven en niet op het hoofd. Betrokkene had daarbij hoofdpijn, was naar en misselijk maar braakte niet en had een amnesie na het gebeuren van ongeveer 10-15 minuten, maar in ieder geval korter dan een 30 minuten. De laatste symptomen kunnen zich voor doen als onderdeel van een LTH, hetgeen hier waarschijnlijk reden is geweest om dit door behandelaren evenals de expertise neuroloog collega [naam arts] dan te classificeren als een LTH. Er is hier uitdrukkelijk geen sprake van een contusio cerebri en wel om de volgende redenen: 1. Er was geen trauma capitis 2. De PTA betrof minder dan de duur van 30 minuten 3. Er is geen contusie haard dan wel andere traumatische afwijkingen op de beeldvorming gevonden 4. Het ongevalsmechanisme betreft dat van een aangezichtstrauma
30.Toegepaste Toelichting
31.Toegepaste Toelichting
Pag. 58:voor de mishandeling had betrokkene geen behavioural sleepdisorder; zie randnummer 17 naar aanleiding van pag 43.
niet van elastiekzijn. De meest correcte diagnose betreft hier een aangezichtstrauma met hooguit een LTH (waarbij dan de gedachte is dat betrokken wel op het hoofd was geslagen maar dat niet meer wist) met een geprolongeerd beloop. Het oprekken van deze diagnose naar de diagnose contusio cerebri met een NAH problematiek is volgens de bekende criteria niet aan de orde. Een LTH met een geprolongeerd beloop of wel zoals het vroeger werd genoemd een postcommotioneel syndroom pleegt gewoonlijk te verbleken na 6 maanden. Dit is ook wat de UWV arts had aangegeven. Er kunnen dan wel in die periode van 6 maanden klachten zijn als hoofpijn, vermoeidheid en concentratie problematiek met overprikkelbaarheid die dan iemand kunnen verhinderen om normaal te functioneren. Het is dus medisch mogelijk dat betrokkene ten gevolge van het ongeval gedurende 6 maanden dermate veel klachten had dat hij minder belastbaar was. Uiteindelijk echter heeft betrokkene ondanks veel verzuim toch in de gestelde tijd het VMBO-TL examen weten te behalen.
Slotopmerking:
Opmerking van ondergetekende:helaas geeft de behandelend neuroloog niet aan wat nu de mogelijke oorzaak zou kunnen zijn van de aanhoudende restklachten. Hiermee is er een kans verloren gegaan tot herbezinning en verder uitdiepen van de klachten. Het is immers niet het normale beloop na een doorgemaakt LTH dat klachten langer dan 6 maanden na adequate behandeling aanhouden en indertijd was er al bijna 2 jaar na de mishandeling verstreken”
• Commentaar door ondergetekende op de neuropsychologische expertise verricht door prof. [naam arts] verricht op 4 januari 2016:
ld. Antwoord:
Conclusie
is de diagnose opgerektnaar een licht traumatisch hersenletsel (LTH) met de gedachte dat er zich een vuistslag op het hoofd heeft voorgedaan welke betrokkene zich niet meer kan herinneren. Vervolgens is er in tweede instantie een geprolongeerd beloop van klachten. Nadien volgde uitgebreide leerwegondersteuning en revalidatie maar bleven klachten in het leerproces bestaan, maar zijn niet passend in het kader van NAH problematiek. Er is bij betrokkene geen sprake van een doorgemaakte contusio cerebri en daarom kan er ook geen sprake zijn van een langer dan 6 maanden aanhoudend klachtenpatroon welke te verklaren is als gevolg van de doorgemaakte mishandeling.
dat het aanhoudenvan het klachtenpatroon samenhang heeft met de vastgestelde behavioural sleepdisorder welke anamnestisch onveranderd gaande is.”
1g.Antwoord:
2g.Antwoord:
h.Antwoord:
1.1. Antwoord:
0%voor de gehele mens. Dit werd als volgt bekeken:
0%. De gedragsmatige slaapstoornis betreft geen gevolg van de mishandeling van de nacht van 6 op 7 december 2012 en daaraan kan dus ook geen ongevals (lees mishandelings-) gerelateerde functionele invaliditeit aan worden toegekend.”
)“
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor de mishandeling in de nacht van 6 op 7 december 2012
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
Beantwoording van de neuropsychologische vraagstellingen gegeven door:
Het hier beschreven blok aandachtstoornissen komt overeen met de langere termijn gevolgen van traumatisch letsel(Owmwarth et al 2008, Skandsen et al 2008, Gray 2000, Bigler & Stem 2015)
45.Toegepaste toelichting:
behavioural sleepdisorderwaaraan [eiser] lijdt. Hij gaat relatief laat naar bed, slaapt dagelijks meer dan anderhalf uur tussen de middag en staat in het weekend meer dan twee uur later op dan doordeweeks. Zijn aanhoudende vermoeidheids- en concentratieklachten zijn op dit verstoorde slaappatroon terug te voeren. Als [eiser] tot een normaal slaappatroon komt, valt volledig herstel te verwachten, aldus [naam deskundige] .
rb) kan zijn ontstaan na de mishandeling. Blijkens deze formulering betreft dit echter slechts een mogelijkheid. [naam deskundige] schrijft de klachten met zekerheid en overtuigend gemotiveerd toe aan een behavioural sleepdisorder. [naam arts] heeft met deze mogelijkheid geen rekening gehouden. [naam deskundige] is bovendien niet voorbij gegaan aan de informatie in de brief van [naam afdelingsleider] , afdelingsleider op de school van [eiser] , van 5 november 2015. [naam deskundige] merkt over deze informatie op dat het hier niet gaat om een verandering in karakter, dat [eiser] wordt omschreven als een jongen die moe is met een verminderde belastbaarheid, dat er niet staat dat er sprake was ontremd of afwijkend gedrag en ook niet dat er sprake zou zijn van een andere persoonlijkheid. (p. 29, 33 en 59 GR). Bij deze stand van zaken bestaat onvoldoende aanleiding in dit verband niet uit te gaan van de bevindingen van [naam deskundige] .
ofaan posttraumatische anterograde amnesie. Van bewustzijnsverlies is geen sprake geweest (p. 65 en 69/70 GR en p. 28 ZR). [naam deskundige] concludeert verder dat geen sprake is geweest van posttraumatische anterograde amnesie en dat [eiser] niet voldoet aan alle criteria om aan de diagnose LTH te komen (p. 14 ZR). In de conclusie van haar GR schrijft [naam deskundige] dat de richtlijnen voor het stellen van een diagnose niet van elastiek zijn en dat de meest correcte diagnose hier een aangezichtstrauma met hooguit, indien van de gedachte wordt uitgegaan dat [eiser] wel op het hoofd is geslagen maar hij dat niet meer weet, een LTH met een geprolongeerd beloop betreft (p. 71 GR). [naam deskundige] overweegt verder dat vanwege de mogelijke anamnestisch aanwezige PTA van hooguit 15 minuten en de relatieve knik in energetische belastbaarheid de diagnose LTH is aangehouden met de gedachte dat [eiser] mogelijk toch een vuistslag ook op het hoofd had gekregen, maar dat niet goed heeft kunnen reproduceren. Geheel zeker acht zij dat laatste niet, maar anders kan de relatief afgenomen belastbaarheid na het trauma niet worden begrepen (p. 61/62 GR). Op pagina 13/14 van het ZR spreekt zij in dit verband van het oprekken van de diagnose naar LTH, opnieuw vanuit de gedachte dat er zich een vuistslag op het hoofd heeft voorgedaan welke betrokkene zich niet meer kan herinneren. [naam deskundige] vermeldt ook dat, nu de huisarts met een wekadvies heeft volstaan, ervan kan worden uitgegaan dat het hier ging om een LSH (p. 65/66 GR).