Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[naam BV 1],
kantoorhoudende te Arnhem,
1.De procedure
- het vonnis van 11 augustus 2021 waarbij een mondelinge behandeling is gelast,
- het rolbericht van 19 januari 2022 van [gedaagde] met producties 1 t/m 5,
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 21 januari 2022,
- de akte overlegging producties van [gedaagde] van 16 februari 2022 met producties 6 t/m 32,
- de antwoordakte van de curator van 9 maart 2022.
2.De feiten
[naam sportschoolketen] was goed voor circa 85% van de omzet van [naam BV 1] .[…]
Medio 2018 heeft [naam sportschoolketen] aangegeven dat zij de samenwerking ging afbouwen met [naam BV 1] , binnen een termijn van drie maanden. Partijen bleven weliswaar in gesprek over nieuwe vormen van samenwerking. Dit besluit van [naam sportschoolketen] had drastische gevolgen voor [naam BV 1] . Op dat moment waren er ongeveer 65 arbeidskrachten bij [naam sportschoolketen] tewerkgesteld. Deze moesten afvloeien, hetgeen ook betekende dat er een uitbetaling van vakantiegeld, -dagen en overige vergoedingen moest plaatsvinden. Dit had een enorme weerslag op de liquiditeiten van de onderneming.
Vanwege het tekort aan liquiditeit is vervolgens in oktober 2018 op advies van accountant BDO, een lening afgesloten bij SpotCap ter hoogte van EUR 50.000,-. Deze injectie bleek onvoldoende, zodat in december 2018 een nieuwe lening is afgesloten bij FundingCircle voor een bedrag van EUR 60.000,-.
De situatie werd ondertussen zodanig ernstig dat [naam BV 1] de salarissen van haar arbeidskrachten – op dat moment 25 personen – vanaf week 18 (vanaf 22 april 2019) niet meer kon betalen.”
in aanmerking nemend dat:
Verkoper een onderneming drijft op het gebied van uitzenden, althans het ter beschikking stellen van arbeidskrachten;
Verkoper begin 2019 Koper heeft benaderd met het verzoek om te komen tot een vorm van samenwerking, voor Verkoper ook dringend nodig geacht omdat hij meende zelfstandig niet te kunnen voortbestaan;
dit overleg er in april 2019, toen Verkoper dreigde lonen en salarissen niet meer te kunnen betalen, toe heeft geleid dat Verkoper en Koper een aantal afspraken hebben gemaakt;
die afspraken inhielden, kort gezegd, dat de activa van Verkoper die het meeste aansloten bij die van Koper en die door de financiële problemen bij Verkoper in het geding dreigden te komen, door Koper zouden worden overgenomen tegen een door de accountant te bepalen zakelijke koopsom;
dat daardoor ook de werkgelegenheid van het personeel van Verkoper kon worden verzekerd;
partijen daarnaast hun verkenningen over het initiëren van nieuwe activiteiten bij Verkoper zouden voortzetten;
Koper gezien vorenstaande op of rond 22 april 2019 feitelijk enkele activa (hierna te noemen: ‘activiteiten’) van Verkoper heeft overgenomen en Verkoper nadien betalingen heeft verricht;
die in april gemaakte afspraken inclusief de feitelijke levering op 22 april 2019 nog schriftelijk dient te worden vastgelegd – partijen hadden zich ook daartoe verplicht en geven hierbij uitvoering aan die verplichting;
de overdracht van de Activiteiten op 22 april 2019 derhalve wordt beheerst door de navolgende voorwaarden en bedingen,
Op basis van de veronderstelling dat de tot op heden door Verkoper ten aanzien van de onderneming verstrekte informatie juist en volledig is, koopt Koper hierbij van Verkoper de activiteiten zoals hierna omschreven in lid 2, gelijk Verkoper deze aan Koper verkoopt.
De activiteiten bestaan uit de volgende onderdelen:a. goodwill;b. uitzendovereenkomsten;c. klantenbestand en alle daarbij behorende informatie;d. inventaris,één en ander nader gespecificeerd in de aan deze overeenkomst aangehechtebijlage 1.[…]
Partijen wensen tevens vast te leggen dat koper van verkoper de reserveringen van vakantiegeld voor de werknemers van Verkoper heeft overgenomen, ten bedrage van € 47.473,81 conform de specificatie zoals alsbijlage 2aan deze overeenkomst gehecht.
Verkoper verklaart dat zij bij uitsluiting gehouden was deze schuld te voldoen, alsmede dat zij bevoegd was deze schuld aan Koper over te dragen. Koper verklaart dat zij bereid is voornoemde schuld van Verkoper over te nemen.
Betaling van de koopsom geschiedt wel onder aftrek van de schuldoverneming zoals omschreven in artikel 4 en voor het bedrag van die schuldovername wordt Koper hierbij door Verkoper gekweten.
Betaling door Koper van de restant koopsom als genoemd in artikel 6 – en derhalve met inachtneming van het bepaalde in het vorige lid – dient te geschieden op een nader overeen te komen datum[…].
Verkoper heeft op overnamedatum de werknemers in dienst zoals vastgelegd in aangehechtebijlage 3.
Als gevolg van de koop, verkoop en levering van de onderneming, gaan de rechten en verplichtingen, welke op dat tijdstip voor Verkoper voortvloeien uit de arbeidsovereenkomsten tussen haar en bovengenoemde werknemers, onverkort van rechtswege over op Koper in verband met hetgeen is bepaald in artikel 7:662 e.v. B.W.
3.Het geschil
primair: voor recht verklaart dat de in de koopovereenkomst vastgelegde verbintenis tot betaling van een gedeelte van de koopprijs ad € 47.473,81 (in het petitum staat € 47.483,81, maar de rechtbank neemt gelet op de inhoud van de processtukken aan dat dit een verschrijving is) door middel van schuldoverneming c.q. de uitvoering daarvan door [gedaagde] paulianeus is op grond van artikel 42 e.v. Fw en dat vernietiging daarvan door de curator rechtens heeft plaatsgevonden, dan wel dat de rechtbank zelf tot vernietiging daarvan overgaat, met veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 47.473,81, te vermeerderen met de wettelijke rente;
subsidiair: voor recht verklaart dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers in het faillissement van [naam BV 1] door het aangaan c.q. uitvoeren van de koopovereenkomst, gelet op de in de koopovereenkomst vastgelegde verbintenis tot betaling van een gedeelte van de koopprijs van € 47.473,81 door middel van schuldoverneming, met veroordeling van [gedaagde] tot vergoeding van de daardoor door de gezamenlijke schuldeisers geleden schade van € 47.473,81, te vermeerderen met de wettelijke rente;
primair en subsidiair: [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, met bepaling dat, indien niet binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis aan voormelde proceskosten voldaan is, daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn.
4.De beoordeling
Geen rechtsverwerking
NJ1992/526 (
Bosselaar q.q. / Interniber).
NJ1950, 262 (Boendermaker c.s. / Schopman) en HR 19 oktober 2001,
NJ2001, 654 (Diepstraten / Gilhuis q.q.)).
NJ1992/526 (
Bosselaar q.q. / Interniber)).
LJNBQ2178). Deze maatstaf geldt ook indien, zoals [gedaagde] stelt, die rechtshandeling wordt verricht in het kader van een poging om door herfinanciering het faillissement af te wenden (HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8493,
ABN AMRO / Van Dooren q.q. III, rov. 3.7-3.10).
2.785,00(2,5 punt × tarief € 1.114,00)