ECLI:NL:RBGEL:2022:1987

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
20 april 2022
Zaaknummer
AWB - 21 _ 2995
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van WAO-uitkering na ontdekking van hennepkwekerij in woning van eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 april 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres A, vertegenwoordigd door mr. A.E.L.T. Balkema, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door G.A. Tellinga. Eiseres ontving sinds 1 februari 2000 een WAO-uitkering, maar na een melding van de politie over een hennepkwekerij in haar woning heeft het UWV haar uitkering herzien en een bedrag van € 6.157,88 teruggevorderd. Eiseres heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had gehandeld. De rechtbank overwoog dat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zij geen inkomsten had uit de hennepkwekerij en dat de herziening en terugvordering op basis van de beschikbare informatie gerechtvaardigd waren. Eiseres had ook geen dringende redenen kunnen aanvoeren om van terugvordering af te zien. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/2995

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Eiseres A] , uit [plaats B] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.E.L.T. Balkema),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
(gemachtigde: G.A. Tellinga).

Procesverloop

Met het besluit van 5 februari 2021 (het primaire besluit I) heeft het UWV aan eiseres een boete van € 40,- opgelegd.
Met een ongedateerd besluit (verzonden op 16 februari 2021) (het primaire besluit II) heeft het UWV de WAO [1] -uitkering van eiseres over de periode van 16 oktober 2018 tot en met 10 maart 2019 herzien, de uitbetaling van de toeslag stopgezet en een bedrag van € 6.157,88 van haar teruggevorderd.
Met het besluit van 15 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het voornemen van 7 januari 2021 niet-ontvankelijk verklaard en de bezwaren tegen de primaire besluiten I en II ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres ontvangt vanaf 1 februari 2000 een WAO-uitkering naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2. In 2007 heeft een herbeoordeling plaatsgevonden. Met het besluit van 2 april 2007 is aan eiseres meegedeeld dat de mate van arbeidsongeschiktheid niet is veranderd. De WAO-uitkering blijft gebaseerd op een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
3. Eiseres heeft op 30 juni 2009 een toeslag aangevraagd. Met het besluit van 25 augustus 2009 is met ingang van 25 april 2009 een toeslag op de WAO-uitkering van eiseres toegekend.
4. Op 12 maart 2019 heeft het UWV van de politie een melding ontvangen. Op het voormalig woonadres van eiseres is een kweekruimte aangetroffen. Eiseres is op 11 en 13 maart 2019 verhoord door de politie. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
5. Naar aanleiding van de melding van de politie is het UWV een onderzoek gestart. De bevindingen van dit onderzoek zijn vastgelegd in het onderzoeksrapport Handhaving Themaonderzoek van 30 december 2020 (het onderzoeksrapport). Uit dit rapport volgt dat de handhavingsmedewerkers van het UWV eiseres op 16 december 2020 telefonisch hebben gesproken. Het UWV heeft de ontvangen informatie van de politie en de netbeheerder betrokken in het onderzoek.
6. Met het primaire besluit I heeft het UWV aan eiseres een boete van € 40,- opgelegd. Het bedrag van de boete is lager dan het bedrag zoals vermeld in het voornemen van 7 januari 2021. Bij het vaststellen van de definitieve boete is rekening gehouden met de financiële omstandigheden van eiseres.
7. Met het primaire besluit II heeft het UWV de WAO-uitkering van eiseres en de toeslag over de periode van 16 oktober 2018 tot en met 10 maart 2019 stopgezet. Volgens het UWV is uit onderzoek gebleken dat eiseres in voornoemde periode een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd. Het wederrechtelijk verkregen voordeel is vastgesteld op € 35.516,05 en wordt aan eiseres toegerekend. Als gevolg hiervan is het bedrag van de WAO-uitkering opnieuw berekend. Eiseres heeft van 16 oktober 2018 tot en met 10 maart 2019 geen recht op een WAO-uitkering, het bedrag van € 6.157,88 bruto moet daarom worden terugbetaald.
8. Met het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar tegen de primaire besluiten I en II ongegrond verklaard. Het UWV heeft in het bestreden besluit toegelicht hoe de hoogte van de WAO-uitkering van eiseres over de periode van 16 oktober 2018 tot en met 10 maart 2019 is berekend. [2] Omdat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden wordt de WAO-uitkering inclusief toeslag herzien en het onverschuldigd betaalde bedrag teruggevorderd. Het UWV ziet geen reden om op grond van dringende redenen hiervan af te zien. Daarnaast is de boete volgens het UWV wegens de schending van de inlichtingenplicht terecht opgelegd. Vanwege de financiële draagkracht van eiseres is de boete verlaagd naar € 40,-. Dit is de minimale boete bij overtreding van de inlichtingenplicht. Er zijn geen dringende redenen om af te zien van het opleggen van de boete.

Wat eiseres vindt

9. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij verwijst in beroep naar het strafvonnis. Volgens eiseres moet de vrijspraak in het strafvonnis gevolgen hebben voor de herziening en terugvordering van de WAO-uitkering en toeslag. Verder voert eiseres aan dat de inkomsten uit verhuur vrij zijn. Het UWV heeft hier geen althans onvoldoende aandacht aan geschonken. Eiseres is van mening dat het aantal oogsten in het bestreden besluit niet goed is onderbouwd. En zij voert aan dat er een dringende reden is om af te zien van herziening en terugvordering. Tot slot benadrukt eiseres dat het gaat om een belastend besluit, waarbij de bewijslast op het UWV rust. Hard bewijs over het bestaan van een oogst ontbreekt.

Waarover het gaat in deze zaak

10. De rechtbank moet beoordelen of het UWV de WAO-uitkering van eiseres met toeslag over de periode van 16 oktober 2018 tot en met 10 maart 2019 terecht heeft stopgezet en teruggevorderd.

Wat de rechtbank vindt

11. De rechtbank overweegt in de eerste plaats als volgt. Eiseres heeft in beroep geen gronden aangevoerd tegen het voornemen van 7 januari 2021 en tegen het opleggen van de boete van € 40,-. De rechtbank zal het bestreden besluit voor zover dat gaat over het voornemen en over de boete daarom niet bespreken.
12. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet ook in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Herziening en terugvordering
13. De rechtbank overweegt dat bij een belastend besluit tot intrekking of herziening met terugwerkende kracht en tot terugvordering van wat aan uitkering is betaald, op het UWV de verplichting rust om niet alleen de feiten vast te stellen waarop het bestreden besluit steunt, maar ook – in geval van betwisting – die feiten aannemelijk te maken. [3]
14. Eiseres voert aan dat zij door de strafrechter is vrijgesproken. Dit moet volgens haar gevolgen hebben voor de herziening en terugvordering.
15. De omstandigheid dat eiseres door de strafrechter is vrijgesproken, baat haar in deze procedure niet. In een strafrechtelijke procedure wordt aan de rechter niet alleen een andere vraag ter beantwoording voorgelegd, maar er bestaat bovendien een aanmerkelijk verschil tussen de vereisten waaraan het bewijs in strafzaken moet voldoen, en de vereisten voor het bewijs in een bestuursrechtelijke beroepsprocedure.
16. Volgens eiseres heeft het UWV het aantal oogsten in het bestreden besluit niet goed onderbouwd en er ontbreekt hard bewijs van een oogst.
17. Het UWV heeft de herziening en terugvordering gebaseerd op de processen-verbaal van politie van verhoor van 11 en 16 maart 2019, het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij van 26 maart 2019 en het eigen onderzoeksrapport. Het UWV gaat ervan uit dat er een oogst is geweest.
18. Niet in geschil is dat in de door eiseres gehuurde woning aan [het adres C] te [plaats B] op 11 maart 2019 een kweekruimte is aangetroffen. Uit het proces-verbaal van politie van verhoor van eiseres van 11 maart 2019 blijkt dat eiseres heeft verklaard dat de mensen die achter de hennepkwekerij zitten in Turkije verblijven. Rond Kerstmis 2018 is er geoogst. Uit het proces-verbaal van politie van verhoor van eiseres van 13 maart 2019 volgt dat eiseres haar verklaring van 11 maart 2019 heeft bevestigd. Verder blijkt hieruit dat eiseres de sleutel van haar woning aan die mensen heeft gegeven, dat zij eiseres hebben gevraagd of ze het huis mochten gebruiken voor hennepteelt, dat eiseres hier € 10.000,- voor zou krijgen en dat zij hier toen ja tegen heeft gezegd omdat zij haar schulden wilde aflossen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat eiseres betrokken is geweest bij de exploitatie van een hennepkwekerij in haar woning.
19. Bij het exploiteren van een hennepkwekerij gaat het om op geld waardeerbare activiteiten. Dat rechtvaardigt de veronderstelling dat er inkomsten uit zijn genoten. De hoogte daarvan kan worden bepaald indien van de investeringen in en de exploitatie van de kwekerij een deugdelijke administratie voorhanden is. Daarvan is in dit geval geen sprake. Volgens vaste rechtspraak van de Raad is het verder aan eiseres om met overtuigende, objectieve en verifieerbare gegevens aan te tonen dat zij in het geheel geen inkomsten uit of in verband met deze kwekerij heeft ontvangen. [4] Eiseres heeft dit niet gedaan. De berekening van het UWV van het wederrechtelijk verkregen voordeel komt de rechtbank niet onaannemelijk voor.
20. Eiseres voert subsidiair aan dat de inkomsten uit verhuur vrij zijn. Het UWV heeft hier volgens haar geen althans onvoldoende aandacht aan geschonken.
21. De rechtbank stelt vast dat het UWV de WAO-uitkering van eiseres heeft herzien en teruggevorderd vanwege wederrechtelijk verkregen voordeel uit de exploitatie van een hennepkwekerij en niet vanwege de inkomsten uit verhuur van haar bovenverdieping. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Dringende redenen
22. Op grond van art. 57, eerste lid, van de WAO is het UWV in beginsel verplicht de onverschuldigd betaalde WAO-uitkering terug te vorderen. Slechts indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het UWV besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. Volgens vaste rechtspraak van de Raad kan een dringende reden slechts zijn gelegen in de onaanvaardbare sociale en financiële consequenties die terugvordering voor een verzekerde heeft. [5] Daarbij moet dan sprake zijn van een incidenteel geval waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is, en welke een individuele afweging van alle relevante omstandigheden noodzakelijk maakt. Dat hier sprake van is, heeft eiseres niet onderbouwd en is naar het oordeel van de rechtbank ook niet gebleken. Deze beroepsgrond slaagt dus ook niet.

Conclusie

23. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 19 april 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. S.E. Berghout, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
2.Het bedrag aan het wederrechtelijk verkregen voordeel is in het bestreden besluit – in afwijking van het primaire besluit – vastgesteld op € 36.516,08.
3.Zie de uitspraak van de Raad van 22 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1295.
4.Zie de uitspraak van de Raad van 17 september 2008, ECLI:NL:CRVB:2008:BF3199.
5.Zie de uitspraak van de Raad van 13 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:234.