Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
Advies:
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
‘Ik hoop dat je hier iets mee gaat doen, [vertegenwoordiger 2] [2] ’.
‘met name de relatie met ene directe collega voor is voor betrokkene zodanig belastend dat dit belemmerend is voor haar terugkeer op de werkplek. Advies is om hierover met elkaar in gesprek te gaan (…) en te kijken hoe dit opgelost kan worden.’De bedrijfsarts suggereert zo nodig een derde onafhankelijke partij daarbij te betrekken. Ondanks deze suggestie en de eerder hulpkreten van [Verzoeker] heeft [vertegenwoordiger 2] tijdens het gesprek op 4 juli 2018 - waarvan een geluidsfragment is overgelegd - direct aangestuurd op beëindiging van het dienstverband. Anders dan [verweerder] heeft aangevoerd is van mediation geen sprake geweest. [HRM-er] , door haar ingeschakeld, was geen mediator maar (HRM) adviseur van [verweerder] . Wel heeft [verweerder] goed gehandeld door desgevraagd [re-integratiebureau] in te schakelen
betrokken. De Hoge Raad spreekt niet over
aftrekken. Aftrekken zou er ook feitelijk toe leiden dat de betrokken werknemer per saldo ‘enkel’ de billijke vergoeding krijgt. Voor aftrekken is ook geen steun in de parlementaire geschiedenis te vinden. Dat laat onverlet dat onduidelijk is wat begrepen moet worden onder ‘het betrekken van de transitievergoeding’ bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding. In het onderhavige geval ziet de kantonrechter aanleiding de transitievergoeding die reeds aan [Verzoeker] is uitgekeerd, zijnde € 4.841,53 netto, niet mee te laten wegen bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding. Al is het ongewis of [Verzoeker] al dan niet volledig arbeidsongeschikt zal blijven, is het een bedrag dat qua omvang mogelijk nodig is voor het zoeken van ander werk en/of bij- of omscholing als zij wel (deels) herstelt.