In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 28 april 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiseres, die een cafetaria exploiteert, en twee gedaagden, waaronder de eigenaar van het pand en een makelaarskantoor. De eiseres vorderde schadevergoeding en levering van het pand, omdat zij meende dat er een koopovereenkomst tot stand was gekomen. De eiseres had in 2021 contact opgenomen met de eigenaar van het pand, omdat zij geïnteresseerd was in de overname van de cafetaria. Er waren verschillende e-mails en gesprekken geweest tussen de partijen, waarbij de makelaar een prijs had genoemd en de eiseres had aangegeven dat zij het pand wilde kopen. De eiseres stelde dat zij gerechtvaardigd had vertrouwd op het aanbod van de makelaar, maar de gedaagden betwistten dat er een koopovereenkomst was gesloten. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen koopovereenkomst tot stand was gekomen, omdat niet was komen vast te staan dat de makelaar bevoegd was om namens de eigenaar op te treden. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden.