ECLI:NL:RBGEL:2022:1940

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 april 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
C/05/365726 / HA ZA 20-92
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging coöperatie en tegenstrijdig belang in bewindvoeringspraktijk

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 13 april 2022, staat de beëindiging van de Coöperatie Bewindvoeringskantoor Velp U.A. centraal. De Coöperatie, waarin vier partijen betrokken zijn, heeft een rechtszaak aangespannen tegen [gedaagde], die als bewindvoerder werkzaam was. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet meer als bewindvoerder kon worden benoemd na een eerdere beslissing van de rechtbank Gelderland. De partijen strijden over de gevolgen van deze beslissing en de financiële afwikkeling van hun samenwerking. De rechtbank heeft de vorderingen van de Coöperatie en FFA afgewezen, waarbij werd geoordeeld dat er geen rechtsgeldige vaststellingsovereenkomst tot stand was gekomen en dat de Coöperatie niet rechtsgeldig was vertegenwoordigd in de procedure. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat [gedaagde] niet in verzuim was en daarom niet aansprakelijk was voor schadevergoeding. De vorderingen van FFA en de Coöperatie zijn afgewezen, en de rechtbank heeft hen veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/365726 / HA ZA 20-92 / 546 / 560
Vonnis van 13 april 2022
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIE BEWINDVOERINGSKANTOOR VELP U.A.,
gevestigd te Velp, gemeente Rheden,
eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
advocaat mr. R.H. van de Beeten te Zevenaar,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
advocaat mr. L.T. Lonis te Woudenberg,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUIN EN DAAL BEHEER B.V.,
gevestigd te Arnhem,
die zich gevoegd heeft aan de zijde van [gedaagde] ,
advocaat mr. P.M. Gunning te Arnhem,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FINANCIËLE EN FISCALE ADVOCATUUR VELP B.V.,
gevestigd te Velp, gemeente Rheden,
die is tussengekomen,
advocaat mr. R.H. van de Beeten te Zevenaar.
Partijen zullen hierna de Coöperatie, [gedaagde] , Duin en Daal en FFA worden genoemd.

1.Inleiding

De partijen in deze zaak zijn alle vier betrokken bij een bewindvoeringspraktijk. De Coöperatie is de rechtspersoon waarin die praktijk is uitgeoefend, [gedaagde] is lid en bestuurslid van de Coöperatie en als bewindvoerder belast met de behandeling van de WSNP-dossiers. In het voorjaar van 2016 heeft de rechtbank Gelderland besloten [gedaagde] niet meer te benoemen als bewindvoerder en hem ontslagen als bewindvoerder in de WSNP-zaken waarin hij optrad. Partijen strijden over de gevolgen daarvan voor hen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 21 oktober 2020,
  • de conclusie van antwoord in reconventie van FFA,
  • de akte van Duin en Daal,
  • de akte houdende nadere producties van [gedaagde] ,
  • de mondelinge behandeling van 5 maart 2021, gehouden tegelijk met de mondelinge behandeling in de zaak van [naam 1] tegen [gedaagde] (379758 / HA ZA 20-660),
  • de akte na mondelinge behandeling van de Coöperatie, met dien verstande dat geen acht wordt geslagen op hetgeen in die akte is uiteengezet onder 3 tot en met 6 (zie de brief van 5 november 2021 van de griffie aan de advocaten).
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Mr. Piet Gunning, mr. Hans Wiggers en mr. Henk-Jan ter Waarbeek zijn advocaten. Zij waren (indirect, via hun houdstervennootschappen) de drie enige aandeelhouders en bestuurders van FFA. In die vennootschap hebben zij de advocatenpraktijk gevoerd onder de naam Wiggers Gunning Advocaten en Belastingkundigen. In de statuten van FFA (gewijzigd bij akte van 22 december 2011 [1] ) staat:
Vertegenwoordiging
Artikel 17
17.1
Het bestuur vertegenwoordigt de vennootschap.
De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan:
- iedere bestuurder afzonderlijk.
17.2
In alle gevallen waarin de vennootschap een tegenstrijdig belang heeft met één of meer bestuurders wordt de vennootschap niettemin op de hiervoor gemelde wijze vertegenwoordigd.
3.2.
Mr. Gunning, mr. Wiggers en mr. Ter Waarbeek staan op de lijst van advocaten die door de rechtbank Gelderland worden benoemd in faillissementen en surséances. Op enig moment wensten zij zich ook te gaan bezighouden met WSNP-zaken. Daartoe zijn zij in zee gegaan met [gedaagde] , die geen advocaat is maar wel gekwalificeerd om op te treden als bewindvoerder in WSNP-zaken. [gedaagde] werd benoemd als bewindvoerder in WSNP-zaken door de rechtbank Gelderland en door de rechtbank Oost-Brabant.
3.3.
FFA en [gedaagde] hebben hun WSNP-activiteiten ondergebracht in de Coöperatie Bewindvoeringskantoor Velp U.A. De twee leden van de Coöperatie zijn FFA en [gedaagde] . Zij vormen tevens het bestuur. In de akte van oprichting van 31 december 2012 [2] staat:
STATUTEN
(...)
Einde van het lidmaatschap
Artikel 7
1. Het lidmaatschap eindigt, behoudens het bepaalde in de leden 2 en 3 van artikel 4 van deze statuten:
(...)
b. door ontzetting; ontzetting kan alleen worden uitgesproken wanneer een Lid in strijd met de statuten, reglementen of besluiten van de Coöperatie handelt, of de Coöperatie op onredelijke wijze benadeelt;
(...)
(...)
7. Ontzetting uit het lidmaatschap geschiedt door het Bestuur.
8. Van een besluit tot (...) ontzetting uit het lidmaatschap staat de betrokkene binnen een maand na de ontvangst van de kennisgeving van het besluit beroep open op de Algemene Vergadering. (...) Gedurende de beroepstermijn en hangende het beroep is het Lid geschorst, met dien verstande evenwel dat het geschorste Lid toegang heeft tot de Algemene Vergadering waarin het besluit tot schorsing wordt behandeld, en bevoegd is daarover het woord te voeren.
(...)
(...)
Bestuur
Artikel 10
1. Het Bestuur bestaat uit een door de Algemene Vergadering vast te stellen aantal personen. Slechts Leden en de personen/bestuurders genoemd in lid 2 van dit artikel kunnen lid van het Bestuur zijn. Zowel natuurlijke personen als rechtspersonen kunnen lid van het Bestuur zijn.
2. Leden van het Bestuur worden benoemd door de Algemene Vergadering. Deze benoeming vindt plaats uit de Leden van de Coöperatie dan wel uit de bestuurders van de leden-rechtspersonen van de Coöperatie (...). Deze benoeming vindt plaats bij besluit genomen met een meerderheid van ten minste drie/vierde van de uitgebrachte stemmen in een Algemene Vergadering waarin alle leden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
(...)
Einde lidmaatschap van het Bestuur. Periodiek aftreden. Schorsing
Artikel 11
1. Elk lid van het Bestuur (...) kan te allen tijde door de Algemene Vergadering worden ontslagen of geschorst. (...)
2. Het lidmaatschap van het Bestuur eindigt voorts:
a. door aftreden;
b. door overlijden;
c. door ondercuratelestelling (...)
d. wanneer een lid van het Bestuur in staat van faillissement wordt verklaard (...)
Taak van het Bestuur. Besluitvorming. Taakverdeling.
Artikel 12
1. Behoudens de beperkingen volgens de statuten is het Bestuur belast met het besturen van de Coöperatie.
2. (...)
3. Besluiten van het Bestuur kunnen ook buiten vergadering worden genomen, Schriftelijk of op andere wijze, mits het desbetreffende voorstel aan alle in functie zijnde leden van het Bestuur is voorgelegd en geen van hen zich tegen de desbetreffende wijze van besluitvorming verzet.
Vertegenwoordiging
Artikel 13
1. Het Bestuur is bevoegd de Coöperatie te vertegenwoordigen. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede aan elk Lid van het Bestuur toe.
2. (...)
3. Ingeval van een tegenstrijdig belang tussen de Coöperatie en een lid van het Bestuur wordt de Coöperatie vertegenwoordigd door een ander lid van het Bestuur. Ingeval van een tegenstrijdig belang tussen de Coöperatie en alle leden van het Bestuur wordt de Coöperatie vertegenwoordigd door het lid van het Bestuur of de andere persoon die de Algemene Vergadering daartoe aanwijst.
3.4.
In het najaar van 2015 is FFA samengegaan met de maatschap Ross Advocaten te Zevenaar. Een van de maten was mr. Van de Beeten, thans de advocaat van de Coöperatie. De advocaten van beide kantoren hebben hun activiteiten ondergebracht in een nieuwe rechtspersoon, Wiggers Ross N.V. Zij zijn hun praktijk gaan uitoefenen onder de handelsnaam Wiggers Ross Advocaten en Belastingkundigen vanuit het kantoor te Zevenaar, waar Ross Advocaten al was gevestigd. Ook de Coöperatie is vanuit dat kantoor gaan werken.
3.5.
Mr. Gunning is met mr. Wiggers en mr. Ter Waarbeek meegegaan en heeft ook bijgedragen in de financiering van het nieuwe kantoor, maar hij is geen vennoot en ook geen bestuurder van de nieuwe vennootschap geworden omdat hij de vrijheid wilde behouden zijn praktijk minder intensief te gaan uitoefenen en op enig moment neer te leggen.
3.6.
Wiggers Ross N.V. heeft de positie van FFA in de Coöperatie niet overgenomen.
3.7.
Behalve [gedaagde] werkte ook mevrouw [naam 2] als bewindvoerder voor de Coöperatie. Zij had een arbeidsovereenkomst met FFA en was gedetacheerd bij de Coöperatie. Ten tijde van de eerste contacten die hebben geleid tot de oprichting van Wiggers Ross N.V. was [naam 2] arbeidsongeschikt.
3.8.
Op 25 januari 2016 is mevrouw [naam 3] in dienst getreden van de Coöperatie in de functie van (plaatsvervangend) bewindvoerder WSNP. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd tot 1 april 2016. In die arbeidsovereenkomst staat het volgende concurrentie- en relatiebeding: [3]
Artikel 9.
1. De werkneemster zal voor een periode van 12 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst geen benoeming tot Wsnp bewindvoerder aanvaarden van de rechtbank Gelderland en de rechtbank Oost Brabant. Bij overtreding van dit verbod verbeurt de werkneemster een niet voor rechterlijke matiging vatbare boete van € 500,00 per overtreding en per dag of gedeelte hiervan dat de overtreding voortduurt. Bovendien is werkneemster jegens werkgeefster gehouden tot betaling van de algehele schade in geval van schending van dit beding.
2. Benoemingen van werkneemster tot Wsnp bewindvoerder gedurende de arbeidsovereenkomst zullen door partijen worden beschouwd als benoemingen van het bewindvoeringskantoor van werkgeefster. In die gevallen zal werkneemster aan het einde van de arbeidsovereenkomst actief meewerken aan haar ontslag als Wsnp bewindvoerder en vervolgens benoeming van een door werkgeefster aan te wijzen persoon.
3. Werkneemster begrijpt het belang van werkgeefster bij het bepaalde in dit artikel. De inkomsten van het bewindvoeringskantoor van werkgeefster zijn immers volledig afhankelijk van benoemingen tot Wsnp bewindvoerder van de aan de aan het bewindvoeringskantoor van werkgeefster verbonden personen. Bovendien is het bewindvoeringskantoor van werkgeefster erbij gebaat dat de kring van de door de rechtbank Gelderland en de rechtbank Den Bosch benoembare Wsnp bewindvoerders niet groter wordt.
3.9.
Bij brief van 22 maart 2016 [4] heeft de rechtbank ( [naam teamvoorzitter] , teamvoorzitter insolventies) [gedaagde] bericht:
Op 5 december 2013, 30 april 2015 en 11 september 2015 heb ik kritisch met u gesproken over uw functioneren als bewindvoerder. Op 16 september 2015 heb ik u bovendien een brief over uw functioneren gestuurd waarbij ik heb aangegeven dat u een laatste kans krijgt om u te verbeteren op diverse punten. Helaas heb ik samen met de rechters-commissarissen van het team Insolventies en de WSNP-secretarissen moeten constateren dat u deze kans niet voldoende heeft gegrepen. Dit zal ertoe leiden dat u met ingang van heden niet meer tot bewindvoerder in nieuwe schuldsaneringsregelingen zult worden benoemd en dat wij u van de bewindvoerderslijst halen. De achtergrond van deze ingrijpende beslissing lichten wij hierna toe. Daarnaast nodig ik u uit voor een gesprek hierover als u daar prijs op stelt. In dit gesprek zal ook worden besproken wat er gaat gebeuren met de lopende zaken.
(...)
Het lijkt me goed om een afspraak te maken (...) Het lijkt me bovendien goed dat de heer Ter Waarbeek mee komt naar dit gesprek. Alsdan kan ook worden gesproken over de kantoororganisatie en de afwikkeling van de lopende zaken.
Ik wil u toch danken voor uw inzet en de samenwerking.
3.10.
Op 31 maart 2016 is de arbeidsovereenkomst tussen de Coöperatie en [naam 3] verlengd van 1 april 2016 tot 1 juni 2016. In de nieuwe arbeidsovereenkomst [5] staat hetzelfde concurrentie- en relatiebeding als in die van 25 januari 2016.
3.11.
Op 18 april 2016 heeft er op deze rechtbank (locatie Zutphen) een gesprek plaatsgevonden tussen mr. [naam teamvoorzitter] , [gedaagde] en mr. Ter Waarbeek. In dat gesprek heeft de rechtbank [gedaagde] meegedeeld dat hij zou worden ontslagen in alle zaken waarin hij als bewindvoerder was benoemd.
3.12.
In mei 2016 heeft [gedaagde] het kantoor te Zevenaar verlaten. Hij heeft de WSNP-dossiers waarin hij was benoemd door de rechtbank Oost-Brabant meegenomen.
3.13.
Bij beschikking van 27 mei 2016 [6] heeft deze rechtbank (locatie Zutphen) [gedaagde] met ingang van 1 juni 2016 ontslagen als bewindvoerder in 59 schuldsaneringsregelingen en [naam 3] met ingang van 1 juni 2016 in zijn plaats als bewindvoerder benoemd. In deze beschikking staat:
Naar aanleiding van de brief van 18 maart 2016 van [naam teamvoorzitter] , rechter-commissaris, aan de heer A.P. [gedaagde] is met hem een bespreking gehouden op de rechtbank op 18 april 2016 in aanwezigheid van mr. H.J.D. ter Waarbeek van het kantoor van de bewindvoerder. Vervolgens is door mr. Ter Waarbeek aan de rechtbank gemeld dat mw. A.M.H. [naam 3] als nieuwe bewindvoerder wordt aangesteld met ingang van 1 juni 2016 en dat zij in staat is om alle zaken van de heer [gedaagde] over te nemen.
3.14.
Bij beschikking van 27 mei 2016 [7] heeft deze rechtbank (locatie Zutphen) [naam 2] met ingang van 1 juni 2016 ontslagen als bewindvoerder in 19 schuldsaneringsregelingen en [naam 3] met ingang van 1 juni 2016 in haar plaats als bewindvoerder benoemd.
3.15.
Per 1 juni 2016 is [naam 3] als bewindvoerder in WSNP-zaken in dienst getreden van Wiggers Ross N.V.
3.16.
Na een gesprek met [naam 3] heeft mr. Gunning op 1 juni 2016 per e-mail aan mr. Ter Waarbeek laten weten dat hij het er niet mee eens was dat hij (mr. Ter Waarbeek) [naam 3] had geïnstrueerd om de geldstroom van het bewindvoeringskantoor te verleggen van de rekening van de Coöperatie/FFA naar de rekening van Wiggers Ross. Mr. Gunning heeft Mr. Ter Waarbeek verzocht dat te herstellen, maar mr. Ter Waarbeek heeft dat niet gedaan.
3.17.
Op 22 september 2016 hebben [gedaagde] en FFA gesproken over de financiële afwikkeling van de samenwerking.
3.18.
Bij brief van 2 november 2016 [8] heeft mr. Ter Waarbeek mede namens mr. Wiggers aan mr. Vermeer, destijds de advocaat van [gedaagde] , bericht:
Op 22 september 2016 heeft overleg plaatsgevonden waarbij aanwezig waren:
- [gedaagde] , in zijn hoedanigheid van bestuurder en lid van Bewindvoeringskantoor Velp UA (hierna: BK),
- Uzelf, als advocaat van [gedaagde] ,
- Hans Wiggers, in hoedanigheid van bestuurder van Fiscale en Financiële Advocatuur Velp BV (Wiggers Gunning, hierna: WG) op haar beurt bestuurder en lid van BK),
- Ondergetekende, Henk-Jan ter Waarbeek, in hoedanigheid van bestuurder van WG op haar beurt bestuurder en lid van BK.
Piet Gunning (medebestuurder en -aandeelhouder van WG) is door ons uitgenodigd om bij dit overleg aanwezig te zijn, maar hij gaf aan niet bij een dergelijk overleg aanwezig te willen zijn. Desalniettemin kwamen de aanwezigen tot de slotsom dat zij ter zake BK rechtsgeldige besluiten kunnen nemen.
Als resultaat van het overleg zijn [gedaagde] , Hans en ondergetekende tot definitieve afspraken gekomen om daarmee alle discussies rondom BK achter ons te laten. Wij hebben daar de handen op geschud. De afspraken zouden vervolgens door u in de loop van de volgende week schriftelijk worden bevestigd. Die schriftelijke bevestiging – of ander een bericht van uw kant – bleef echter uit.
Toevallig liep ik u op 10 oktober 2016 in het gerechtsgebouw te Arnhem tegen het lijf. Ik vroeg u waarom wij nog niets van u vernomen hadden. U gaf mij aan dat daar geen bijzondere reden voor was, dat de gemaakte afspraken zeker vastliggen en dat u inmiddels ook in staat was om zulks alsnog binnen enkele dagen schriftelijk te bevestigen.
Ondanks uw toezegging op 10 oktober 2016 heb ik helaas nog steeds niets van u mogen vernemen, zodat ik, mede namens Hans, daarom maar zelf de gemaakte afspraken bevestig:
1. Alle inkomsten betrekking hebbend op zowel de Gelderse dossiers als de Bossche dossiers en die zijn toe te rekenen aan de periode tot en met juni 2016 komen toe aan BK;
2. Alle inkomsten betrekking hebbend op de Gelderse dossiers en die zijn toe te rekenen aan de periode vanaf juli 2016 komen toe aan Wiggers Ross N.V. (hierna: WR);
3. Alle inkomsten betrekking hebbend op de Bossche dossiers en die zijn toe te rekenen aan de periode vanaf juli 2016 komen toe aan [gedaagde] ;
4. Het resultaat van BK betrekking hebbend op de periode tot en met juni 2016 komt gelijkelijk (50/50) toe aan enerzijds [gedaagde] en anderzijds WG;
5. (...)
6. De aanspraken van [gedaagde] op BK ter zake zijn werkzaamheden als bewindvoerder en reiskosten zijn, berekend tot en met juni 2016, alle aan hem voldaan.
7. (...)
8. (...)
9. Vastgesteld wordt dat [gedaagde] en BK enerzijds geen vordering hebben op WG, WR, Hans Wiggers (en zijn persoonlijke houdstervennootschap) of op Henk-Jan ter Waarbeek (en zijn persoonlijke houdstervennootschap) anderzijds. Meer in het bijzonder niet op grond van de redenering dat laatstgenoemden aan BK toekomende ondernemingsactiviteiten c.q. dossiers zou hebben onttrokken of doen onttrekken aan BK.
10. Vastgesteld wordt dat BK, WG, Hans Wiggers (en zijn persoonlijke houdstervennootschap) en Henk-Jan ter Waarbeek (en zijn persoonlijke houdstervennootschap) enerzijds geen vordering hebben op [gedaagde] anderzijds. Meer in het bijzonder niet op grond van de redenering dat laatstgenoemde aan BK toekomende ondernemingsactiviteiten c.q. dossiers zou hebben onttrokken of doen onttrekken aan BK.
3.19.
Bij brief van 16 november 2016 [9] heeft mr. Vermeer geantwoord:
Met cliënt besprak ik hedenmiddag de voortgang in bovengenoemd dossier. Bij mij op kantoor heeft hij de bewuste jaarrekeningen ondertekend, waarvan u bijgaand 3 exemplaren aantreft. Eén exemplaar heeft cliënt behouden. Op de laatste pagina van de jaarrekening heeft cliënt nog een opmerking geschreven omdat het daarin genoemde bedrag ons inziens niet juist is. Het gaat daarbij om de bedragen die als ledendividend worden uitgekeerd. Wellicht kan uw accountant de laatste pagina van de jaarrekening nog aanpassen.
Een ander punt betreft het door u op schrift gestelde tussen partijen overeengekomene. In de visie van mijn cliënt heeft u het overeengekomene juist weergegeven, zij het dat cliënt één punt mist. Tijdens onze laatste bespreking heeft cliënt u een overzicht ter hand gesteld dat ik gemakshalve nogmaals bijsluit. Er is toen gesproken over het nog te ontvangen salaris uit zowel Bossche als Arnhemse dossiers. Uit het door mijn cliënt opgestelde overzicht blijkt dat er nog een bedrag van € 12.118,85 door de Gelderse dossiers aan de Bossche dossiers dient te worden vergoed. Dit bedrag mist mijn cliënt in de door u gemaakte opstelling. Gaarne verzoek ik u zich over dit punt nog nader uit te laten.
Uw berichten wacht ik af.
3.20.
Bij de brief van 16 november 2016 is een berekening gevoegd van te ontvangen salaris met de handgeschreven notitie: ‘berekend tot 1 – 7 – ’16’.
3.21.
Op 26 en 27 oktober 2017 hebben [gedaagde] en mr. Ter Waarbeek, met cc aan mr. Wiggers en mr. Gunning, per e-mail gecorrespondeerd over de jaarrekening van 2016 van de Coöperatie. In het laatstgenoemde e-mailbericht stelt mr. Ter Waarbeek voor overleg daarover te verplaatsen naar 6 november 2017 om 20:00 uur.
3.22.
Op 2 november 2017 heeft mr. Wiggers per e-mail aan [gedaagde] bericht, met cc aan mr. Gunning en mr. Ter Waarbeek:
Ad. 4
Gedeclareerde vergoedingen.
[naam 3] heeft geprobeerd met de informatie die zij uit de dossiers had af te wikkelen. (...) Er is door [naam 3] al heel veel tijd aan deze kwestie besteed, welke tijd en kosten WR ook niet heeft doorberekend.
3.23.
Kort voor de vergadering van 6 november 2017 hebben mr. Gunning en mr. Ter Waarbeek elkaar per e-mail bericht dat zij niet instemmen met de voorliggende concepten voor de jaarrekening van 2016 van de Coöperatie.
3.24.
Wiggers Ross is per 1 januari 2019 overgegaan in Wiggers Faber.
3.25.
Bij brief van 10 januari 2019 [10] , betekend per deurwaardersexploot, heeft mr. Van de Beeten [gedaagde] als volgt bericht:
Hiermee bericht ik u, dat ik optreed voor Wiggers Faber N.V. (voorheen Wiggers Ross N.V.), Leemkuil Beheer B.V., De Lentse Beheer B.V., Fiscale en Financiële Advocatuur Velp B.V. (FFA) en de Coöperatieve Vereniging Bewindvoeringskantoor Velp U.A.. Tevens treed ik op voor de mrs. Wiggers en Ter Waarbeek in persoon. Dat betekent dat ik ter zake van alle geschillen, in welke hoedanigheid dan ook, als advocaat optreed voor de partijen die met u een geschil hebben.
Hieronder loop ik die geschillen langs.
(...)
Coöperatieve Vereniging Bewindvoeringskantoor Velp U.A. (Bewindvoeringskantoor)
Verplichtingen
De mrs. Wiggers en Ter Waarbeek hebben als bestuurders van FFA met u als vertrekkend bestuurder van het bewindvoeringskantoor afspraken gemaakt op 22 september 2016 die bij wijze van vaststellingsovereenkomst zijn vastgelegd in een brief van mr. Ter Waarbeek aan uw raadsman mr. Vermeer van 2 november 2016 en diens antwoord van 16 november 2016, u bekend.
Onderdeel van de vaststellingsovereenkomst is de wijze van vaststelling van het bedrag dat het bewindvoeringskantoor verschuldigd was, c.q. is aan Wiggers Ross N.V..
Op grond van de door mevrouw [naam 3] en mr. Wiggers opgemaakte berekening is de meest actuele vordering van Wiggers Ross N.V. op het Bewindvoeringskantoor ter zake de afwikkeling van de Gelderse WSNP-zaken een bedrag van € 16.323,00 inclusief BTW. Zie
bijlage 1. (...)
Volgens art. 319, tweede lid Fw was u gehouden om waar het ging om de Gelderse WSNP-dossiers rekening en verantwoording af te leggen aan de opvolgend bewindvoerster, mevrouw [naam 3] , in dienst bij Wiggers Ross N.V.. U hebt dat nagelaten, respectievelijk geweigerd.
Zowel mr. Wiggers als mevrouw [naam 3] hebben vervolgens een aanzienlijk aantal uren moeten besteden aan het uitzoeken van een en ander, werkzaamheden die derhalve ten laste zijn gekomen van Wiggers Ross N.V.. Wiggers Ross N.V. maakt jegens het Bewindvoeringskantoor aansprak op vergoeding hiervan.
Gelet op het persoonlijk karakter van uw verplichtingen als door de rechtbank benoemde bewindvoerder tegenover het Bewindvoeringskantoor en opvolgend bewindvoerster, bent u jegens het Bewindvoeringskantoor gehouden om de door Wiggers Ross N.V. ter zake van de bedoelde werkzaamheden aan het Bewindvoeringskantoor te betalen werkzaamheden aan het Bewindvoeringskantoor te vergoeden.
Mevrouw [naam 3] heeft haar uren gespecificeerd en die specificatie treft u in
bijlage 2hierbij aan (*). Ook mr. Wiggers heeft de door hem aan een en ander bestede uren bijgehouden en die treft u gespecificeerd aan in die bijlage 2. (...) Dit komt neer op een door u te betalen schadevergoeding van € 8.625,49 inclusief btw.
(...)
Aangifte vennootschapsbelasting
U heeft geweigerd mee te werken aan de aangifte over 2016 voor de vennootschapsbelasting op basis van de concept-jaarrekening en doen van aangifte als bestuurder. (...) Consequentie van deze impasse is, dat de inspecteur ambtshalve en op basis van een aangenomen winst een aanslag heeft opgelegd met boete.
Mr. Wiggers heeft het als belastingkundige op zich genomen daartegen bezwaar te maken en voorzag dat de inspecteur op basis van de geschetste voorgeschiedenis de aanslag op nihil zou stellen, maar mogelijk wel de boete zou handhaven. (...) Daarop heeft de inspecteur om te beginnen telefonisch laten weten de aanslag te herzien tot nihil en de boete te matigen tot € 500,00. (...)
De mrs. Wiggers en Ter Waarbeek stellen zich op het standpunt dat FFA geen nadeel mag ondervinden van de obstructie uwerzijds en zullen de door het Bewindvoeringskantoor te betalen boete in mindering brengen op hetgeen u nog te vorderen zou blijken te hebben.
(...)
De door mr. Wiggers aan een en ander bestede uren zullen door Wiggers Ross N.V. aan het Bewindvoeringskantoor in rekening worden gebracht. Ook daarvan stellen de mrs. Wiggers en Ter Waarbeek zich op het standpunt dat FFA daarvan geen nadeel mag ondervinden en dat derhalve u die kosten dient te dragen. Mr. Wiggers heeft in totaal 2,5 uren daaraan besteed (zie bijlage 1) en derhalve gaat het om een kostenpost van € 801,63 inclusief btw. (...)
(...)
In de tweede plaats sommeer ik u bij deze om binnen twee weken na heden de schadeposten ter zake de werkzaamheden van mr. Wiggers en mevrouw [naam 3] ad € 8.427,12 te voldoen aan Wiggers Faber N.V. door storting op rekening (...) dan wel op de u bekende bankrekening van het Bewindvoeringskantoor bij de Rabobank.
3.26.
Bij brief van 27 februari 2019 [11] heeft de Coöperatie, namens haar FFA, namens haar mr. Wiggers en mr. Ter Waarbeek, aan [naam 3] bericht:
Zoals u weet, bent u bij de Coöperatie Bewindvoeringskantoor Velp U.A. in dienst geweest op grond van een tijdelijke, eenmaal tot 1 juni 2016 verlengde arbeidsovereenkomst. U bent toen werkzaam geweest in de behandeling van WSNP-zaken van de Gelderse rechtbank.
Het ontslag van de heer [gedaagde] in het voorjaar van 2016 door de Rechtbank Gelderland als bewindvoerder in die dossiers heeft ertoe geleid dat de samenwerking met de heer [gedaagde] binnen de coöperatie is geëindigd. (...)
Met de Rechtbank Gelderland heeft toen overleg plaatsgehad over waarborging van de continuïteit in de behartiging van de Gelderse WSNP-zaken door indiensttreding bij Wiggers Ross N.V. (thans Wiggers Faber N.V.). Op grond daarvan bent u bij Wiggers Ross N.V. in dienst getreden en vervolgens benoemd tot bewindvoerder door de Rechtbank Gelderland.
Voor de goede orde delen wij u hierbij namens de Coöperatie mee, dat dit uiteraard tevens ontheffing meebracht uit uw concurrentiebeding met de Coöperatie voor zover het de Gelderse WSNP-dossiers betrof.
3.27.
Op 26 januari 2020 heeft [gedaagde] per e-mail een brief [12] gestuurd aan mr. Wiggers en mr. Ter Waarbeek met cc aan mr. Gunning. In die brief staat:
14. Intussen kan ik er wel (op jullie uitdrukkelijk verzoek en als tegemoetkoming aan jullie eigen – evenwel met de Coöperatie tegenstrijdig – belang) mee leven om met het daadwerkelijk inroepen daarvan jegens [naam 3] even te wachten. In die zin kan ik jullie (zonder daarmee echter rechten vrij te geven) hierbij dan ook
meedelen dat ik als lid/voorzitter van de Coöperatie [naam 3] niet zal aanspreken op overtreding van het beding zolang niet in hoogste instantie is vastgesteld of zij rechtsgeldig daarvan is ontheven.
(...)
17. Tenslotte speelt momenteel de vraag of de Coöperatie, wel door van de Beeten als proces-advocaat vertegenwoordigd kan worden. (...) Ik meen dus van niet. (...)
18. Los van het feit dat van de Beeten een aan dat van de Coöperatie tegenstrijdig en eigen en persoonlijk belang bij de uitkomst heeft, en daarmee onvoldoende onafhankelijk is om als advocaat in deze zaak op te treden, doet zich het thans meer acute probleem voor dat de Coöperatie überhaupt niet rechtsgeldig aan het thans bij de kantonrechter Gelderland lopende geding tegen mij kan deelnemen. Ook voor de opdracht aan iedere proces-advocaat en dus ook in dit geval aan Van de Beeten, dient besluitvorming binnen de Coöperatie vooraf te zijn gegaan. Daaraan heeft het ontbroken (en naar ik vernam overigens ook binnen FFA). (...)
3.28.
In de ochtend van 29 januari 2020 heeft [gedaagde] aan mr. Wiggers, mr. Ter Waarbeek en mr. Gunning een aangepaste agenda [13] gestuurd voor de bestuursvergadering en de algemene vergadering van de Coöperatie van die middag. Daarin staat:
2. Voorstel tot goedkeuring van het besluit mw. [naam 3] te ontheffen van het met haar overeengekomen concurrentiebeding in art. 9 van haar arbeidsovereenkomsten van 25 januari 2016 tot en met 31 maart 2016 en aansluitend van 1 april 2016 tot 1 juni 2016. (...)
5. Voorstel tot goedkeuring van de inhoud en de strekking van de gewijzigde eis in de lopende procedure bij de kantonrechter te Nijmegen houdende een verbod namens de Coöperatie een beroep te doen op het concurrentiebeding als bedoeld in punt 2 van deze vergadering.
3.29.
In de notulen van de bestuursvergadering van de Coöperatie van 29 januari 2020 staat zowel onder 2 als onder 5 (welke nummers corresponderen met die uit de agenda):
[gedaagde] stemt tegen (met dien verstande dat Hans en Henk-Jan opmerken van mening te zijn dat [gedaagde] aan deze beraadslaging niet mag meedoen gezien het bepaalde in artikel 13 lid 3 van de statuten van BK); FFA stemt voor bij monde van Hans en Henk-Jan (met dien verstande dat Piet opmerkt van mening te zijn dat in de bestuurs- c.q. aandeelhoudersvergadering van FFA anders besloten zou zijn stellende dat Henk-Jan en Hans in die vergaderingen niet mochten meebeslissen vanwege een tegenstrijdig belang).
3.30.
Bij brief van 8 april 2020 [14] heeft mr. Ter Waarbeek namens het bestuur van FFA Duin en Daal opgeroepen voor een algemene vergadering van aandeelhouders met als onderwerp op de agenda het voornemen tot ontslag van Duin en Daal als bestuurder van FFA.
3.31.
Op 9 april 2020 heeft [gedaagde] als voorzitter van de Coöperatie per e-mail [15] aan het bestuur van FFA het volgende laten weten:
Op grond van de statuten van de Coöperatie (...) eindigt het lidmaatschap van een lid (althans kan het lidmaatschap van een lid eindigen) door ontzetting; (...)
Uit de voorhanden zijnde stukken, correspondentie en besluiten en notulen (meer in het bijzonder die van de vergadering als gehouden eind januari van dit jaar) vloeit voort dat binnen FFA BV er sprake is van onenigheid binnen de eigen gelederen ten aanzien van diverse ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden ten aanzien van het bewindvoeringskantoor als onderneming, het verhangen van de activiteiten van dat kantoor naar Wiggers Faber NV, het ontheffen van mevrouw [naam 3] van het met haar overeengekomen concurrentiebeding en diverse betalingen als ten laste van FFA BV dan wel Coöperatie Bewindvoeringskantoor Velp u.a. gedane betalingen en ten behoeve van deze laatste entiteit aangegane verplichtingen.
Uit meerdere stukken, waaronder processtukken van de zijde van de heren Wiggers en Ter Waarbeek (althans via de door hen ingeschakelde advocaat mr Van de Beeten, vloeit voort dat met alle mogelijke middelen wordt getracht om te voorkomen dat Coöperatie Bewindvoeringskantoor Velp u.a. de aanspraken als recent geformuleerd jegens mevrouw [naam 3] enerzijds en Wiggers Faber NV dan wel de persoonlijke holdings van de heren Wiggers en Ter Waarbeek anderzijds door kan zetten.
Met een dergelijke houding van laatstgenoemde partijen is volstrekt onverenigbaar – in de zin van art. 7 lid 1 sub d van de statuten – het belang van de Coöperatie Bewindvoeringskantoor Velp u.a. haar rechten vastgesteld te krijgen en staat buiten kijf dat – nu er sprake is van onverenigbare belangen én van het op geen enkele wijze willen onderkennen van dit feit door de heren Wiggers en Ter Waarbeek in hun rol van (middellijk) bestuurder/Lid van Coöperatie Bewindvoeringskantoor Velp u.a. via FFA BV – als gevolg daarvan Coöperatie Bewindvoeringskantoor Velp u.a. op onredelijke wijze door de(ze) bestuurders van FFA BV wordt benadeeld.
Daarbij komt dat, zoals kennelijk voorgenomen binnen FFA BV, indien Duin en Daal Beheer BV (althans mr. Gunning) buiten spel wordt gezet, de besluitvorming binnen Coöperatie Bewindvoeringskantoor Velp u.a. naar verwachting volledig zal worden lamgelegd. Dit laatste zal in ieder geval ook op onredelijke wijze tot benadeling van Coöperatie Bewindvoeringskantoor Velp u.a. leiden.
Vorenstaande is, alle omstandigheden in acht genomen, voor het Bestuur aanleiding om
per direct tot ontzetting van FFA BV over te gaan. Het feit dat door de heren Wiggers en Ter Waarbeek een patstelling binnen FFA BV is veroorzaakt én het feit dat, als eerder duidelijk door Duin en Daal Beheer BV/mr. Gunning ten aanzien van de andere partijen binnen FFA BV ingeroepen belemmering in hun bevoegdheid om tot besluitvorming te komen wegens tegenstrijdig belang, maakt bovendien dat ik als voorzitter van het Bestuur in dit verband een doorslaggevende stem kan uitbrengen, waarbij ik er bovendien van uit ga dat Duin en Daal Beheer BV/mr. Gunning, een besluit tot ontzetting zolang hij binnen FFA BV nog in functie is, zal ondersteunen.
Ik roep hierbij de Algemene Vergadering bijeen voor dinsdag 28 april 2020 of zoveel eerder als alle betrokkenen in de gelegenh3id zijn om deze vergadering te laten plaatsvinden. Aan de orde zal dan komen de ontzetting van het lid FFA.
3.32.
Op 10 april 2020 heeft mr. Gunning aan mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers per
e-mail [16] bericht:
Omdat er van tegenstrijdig belang bij jullie sprake is, zijn jullie ten aanzien van het onderwerp “al dan niet schorsing of ontzetting” niet bevoegd namens FFA een stem in enige (voor) vergadering daarover uit te brengen. De enige bestuurder van FFA die niet gebukt gaat onder het juk van tegenstrijdig belang is Duin en Daal BV. Om die reden is alleen Duin en Daal BV bevoegd hierover te besluiten. Of dat nu binnen of buiten vergadering geschiedt, maakt onder die omstandigheid niet uit. Duin en Daal is zelfstandig bevoegd en gaat niet gebukt onder enig tegenstrijdig belang en mag dus als enig bevoegd bestuurder met de ontzetting uit het lidmaatschap instemmen. Nu reeds. Per direct. Die vingerwijzing van jullie ten spijt. Aan beroep of bezwaar geen behoefte.
3.33.
Op 14 april 2020 (20:01 uur) heeft mr. Gunning per e-mail [17] aan [gedaagde] met cc aan mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers bericht:
Inmiddels is evident dat Ter Waarbeek en Wiggers alles in het werk stellen de Coöperatie te beletten haar vermogensrechten (jegens [naam 3] , Wiggers Faber en henzelf) uit te winnen. Dat is niet alleen in het nadeel van de Coöperatie maar ook in dat van FFA die aldus van de mogelijke vruchten daarvan verstoken blijft.
Ter Waarbeek en Wiggers hebben er duidelijk kenbaar een persoonlijk belang bij juist te voorkomen dat dit gebeurt en op grond van de tegenstrijdig belangregel mogen zij daarom niet over de ontzetting stemmen.
Aldus en met een beroep op zowel de vennootschappelijk redelijkheid en billijkheid als het maatschappelijk belang, stem ik (nu voor alsdan) hierbij namens de FFA met de ontzetting in.
(...)
Je hebt mij met de ontzetting van FFA oprecht verbaasd maar ik begrijp je noodgreep zeer wel.
3.34.
Op 15 april 2020 [18] heeft mr. Ter Waarbeek mede namens mr. Wiggers aan [gedaagde] en mr. Gunning bericht:
De diverse e-mailberichten en (quasi)besluiten die jullie over en weer afstemmen en uitwisselen in een poging te komen tot ontzetting van FFA uit het lidmaatschap van de coöperatie en vervolgens tot toelating van Duin en Daal Beheer ontberen rechtsgevolg. Dat zien jullie zelf ook wel in. FFA is nog steeds lid en bestuurder van de coöperatie.
3.35.
Bij brief van 20 april 2020 [19] van zijn advocaat heeft [gedaagde] mr. Van de Beeten bericht:
De ontzetting is inmiddels definitief.
De coöperatie heeft nimmer een rechtens te respecteren belang gehad bij de door u aanhangig gemaakte procedure.
Voor zover niet reeds op voorhand duidelijk was dat van een rechtsgeldige procesvolmacht geen sprake is geweest en dat van een rechtsgeldig genomen besluit tot inschakeling van u als advocaat van de coöperatie evenmin sprake is geweest, verzoek ik u hierdoor (...) uw “diensten” ten behoeve van de coöperatie – zulks namens en op verzoek van de voorzitter van de coöperatie – neer te leggen. In dat verband maakt de coöperatie overigens aanspraak op volledige vergoeding van alle te dien aanzien nodeloos gemaakte kosten (...)
Voorts verzoek ik u de op naam van de coöperatie bij u in behandeling zijnde dossiers (...) volledig aan mij over te dragen, alsook verzoek ik u om – daar waar administratie van de coöperatie binnen het bereik van de heren Wiggers en Ter Waarbeek, althans binnen uw kantoor aanwezig is – deze administratie te doen bezorgen op mijn kantoor.
3.36.
Wiggers Faber heeft [gedaagde] gedagvaard in kort geding voor deze rechtbank. Zij heeft vorderingen ingesteld die ertoe strekken te voorkomen dat de Coöperatie ten laste van haar beslag legt. [gedaagde] heeft in reconventie gevorderd dat de voorzieningenrechter Wiggers Faber veroordeelt tot betaling aan hem van € 16.363,00 en van een voorschot op schadevergoeding van € 50.000,00. Bij vonnis van 22 juli 2020 [20] heeft de voorzieningenrechter in conventie de vorderingen van Wiggers Faber afgewezen met veroordeling van Wiggers Faber in de proceskosten en in reconventie Wiggers Faber veroordeeld tot betaling aan de Coöperatie (dus niet [gedaagde] ) van € 16.363,00 en de vordering tot betaling van een voorschot afgewezen met compensatie van kosten.
3.37.
Wiggers Faber heeft een executiegeschil aanhangig gemaakt. Bij vonnis van 18 september 2020 [21] heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vordering van Wiggers Faber om [gedaagde] te verbieden het vonnis van 22 juli 2020 te executeren afgewezen met veroordeling van Wiggers Faber in de werkelijke proceskosten wegens misbruik van procesrecht (weliswaar begroot op een lager bedrag). Bij arrest van 15 februari 2022 [22] heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden het vonnis van 18 september 2020 bekrachtigd en Wiggers Faber opnieuw veroordeeld in de werkelijke proceskosten (en die in eerste aanleg alsnog daarop begroot).
3.38.
Bij brief van 18 februari 2021 [23] hebben [gedaagde] en Duin en Daal namens de Coöperatie mr. Van de Beeten bericht:
Onder verwijzing naar eerdere verzoeken (...) verzoeken wij u (...) zich als advocaat van de Coöperatie aan de onderhavige procedure te onttrekken onder aanbieding van uwerzijds aan de Coöperatie en de voegende partij hun integrale proceskosten te voldoen. (...)
3.39.
[gedaagde] heeft klachten ingediend bij de deken van de Orde van Advocaat over het optreden van mr. Van de Beeten in deze procedure. Klachtonderdeel c luidt:
Verweerder heeft een tegenstrijdig belang en is als advocaat in deze zaak niet onafhankelijk omdat hij bestuurder is van Wiggers Faber (voorheen Wiggers Ross), het kantoor dat de Gelderse WSNP-dossiers van de Coöperatie om niet heeft overgenomen.
Bij beslissing van 9 augustus 2021 [24] heeft de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden dit klachtonderdeel gegrond verklaard en aan mr. Van de Beeten de maatregel van waarschuwing opgelegd.

4.De vorderingen

in conventie

vordering Coöperatie – [gedaagde]
4.1.
De Coöperatie is deze procedure begonnen met de vordering dat de kantonrechter voor recht verklaart dat [gedaagde] ten titel van schadevergoeding aan haar € 500,00 verschuldigd is voor een boete voor een te late aangifte vennootschapsbelasting 2016 en voorts dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan haar van € 9.427,12 althans € 7.791,01 te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten. [25] Zij heeft haar vordering vermeerderd met de vordering dat de kantonrechter voor recht verklaart dat de Coöperatie jegens [gedaagde] niet gehouden is [naam 3] aan te spreken op grond van het concurrentiebeding dat is opgenomen in haar arbeidsovereenkomsten met de Coöperatie. [26]
4.2.
Nadat de kantonrechter de zaak had verwezen, [27] heeft de Coöperatie haar vordering met nog twee vorderingen vermeerderd. [28] De eerste is dat de rechtbank voor recht verklaart dat [gedaagde] gebonden is aan de vaststellingsovereenkomst zoals deze blijkt uit de brief van 2 november 2016 van mr. Ter Waarbeek aan mr. Vermeer, de tweede is dat de rechtbank [gedaagde] veroordeelt om te verschijnen op de bestuurs- en ledenvergadering van de Coöperatie en daar in te stemmen met ontbinding van de Coöperatie en vereffening op een bepaalde in het petitum genoemde wijze.
vordering FFA – [gedaagde] (en de Coöperatie)
4.3.
Nadat de rechtbank haar had toegestaan in de hoofdzaak tussen te komen, [29] heeft FFA gevorderd, zoals zij had aangekondigd, [30]
dat de rechtbank voor recht verklaart:
1. dat [gedaagde] jegens de Coöperatie en FFA als lid daarvan is tekortgeschoten door de rechtbank grond te geven te besluiten hem niet meer opnieuw als bewindvoerder te benoemen en de lopende benoemingen te beëindigen en dat hij daarom schadeplichtig is jegens FFA als medelid,
2. dat [gedaagde] gebonden is aan de vaststellingsovereenkomst die op 22 september 2016 mondeling tot stand is gekomen met de inhoud zoals weergegeven in de brief van mr. Ter Waarbeek aan mr. Vermeer van 2 november 2016,
3. dat bij juiste toepassing van die vaststellingsovereenkomst en de regels die tussen bewindvoerders gelden voor overdracht van lopende boedels aan de opvolgend bewindvoerder [naam 3] dan wel aan Wiggers Faber als haar werkgeefster een bedrag verschuldigd was van € 16.363,00,
4. dat geen sprake is van enige overdracht door FFA vanuit het vermogen van de Coöperatie van enig actief aan Wiggers Faber op grond waarvan de Coöperatie benadeeld zou zijn, in het bijzonder niet doordat mr. Ter Waarbeek in april 2016 aan de rechtbank namens Wiggers Ross heeft aangeboden [naam 3] in dienst te nemen en haar voor te dragen voor benoeming in de WSNP-dossiers waaruit [gedaagde] was ontslagen,
5. dat de onderneming van de Coöperatie is gestaakt door een daartoe strekkend besluit van [gedaagde] en FFA, welk besluit primair blijkt uit de feitelijke gedragingen van partijen na ontvangst van de brief van de rechtbank van 22 maart 2016 [31] , c.q. het gesprek met de rechtbank op 18 april 2016, subsidiair uit de vaststellingsovereenkomst van 22 september 2016,
dat de rechtbank [gedaagde] veroordeelt:
6. voor zover enige beslagmaatregel jegens Wiggers Faber N.V. zou zijn ondernomen – ongeacht of dit voor of na de start van het onderhavige geding is geschied – deze maatregel binnen 24 uur na het vonnis ongedaan te maken, in te trekken of te royeren – al naar gelang de aard van de maatregel – op straffe van dwangsommen,
7. om het op grond van executie van het vonnis in kort geding van 22 juli 2020 van Wiggers Faber N.V. ontvangen bedrag met rente terug te betalen en voor zover het saldo van de ING-rekening ten name van de Coöperatie niet toereikend is ook [gedaagde] persoonlijk daartoe te veroordelen,
8. tot vergoeding van de schade die FFA heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van de handelingen als bedoeld sub 5, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
9. met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten met wettelijke rente.
vordering Coöperatie – [gedaagde] tot het treffen van een voorlopige voorziening
4.4.
In de loop van de procedure bij de kantonrechter heeft de Coöperatie tevens gevorderd dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening [gedaagde] op straffe van dwangsommen verbiedt [naam 3] aan te spreken op grond van het concurrentiebeding. [32] Na verwijzing door de kantonrechter heeft de Coöperatie die vordering ingetrokken, met dien verstande dat de kosten volgens de Coöperatie moeten worden gedragen door [gedaagde] . [33]
in reconventie
vordering [gedaagde] – FFA
4.5.
In de procedure voor de kantonrechter heeft [gedaagde] , daar niet bijgestaan door een advocaat, een aantal vorderingen in reconventie ingesteld die zijn weergegeven in het verwijzingsvonnis van de kantonrechter onder nummers A tot en met N. [34] Die vorderingen hadden grotendeels betrekking op partijen die niet in de procedure waren betrokken. Na verwijzing door de kantonrechter heeft [gedaagde] zijn eis gewijzigd. Hij vordert thans (1) dat de rechtbank FFA, althans haar middellijk bestuurders, veroordeelt om de bescheiden die behoren tot de administratie van de Coöperatie en die onder FFA berusten aan hem af te geven, en (2) dat zij FFA veroordeelt om het tegoed van de Coöperatie dat op een rekening van FFA staat (naar verluidt € 4.828,81) over te boeken naar de rekening van de Coöperatie, op straffe van dwangsommen. [35]
vordering Duin en Daal Beheer B.V. – FFA en Coöperatie
4.6.
Duin en Daal vordert primair dat de rechtbank voor recht verklaart dat het besluit tot de procesinstructie die heeft geleid tot de wijziging van eis van FFA en de akte wijziging van eis van 29 juli 2020 van FFA nietig dan wel ongeldig zijn en subsidiair dat de rechtbank het besluit tot de procesinstructie die heeft geleid tot de wijziging van eis van FFA en de akte wijziging van eis van 29 juli 2020 van FFA (al dan niet met terugwerkende kracht) zal vernietigen dan wel ongeldig verklaren op grond van art. 2:15 BW. Zij vordert tevens dat de Coöperatie en FFA althans mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers en mr. Van de Beeten persoonlijk worden veroordeeld in de reële kosten van het geding. [36]

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
De vorderingen in conventie en reconventie hangen zo nauw met elkaar samen dat zij gezamenlijk zullen worden beoordeeld.
de positie mr. Van de Beeten
5.2.
In deze procedure staat de positie van mr. Van de Beeten op verschillende manieren ter discussie. De volgende vragen moeten worden onderscheiden:
Is mr. Van de Beeten onafhankelijk ten opzichte van de Coöperatie?
Heeft mr. Van de Beeten een rechtsgeldige opdracht van de Coöperatie gekregen om haar in deze procedure te vertegenwoordigen?
Heeft de Coöperatie in de loop van de procedure een rechtsgeldige opdracht aan mr. Van de Beeten gegeven om zijn werkzaamheden voor haar te staken?
Heeft mr. Van de Beeten de vordering van de Coöperatie kunnen vermeerderen met de vordering die ziet op het concurrentiebeding van [naam 3] op grond van een rechtsgeldige opdracht van de Coöperatie?
Heeft mr. Van de Beeten de akte wijziging van eis van 29 juli 2020 voor FFA kunnen nemen op grond van een rechtsgeldige opdracht van FFA?
vraag 1: Is mr. Van de Beeten onafhankelijk?
5.3.
[gedaagde] meent dat mr. Van de Beeten ongeschikt is om op te treden als advocaat van de Coöperatie en dat hij zich uit de onderhavige procedure moet terugtrekken als advocaat. Volgens [gedaagde] behartigt mr. Van de Beeten in wezen niet de belangen van de Coöperatie, maar die van twee van de drie middellijk bestuurders van de Coöperatie, te weten mr. Wiggers en mr. Ter Waarbeek, en zijn eigen belang als aandeelhouder van Wiggers Ross N.V. [37]
5.4.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. De advocaat dient in het belang van een goede rechtsbedeling zorg te dragen voor de rechtsbescherming van zijn cliënt. Daartoe is hij bij de uitoefening van zijn beroep onafhankelijk ten opzichte van zijn cliënt, van derden en van de zaken waarin hij als advocaat optreedt (art. 10a Advocatenwet). [gedaagde] verwijt mr. Van de Beeten dat hij handelt in strijd met dit voorschrift. Als het verwijt van [gedaagde] terecht is, dan kan dat tuchtrechtelijke gevolgen hebben voor mr. Van de Beeten. De Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden heeft mr. Van de Beeten hiervoor in zijn beslissing van 9 augustus 2021 de maatregel van waarschuwing opgelegd. Mr. Van de Beeten heeft daarin echter geen aanleiding gezien zich als advocaat terug te trekken. Als het verwijt van [gedaagde] terecht is, kan dat er ook toe leiden dat mr. Van de Beeten op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk is voor schade die hij [gedaagde] daarmee heeft berokkend. Het leidt er echter niet toe dat mr. Van de Beeten in deze procedure niet kan optreden als advocaat van de Coöperatie. Omdat de onderhavige procedure geen tuchtrechtelijke procedure is en mr. Van de Beeten ook niet als procespartij wordt aangesproken om schade te vergoeden, zal de rechtbank niet beoordelen of mr. Van de Beeten handelt in strijd met zijn verplichtingen als advocaat door in deze procedure op te treden voor de Coöperatie.
vraag 2: Heeft mr. Van de Beeten een rechtsgeldige opdracht van de Coöperatie gekregen om haar in deze procedure te vertegenwoordigen?
5.5.
In zijn brief van 26 januari 2020 heeft [gedaagde] aan mr. Wiggers en mr. Ter Waarbeek bericht dat de Coöperatie niet rechtsgeldig kon deelnemen aan de destijds nog bij de kantonrechter lopende procedure omdat daaraan geen besluit van de Coöperatie ten grondslag ligt. Duin en Daal heeft dat standpunt procedureel tot het hare gemaakt. [38]
5.6.
De Coöperatie stelt zich op het standpunt dat mr. Wiggers en mr. Ter Waarbeek als zelfstandig bevoegd bestuurders van FFA, op haar beurt zelfstandig bevoegd bestuurder van de Coöperatie, hebben besloten om een advocaat in te schakelen. Zij waren daartoe volgens haar bevoegd op grond van de statuten van de Coöperatie, aangezien [gedaagde] een tegenstrijdig belang had bij dat besluit. [39] De Coöperatie betoogt voorts met een beroep op art. 2:15 BW dat de door FFA namens de Coöperatie verrichte rechtshandeling – de opdracht [gedaagde] in persoon te dagvaarden – niet meer kan worden vernietigd, omdat de bevoegdheid daartoe is vervallen op 9 januari 2020. [40]
5.7.
Als de Coöperatie geen rechtsgeldige opdracht heeft gegeven aan mr. Van de Beeten om de onderhavige procedure voor haar te voeren, dan dient de Coöperatie in haar vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat zij in deze procedure dan niet rechtsgeldig is vertegenwoordigd. [41] De inzet van deze procedure was aanvankelijk: het verkrijgen van een veroordeling van [gedaagde] om schade van de Coöperatie aan haar te vergoeden. In die kwestie heeft [gedaagde] een belang dat strijdig is met dat van de Coöperatie. Het bedrag waarop de Coöperatie aanspraak maakt, zou immers door [gedaagde] aan haar moeten worden betaald. Daarom kon de Coöperatie op grond van art. 13 lid 3 van de statuten in deze kwestie worden vertegenwoordigd door FFA.
5.8.
Voor zover [gedaagde] of Duin en Daal heeft willen betogen dat binnen FFA geen rechtsgeldig besluit is genomen om als bestuurslid van de Coöperatie het standpunt in te nemen dat de Coöperatie mr. Van de Beeten moet opdragen om de onderhavige procedure voor haar te voeren, [42] hebben zij dat standpunt onvoldoende toegelicht. De conclusie is dat mr. Van de Beeten een rechtsgeldige opdracht van de Coöperatie heeft gekregen om voor haar op te treden in deze procedure, waarin de Coöperatie onder meer schadevergoeding van [gedaagde] vordert. De Coöperatie is dus ontvankelijk in de daartoe strekkende vorderingen.
vraag 3: Heeft de Coöperatie mr. Van de Beeten in de loop van de procedure een rechtsgeldige opdracht gegeven zijn werkzaamheden voor haar te staken?
5.9.
Duin en Daal stelt dat de posities van de betrokken personen en rechtspersonen in de loop van de procedure zijn veranderd op de volgende manier. Mr. Ter Waarbeek heeft op 8 april 2020 aan mr. Gunning aangekondigd dat hij (althans Duin en Daal) als bestuurder van FFA zou worden ontslagen. Dat ontslag is formeel bevestigd in de algemene vergadering van aandeelhouders van 10 juni 2020. Op 9 april 2020, onmiddellijk na de aankondiging van het ontslag van mr. Gunning als bestuurder van FFA, heeft [gedaagde] als voorzitter van de Coöperatie FFA ontzet als lid van de Coöperatie. Deze ontzetting is formeel bevestigd in de algemene vergadering van juni 2020. Per 1 februari 2021 is Duin en Daal toegetreden als tweede lid van de Coöperatie. [43] Volgens Duin en Daal en [gedaagde] heeft de Coöperatie daarom thans twee leden, tevens bestuursleden, te weten henzelf. Zij stellen dat zij mr. Van de Beeten bij brief van 18 februari 2021 hebben verzocht, zo nodig gesommeerd, zich als advocaat van de Coöperatie aan de huidige procedure te onttrekken. Volgens hen had mr. Van de Beeten dat dus moeten doen. [gedaagde] en Duin en Daal houden de rechtbank in deze procedure allebei voor dat mr. Van de Beeten, als hij al een rechtsgeldige opdracht had gekregen om voor de Coöperatie op te treden, die opdracht thans niet langer heeft. Nu hij weigert zich aan de procedure te onttrekken, verzoeken zij de rechtbank om mr. Van de Beeten niet langer te beschouwen als advocaat in deze procedure en te handelen naar analogie van hetgeen over onttrekking van de advocaat is geregeld in het landelijk procesreglement onder 6. [44]
5.10.
FFA neemt hierover het volgende standpunt in. Zij schetst het juridisch kader van de besluitvorming binnen de Coöperatie. Daarbij wijst zij op art. 7 van de statuten, in het bijzonder lid 1 onder d, waar de ontzetting als lid van de Coöperatie is vermeld, en de leden 7 en 8, waar de gang van zaken is geregeld, waaronder de mogelijkheid van beroep. Zij signaleert dat art. 7 niets zegt over de positie van een lid dat tevens lid is van het bestuur en wijst verder op art. 11, waarvan lid 1 voorziet in de mogelijkheid van ontslag of schorsing van een lid van het bestuur door de algemene vergadering. [45]
5.11.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. In de statuten van de Coöperatie wordt geregeld hoe het lidmaatschap van de Coöperatie eindigt (art. 7) en hoe het lidmaatschap van het bestuur van de Coöperatie eindigt (art. 11). Die regelingen houden niet in dat daarbij een bijzondere bevoegdheid toekomt aan de voorzitter. [gedaagde] kon aan zijn voorzitterschap van de Coöperatie dus niet de bevoegdheid ontlenen om FFA te ontzetten uit het lidmaatschap van de Coöperatie zonder FFA als medebestuurslid daarin een stem te geven. Die bevoegdheid kon hij ook niet ontlenen aan een tegenstijdig belang van FFA bij die beslissing. Als dat immers zo zou zijn, dan had FFA een soortgelijke beslissing kunnen nemen over [gedaagde] als lid en daarmee als bestuurslid van de Coöperatie, en dan zou elk lid van een tweehoofdig bestuur op deze manier een einde kunnen maken aan het lidmaatschap van het bestuur van de andere bestuurder. Dat zou een onwerkbare regeling zijn en het is in de statuten dan ook niet zo geregeld. Art. 11 voorziet voorts niet in beëindiging van het lidmaatschap van het bestuur van de Coöperatie door ontzetting als lid op de voet van art. 7. Aldus heeft de ontzetting door [gedaagde] van FFA als lid van de Coöperatie geen gevolg gehad en had deze ontzetting als lid bovendien niet kunnen leiden tot het einde van het lidmaatschap van FFA van het bestuur van de Coöperatie. Het bestuur wordt daarom thans niet gevormd door [gedaagde] en Duin en Daal zodat zij niet als bestuur van de Coöperatie aan mr. Van de Beeten hebben kunnen opdragen om zijn werkzaamheden voor de Coöperatie te staken. De conclusie is dat de Coöperatie mr. Van de Beeten in de loop van de procedure niet een rechtsgeldige opdracht heeft gegeven om zijn werkzaamheden voor haar te staken.
vraag 4: Had mr. Van de Beeten een geldige opdracht van de Coöperatie om de eis te vermeerderen?
5.12.
Volgens Duin en Daal is het besluit om de Coöperatie te gelasten [gedaagde] via de rechter te verbieden [naam 3] aan te spreken op grond van het concurrentiebeding nietig omdat het niet is genomen door het bestuur. Mr. Van de Beeten procedeert daarom in zoverre op grond van een ongeldige opdracht, zodat de Coöperatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in deze vordering, dan wel die vordering moet worden afgewezen. Duin en Daal licht dat als volgt toe. Mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers zijn allebei zowel bestuurder van de Coöperatie als van Wiggers Ross. De Coöperatie heeft er belang bij dat [naam 3] wordt aangesproken op grond van het concurrentiebeding, Wiggers Ross heeft er belang bij dat dit niet gebeurt. Mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers hebben hierbij dus een belang dat strijdig is met het belang van de Coöperatie. Het kan in redelijkheid worden betwijfeld of mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers zich uitsluitend hebben laten leiden door het belang van de Coöperatie toen zij als bestuurders van de Coöperatie aan hun kantoorgenoot mr. Van de Beeten opdracht gaven de huidige procedure te gaan voeren om een verklaring voor recht te verkrijgen dat de Coöperatie niet gehouden is [naam 3] aan te spreken op grond van het concurrentiebeding. Op grond van art. 13 lid 3 van de statuten wordt de Coöperatie in een dergelijk geval vertegenwoordigd door het andere lid. Het besluit om mr. Van de Beeten deze procesopdracht te geven, is genomen in strijd met deze regeling. Daarom waren mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers volgens Duin en Daal niet bevoegd om deze opdracht aan mr. Van de Beeten te geven. [46]
5.13.
De Coöperatie heeft niet specifiek op deze stellingname gereageerd.
5.14.
FFA neemt het volgende standpunt in. [gedaagde] heeft het besluit tot goedkeuring van de gewijzigde eis in de procedure bij de kantonrechter houdende een verbod om namens de Coöperatie een beroep te doen op het concurrentiebeding van [naam 3] , op de agenda gezet van de bestuursvergadering van de Coöperatie van 29 januari 2020. De Coöperatie heeft het voorstel om dat besluit terug te draaien niet aanvaard, zoals blijkt uit de notulen van de vergadering. [gedaagde] en Duin en Daal hebben niet in een procedure gevorderd dat het besluit nietig zou worden verklaard of zou worden vernietigd. Dat kan volgens FFA nu niet meer op grond van art. 2:15 BW. [47]
5.15.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Als de Coöperatie geen rechtsgeldige opdracht aan mr. Van de Beeten heeft gegeven om in de aanhangige procedure haar eis te vermeerderen met de vordering dat voor recht wordt verklaard dat de Coöperatie jegens [gedaagde] niet gehouden is [naam 3] aan te spreken op grond van het concurrentiebeding, dan dient de Coöperatie in die vermeerderde vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat zij in deze procedure in zoverre niet rechtsgeldig is vertegenwoordigd. In deze kwestie heeft FFA, althans hebben haar bestuursleden mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers, een belang dat strijdig is met dat van de Coöperatie. De Coöperatie heeft er immers belang bij dat zij een beroep kan doen op het concurrentiebeding dat zij ter bescherming van haar belangen met [naam 3] is overeengekomen. Dat belang is onder woorden gebracht in het derde lid van het concurrentiebeding, hierboven opgenomen (‘De inkomsten van het bewindvoeringskantoor van werkgeefster zijn immers volledig afhankelijk van benoemingen tot Wsnp bewindvoerder van de aan de aan het bewindvoeringskantoor van werkgeefster verbonden personen’). Anderzijds hebben mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers er als aandeelhouders en bestuurders van Wiggers Faber belang bij dat [naam 3] in dienst van Wiggers Faber haar werkzaamheden als bewindvoerder in WSNP-zaken kan verrichten zonder te worden beperkt door het concurrentiebeding. Daarom kon de Coöperatie op grond van art. 13 lid 3 van de statuten in deze kwestie niet worden vertegenwoordigd door FFA, althans door mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers.
5.16.
Anders dan FFA stelt, blijkt uit de notulen van de bestuursvergadering van de Coöperatie van 29 januari 2020 niet dat de Coöperatie het voorstel van [gedaagde] om het besluit tot goedkeuring van de gewijzigde eis met betrekking tot het concurrentiebeding terug te draaien, toen niet heeft aanvaard. In de notulen is immers slechts opgenomen dat [gedaagde] tegen die goedkeuring stemde, dat FFA ervoor stemde en dat tegen de geldigheid van beide stemmen bezwaren zijn ingebracht. Er is niet opgenomen wat de gevolgen hiervan waren en dat kon ook niet omdat de deelnemers aan de vergadering het daar niet over eens waren. Het bestuur heeft op dit punt dus geen besluit genomen. Daarom faalt het beroep van FFA op verval van de bevoegdheid vernietiging van het besluit (van 29 januari 2020) te vorderen.
5.17.
Voor zover de Coöperatie dan wel FFA heeft willen betogen dat de bevoegdheid is vervallen om vernietiging te vorderen van het aanvankelijke besluit om opdracht aan mr. Van de Beeten te geven de eis te vermeerderen, overweegt de rechtbank dat gesteld noch gebleken is dat aan deze opdracht aan mr. Van de Beeten een dergelijk besluit van het bestuur ten grondslag heeft gelegen. Ook in zoverre doet FFA vergeefs een beroep op verval van deze bevoegdheid.
5.18.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat mr. Van de Beeten geen rechtsgeldige opdracht van de Coöperatie heeft gekregen om in deze procedure de eis te vermeerderen met de vordering dat voor recht wordt verklaard dat de Coöperatie jegens [gedaagde] niet gehouden is [naam 3] aan te spreken op grond van het concurrentiebeding. De Coöperatie zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering die ziet op het concurrentiebeding van [naam 3] .
vraag 5: Had mr. Van de Beeten een geldige opdracht van FFA om de akte wijziging van eis van 29 juli 2020 te nemen?
5.19.
Duin en Daal stelt voorts dat er geen rechtsgeldig opgeroepen vergadering van het bestuur van FFA is geweest waarin de eiswijziging aan de orde is gesteld die is opgenomen in de akte van FFA van 29 juli 2020. Daarom moet het besluit om de eis te wijzigen volgens haar nietig worden verklaard althans worden vernietigd. [48]
5.20.
Ter zitting heeft de rechter aan Duin en Daal gevraagd of zij bezwaar heeft tegen het optreden van mr. Van de Beeten voor FFA. Daarop heeft zij geantwoord dat zij de procesbevoegdheid van mr. Van de Beeten (als advocaat van FFA) niet ter discussie stelt, maar dat zij bezwaar heeft tegen de vorderingen die FFA heeft ingesteld omdat die niet het belang dienen van FFA, maar dat van Wiggers Faber. Daarmee heeft zij wel het standpunt verlaten dat aan de procesvolmacht van mr. Van de Beeten een einde is gekomen, [49] maar zij heeft niet de reconventionele vordering ingetrokken die ertoe strekt het besluit van FFA aan te tasten dat ten grondslag ligt aan het instellen van de vorderingen in de huidige vorm.
5.21.
FFA meent dat het recht om een vordering in te stellen tot vernietiging van besluiten die haar bestuur heeft genomen vóór 9 september 2019, is vervallen op grond van art. 2:15 BW. Zij stelt voorts dat Duin en Daal op 11 juni 2020 bij gelegenheid van een aandeelhoudersvergadering is ontslagen als bestuurder van FFA. Daaruit leidt zij af dat de instructies die hebben geleid tot de akte wijziging van eis van 29 juli 2020 niet met Duin en Daal hoefden te worden besproken. [50]
5.22.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Duin en Daal heeft weliswaar aanvankelijk betoogd dat mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers misbruik van recht maken door haar te ontslaan als bestuurder van FFA, [51] en in de loop van de procedure gesteld dat zij ‘voor zover zij weet nog steeds bestuurder maar in ieder geval aandeelhouder van FFA’ is, [52] maar uiteindelijk heeft zij zich bij dat ontslag neergelegd. [53] Nu FFA de eis heeft vermeerderd nadat Duin en Daal als bestuurder van FFA was ontslagen (eisvermeerdering: akte van 29 juli 2020; ontslag: aandeelhoudersvergadering van 10 dan wel 11 juni 2020), slaagt het verweer van FFA dat deze wijziging van eis niet met Duin en Daal behoefde te worden besproken. De conclusie is dat mr. Van de Beeten een geldige opdracht van FFA had om de eis van FFA te wijzigen bij akte van 29 juli 2020.
de vorderingen
Coöperatie – [gedaagde]
(1) verklaring voor recht in verband met € 500,00 boete
5.23.
De Coöperatie vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat [gedaagde] ten titel van schadevergoeding aan haar € 500,00 verschuldigd is ter zake van de boete voor te late aangifte vennootschapsbelasting 2016. Zij licht dat als volgt toe. De Coöperatie drijft een onderneming en is dus gehouden aangifte te doen voor de vennootschapsbelasting. De jaarrekeningen van de Coöperatie werden vanaf de oprichting verzorgd door A. Turk, werkzaam bij De Jong & Laan Accountants en Belastingadviseurs te Elst. In 2016 is aangifte gedaan over 2015. Turk was ermee bekend dat de verhouding tussen [gedaagde] en FFA was verstoord en wilde in 2017 de aangifte vennootschapsbelasting over 2016 alleen indienen als [gedaagde] en FFA allebei akkoord waren met de jaarrekening op basis waarvan de aangifte moest worden gedaan. [gedaagde] ging echter in de contramine, zodat geen aangifte kon worden gedaan. Het gevolg van de blokkade door [gedaagde] was dat de inspecteur op 8 september 2018 ambtshalve een aanslag vennootschapsbelasting heeft opgelegd met boete. Mr. Wiggers heeft als belastingkundige bezwaar gemaakt tegen de opgelegde aanslag en deze tot nihil weten terug te brengen, waarbij de boete is gematigd tot € 500,00. [54]
5.24.
[gedaagde] brengt hier het volgende tegen in. [gedaagde] , mr. Ter Waarbeek, mr. Wiggers en mr. Gunning hebben in oktober en november 2017 gediscussieerd over de jaarrekening van 2016 van de Coöperatie. Zij zijn het niet eens geworden over een definitieve versie. Niettemin hebben mr. Wiggers en mr. Ter Waarbeek de versie die volgens hen juist was gedeponeerd en hebben zij op die basis aangifte voor de vennootschapsbelasting gedaan. [55]
5.25.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. De Coöperatie heeft niet duidelijk gemaakt wat zij [gedaagde] in dit verband precies verwijt. Weliswaar heeft de Coöperatie gesteld dat [gedaagde] ‘in de contramine ging’ dan wel dat hij de aangifte ‘blokkeerde’, maar gezien het verweer van [gedaagde] dat de (indirecte) bestuursleden van de Coöperatie het niet eens werden over de jaarrekening van 2016 van de Coöperatie, had het op de weg van de Coöperatie gelegen om nader te stellen en toe te lichten wat het precies is dat [gedaagde] heeft gedaan dat onrechtmatig is en dat daarom grond geeft hem te veroordelen de boete die de Coöperatie heeft moeten betalen aan haar te vergoeden. Dat heeft de Coöperatie niet gedaan. De rechtbank zal daarom niet voor recht verklaren dat [gedaagde] die boete aan de Coöperatie verschuldigd is.
(2) € 9.427,12 althans € 7.791,01 schadevergoeding
5.26.
De Coöperatie vordert dat de rechtbank [gedaagde] veroordeelt om aan haar € 9.427,12 althans € 7.791,01 schade te vergoeden. Zij licht die vordering als volgt toe. Een ontslagen bewindvoerder dient voorschotten waarop hij geen aanspraak heeft af te dragen aan de opvolgende bewindvoerder. Daartoe moet een berekening worden gemaakt op basis van gegevens die bekend zijn ten tijde van de overdracht. Als de laatste WSNP-zaak is beëindigd, kan definitief worden afgerekend. [gedaagde] heeft geweigerd daaraan mee te werken. Hij heeft geen opstelling gemaakt van wat te verrekenen zou zijn op basis van door hemzelf in september 2016 geaccordeerde uitgangspunten. Daarmee heeft hij gehandeld in strijd met art. 319 lid 2 Fw en met zijn verplichtingen als bestuurder jegens de Coöperatie. Uiteindelijk hebben mr. Wiggers en [naam 3] de rekening en verantwoording gereconstrueerd. Door de onwillige houding van [gedaagde] heeft hen dat onnodig tijd gekost. Wiggers Ross, thans Wiggers Faber, heeft daarvoor kosten bij de Coöperatie in rekening gebracht. Dat zijn volgens de Coöperatie kosten die zijn ontstaan door tekortkomingen van [gedaagde] respectievelijk zijn onrechtmatig handelen als bestuurder. [56]
5.27.
De Coöperatie maakt niet duidelijk hoe de gevorderde bedragen zijn opgebouwd. In de brief van 10 januari 2019 [57] maakt de Coöperatie aanspraak op betaling van € 8.625,49 en € 801,63 (dat is in totaal het primair gevorderde bedrag van € 9.427,12). Het eerste bedrag ziet op de uren die [naam 3] en mr. Wiggers hebben besteed aan de reconstructie van de rekening en verantwoording bij de overdracht van de dossiers, het tweede bedrag ziet op de uren die mr. Wiggers heeft gemaakt voor het maken van bezwaar tegen de aanslag met boete van de belastingdienst.
5.28.
[gedaagde] voert uitvoerig verweer, waartoe hij onder meer het volgende aanvoert. Als Wiggers Faber meende dat [gedaagde] toerekenbaar was tekortgeschoten door geen rekening en verantwoording af te leggen, dan had zij hem in gebreke moeten stellen, en wel voordat [naam 3] en mr. Wiggers de rekening en verantwoording hadden gereconstrueerd. Dat heeft de Coöperatie echter niet gedaan. Op 2 november 2017 heeft mr. Wiggers [gedaagde] integendeel bericht dat Wiggers Ross die kosten van [naam 3] niet heeft doorberekend. Daarmee heeft mr. Wiggers, die dit bericht niet anders kan hebben gestuurd dan als bestuurder/aandeelhouder van Wiggers Ross, de indruk gewekt dat de uren van [naam 3] niet in rekening zouden worden gebracht. [gedaagde] is niettemin aangesproken tot vergoeding van deze kosten en wel bij brief van niet eerder dan 10 januari 2019. [58]
5.29.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Als gevolg van het ontslag van [gedaagde] als bewindvoerder in de Gelderse WSNP-zaken en zijn opvolging door [naam 3] , vloeide voor hem ( [gedaagde] ) uit art. 319 lid 2 Fw de verbintenis voort om aan [naam 3] rekening en verantwoording af te leggen. [gedaagde] wordt in wezen aangesproken op de grond dat hij niet aan deze verbintenis heeft voldaan, met schade als gevolg. [gedaagde] is niet gehouden deze schade te vergoeden als hij ter zake van deze verbintenis niet in verzuim was (art. 6:74 lid 2 BW). Daartoe was nodig dat hij in gebreke werd gesteld (art. 6:82 lid 1 BW). De Coöperatie heeft niet betwist dat mr. Wiggers [gedaagde] bij brief van 2 november 2017 heeft bericht dat Wiggers Ross de kosten van [naam 3] niet heeft doorberekend. [59] De Coöperatie heeft niet gesteld dat zij [gedaagde] op enig moment nadien heeft meegedeeld dat deze kosten toch (direct of indirect) bij hem in rekening zouden worden gebracht. Verder heeft de Coöperatie niet gesteld dat [gedaagde] vervolgens ter zake van de verbintenis uit art. 319 lid 2 Fw in gebreke is gesteld. De conclusie is dat [gedaagde] niet in verzuim is komen te verkeren en daarom niet gehouden is schade te vergoeden. De daartoe strekkende vordering zal daarom worden afgewezen.
(3) verklaring voor recht in verband met concurrentiebeding
5.30.
Hiervoor heeft de rechtbank geoordeeld dat mr. Van de Beeten geen rechtsgeldige opdracht van de Coöperatie heeft gekregen om in deze procedure de eis te vermeerderen met de vordering dat voor recht wordt verklaard dat de Coöperatie jegens [gedaagde] niet gehouden is [naam 3] aan te spreken op grond van het concurrentiebeding (vraag 4 over de positie van mr. Van de Beeten). De Coöperatie zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering die ziet op het concurrentiebeding van [naam 3] .
(4) vaststellingsovereenkomst
5.31.
De Coöperatie heeft haar eis vermeerderd met de vordering dat de rechtbank voor recht verklaart dat [gedaagde] gebonden is aan de vaststellingsovereenkomst zoals deze blijkt uit de brief van mr. Ter Waarbeek van 2 november 2016 aan mr. Vermeer. De Coöperatie legt daaraan het volgende ten grondslag. Toen de rechtbank Gelderland [gedaagde] ontsloeg als bewindvoerder in de WSNP-zaken waarin hij was benoemd, was het voor mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers duidelijk dat de samenwerking met [gedaagde] in het bewindvoeringskantoor materieel ten einde was gekomen. FFA heeft vervolgens getracht te komen tot een financiële en formele afwikkeling van de samenwerking en wel per medio 2016. In dat kader zijn afspraken gemaakt over de financiële afrekening. Deze afspraken zijn uiteindelijk pas vastgesteld op 22 september 2016 in aanwezigheid van [gedaagde] en zijn toenmalige advocaat mr. Vermeer, mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers. De afspraken die toen zijn gemaakt, zijn vastgelegd in een brief van mr. Ter Waarbeek aan mr. Vermeer van 2 november 2016. Mr. Vermeer is schriftelijk akkoord gegaan bij brief van 16 november 2016. [60]
5.32.
FFA vordert eveneens dat de rechtbank voor recht verklaart dat [gedaagde] gebonden is aan de vaststellingsovereenkomst die op 22 september 2016 mondeling tot stand is gekomen met de inhoud zoals weergegeven in de brief van mr. Ter Waarbeek aan mr. Vermeer van 2 november 2016. Zij legt daaraan hetzelfde ten grondslag als de Coöperatie. [61] Zij meent verder dat de vaststellingsovereenkomst kwalificeert als een besluit tot ontbinding van de Coöperatie. Deze overeenkomst bevestigde volgens haar het einde van de Coöperatie doordat erin werd vastgelegd hoe tussen de Coöperatie en de beide leden zou worden afgerekend en door de kwijtingsclausules onder 9 en 10 in de brief van 2 november 2016. [62]
5.33.
[gedaagde] erkent dat er in september 2016 een gesprek heeft plaatsgevonden. Het verslag dat mr. Ter Waarbeek daarvan heeft gemaakt, is volgens hem echter niet compleet. Zijn toenmalige advocaat heeft bij brief van 16 november 2016 laten weten dat er nog een niet onbelangrijke afspraak aan de schriftelijke weergave van het gesprek ontbrak. Hij heeft verzocht dit alsnog op te nemen in het verslag. Mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers hebben daar echter niet op gereageerd. Daarom is er volgens [gedaagde] geen overeenkomst tot stand gekomen en daarom heeft hij ook nooit getekend. Als mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers tot een overeenkomst hadden willen komen, dan hadden zij volgens [gedaagde] moeten reageren op de brief van 16 november 2016 van mr. Vermeer. [63]
5.34.
Nadat de zaak door de kantonrechter was verwezen, heeft [gedaagde] onder meer (bij monde van zijn advocaat) het volgende nadere standpunt ingenomen. De drie direct betrokken personen die hebben deelgenomen aan het gesprek van 22 september 2016 hadden alle drie een belang dat strijdig was met het belang van de Coöperatie: mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers hadden er belang bij dat de overname door Wiggers Faber van de Gelderse WSNP-zaken werd ‘goedgepraat’, [gedaagde] had er belang bij dat hij de Bossche WSNP-zaken zou kunnen blijven behandelen. Omdat zij die tegenstrijdige belangen hadden, konden zij de Coöperatie op grond van art. 13 lid 3 van de statuten niet rechtsgeldig vertegenwoordigen. Voor de overname van de Gelderse en de Bossche WSNP-praktijken werd geen vergoeding aan de Coöperatie aangeboden. Daarom waren de afspraken van 22 september 2016 strijdig met het statutaire doel van de Coöperatie, dat is het behartigen van de stoffelijke belangen van haar leden. Op deze gronden betoogt [gedaagde] dat er niet rechtsgeldig een vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. [64]
5.35.
Duin en Daal betoogt dat FFA geen belang heeft bij een verklaring voor recht dat [gedaagde] gebonden is aan de vaststellingsovereenkomst. Als die verklaring voor recht zou worden gegeven, zou het toekomstig winstgevend vermogen van de Coöperatie aan haar worden onttrokken ten gunste van Wiggers Faber. Dat is in het belang van Wiggers Faber, maar druist in tegen het belang van FFA. [65]
5.36.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. In art. 2:19 BW is geregeld hoe een Coöperatie (vereniging) kan worden ontbonden. Tot de mogelijkheden die daar worden genoemd, behoort niet het sluiten van een overeenkomst tussen een lid, tevens bestuurslid, en twee middellijk bestuurders. Als er op 22 september 2016 een overeenkomst is gesloten, kan die dus niet hebben geleid tot ontbinding van de Coöperatie. Dat neemt niet weg dat er op 22 september 2016 een overeenkomst kan zijn gesloten waaraan [gedaagde] kan zijn gebonden. In de brief van 2 november 2016 is niet eenduidig opgenomen wie de partijen bij die overeenkomst zijn. Ook is daarin niet expliciet opgenomen dat de Gelderse WSNP-praktijk die in de Coöperatie werd gevoerd, zou worden voortgezet door Wiggers Faber, en de Bossche WSNP-praktijk door [gedaagde] . Wel volgt impliciet uit art. 9 en art. 10 dat deze WSNP-praktijken niet zouden worden voortgezet in de Coöperatie maar daarbuiten. In die bepalingen staat immers dat de Coöperatie en de andere betrokkenen uit dien hoofde geen vorderingen op elkaar zouden hebben. Als de betrokkenen volgens deze afspraken zouden handelen, dan zou dat er dus toe leiden dat de WSNP-praktijken voor het voeren waarvan de Coöperatie was opgericht, buiten de Coöperatie zouden worden gebracht, zonder dat daar een vergoeding voor de Coöperatie tegenover stond. Daarmee is het belang van de Coöperatie niet gediend. Anderzijds waren de belangen van mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers, althans die van Wiggers Faber, en die van [gedaagde] in zoverre bij deze afspraken gediend dat uitvoering van deze afspraken ertoe zou leiden dat Wiggers Faber de Gelderse WSNP-praktijk zou overnemen en [gedaagde] de Bossche, in beide gevallen om niet. Aldus hadden [gedaagde] , mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers alle drie belangen bij het sluiten van deze overeenkomst die in strijd waren met het belang van de Coöperatie. Daarom konden zij de Coöperatie niet rechtsgeldig vertegenwoordigen. [66] Daaruit volgt dat er geen rechtsgeldige overeenkomst tot stand is gekomen voor zover de Coöperatie daarbij partij had moeten zijn. Aangezien de bedoeling van de overeenkomst was om afspraken te maken over de WSNP-praktijken die binnen de Coöperatie werden gevoerd, komt daarmee de zin aan de gehele overeenkomst te ontvallen. De conclusie is dat er in het geheel geen overeenkomst tot stand is gekomen.
5.37.
De rechtbank zal dus niet voor recht verklaren dat [gedaagde] gebonden is aan de vaststellingsovereenkomst zoals deze blijkt uit de brief van mr. Ter Waarbeek van 2 november 2016 aan mr. Vermeer.
(5) verschijnen op bestuurs- en ledenvergadering
5.38.
Aan de vordering dat de rechtbank [gedaagde] veroordeelt om te verschijnen op de bestuurs- en ledenvergadering van de Coöperatie en daar in te stemmen met ontbinding van de Coöperatie en vereffening op de in het petitum genoemde wijze, legt de Coöperatie het volgende ten grondslag. De Coöperatie heeft er belang bij dat geen verdere accountantskosten worden veroorzaakt en het lid FFA niet langer belast wordt met een economisch irrelevant geworden lidmaatschap. Op 29 januari 2020 heeft een bestuurs- en ledenvergadering plaatsgevonden van de Coöperatie waar door FFA een jaarrekening 2018 is voorgelegd. De Coöperatie wil op basis daarvan overgaan tot ontbinding en vereffening. [67]
5.39.
Het standpunt van FFA komt overeen met het standpunt dat zij inneemt over de beëindigingsovereenkomst zoals hiervoor weergegeven bij de overwegingen over de vordering van de Coöperatie die ziet op de beëindigingsovereenkomst. FFA stelt verder dat er vanaf 1 juni 2016 geen onderneming meer was die zou kunnen worden voortgezet, dat noch [gedaagde] , noch mr. Gunning een concreet plan voor een doorstart of voortzetting heeft gepresenteerd en dat de drie FFA-advocaten aan de toen nog bestaande onderneming geen goodwill-waarde toekenden. [68]
5.40.
[gedaagde] stelt dat uit de wederzijds ingenomen standpunten genoegzaam blijkt dat partijen niet menen dat de onderneming van de Coöperatie is gestaakt. De onderneming is volgens hem namelijk ‘gekaapt’ onder regie en met medeweten van mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers. [69]
5.41.
Mr. Gunning stelt zich op het standpunt dat FFA geen belang heeft bij het staken van de Coöperatie omdat de Coöperatie nog recht heeft op vergoeding van schade die zij lijdt als gevolg van ‘de bedrijfspiraterij’ van mr. Ter Waarbeek, mr. Wiggers en [gedaagde] . [70]
5.42.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. De Coöperatie heeft aangevoerd dat zij wenst dat zij wordt ontbonden en dat zij daar belang bij heeft, maar zij heeft niet aangevoerd wat de juridische grondslag van haar vordering is, met andere woorden op welke grond [gedaagde] volgens haar gehouden is en veroordeeld zou kunnen worden om in te stemmen met ontbinding en vereffening als door de Coöperatie gewenst. De rechtbank ziet die grondslag ook niet. Ook deze vordering zal daarom worden afgewezen.
(6) proceskosten voorlopige voorziening
5.43.
De Coöperatie heeft reeds toen de zaak speelde voor de kantonrechter gevorderd dat de rechtbank [gedaagde] bij wijze van voorlopige voorziening verbiedt om [naam 3] aan te spreken op basis van het concurrentiebeding. Zij heeft aan die vordering ten grondslag gelegd dat [naam 3] in redelijkheid niet aan dat beding kan worden gehouden, dat duidelijk is dat [gedaagde] haar er wel op wil aanspreken en dat de Coöperatie de daarmee gemoeide kosten niet uit eigen middelen kan opbrengen. [71] Inmiddels heeft de Coöperatie die vordering ingetrokken. Dat heeft zij gedaan omdat er nadat zij de voorlopige voorziening had gevorderd een nieuwe situatie is ontstaan, waarin [gedaagde] alle aanspraken op [naam 3] onherroepelijk heeft prijsgegeven. Bij de intrekking van de vordering tekent de Coöperatie aan dat de kosten ervan voor rekening van [gedaagde] dienen te komen. [72]
5.44.
Omdat de Coöperatie de vordering heeft ingetrokken, ligt deze niet meer voor, zodat deze niet zal worden beoordeeld. De rechtbank ziet geen aanleiding om [gedaagde] te belasten met proceskosten die zijn veroorzaakt doordat de Coöperatie een voorlopige voorziening heeft gevorderd en die vordering vervolgens heeft ingetrokken. De Coöperatie zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
FFA – [gedaagde] (en de Coöperatie)
(1) verklaring voor recht tekortkoming [gedaagde]
5.45.
FFA betoogt dat [gedaagde] zijn formele positie als bestuurder van de Coöperatie misbruikt om FFA en met name mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers te benadelen en [naam 3] op de korrel te nemen. FFA wenst aan dit optreden van [gedaagde] een halt toe te roepen. Daartoe vordert zij (onder meer) dat de rechtbank voor recht verklaart dat [gedaagde] jegens de Coöperatie en FFA als lid daarvan is tekortgeschoten door de rechtbank grond te geven te besluiten hem niet meer opnieuw als bewindvoerder te benoemen en de lopende benoemingen te beëindigen en dat hij daarom schadeplichtig is jegens FFA als medelid. [73]
5.46.
[gedaagde] brengt hier het volgende tegen in. Een concrete onderbouwing van het gestelde tekortschieten ontbreekt. Volgens [gedaagde] kan uit zijn ontslag door de rechtbank niet zonder meer worden geconcludeerd dat hij is tekortgeschoten jegens de Coöperatie. Of hij is tekortgeschoten, hangt volgens hem af van de omstandigheden van het geval. Voorts wijst [gedaagde] erop dat FFA nalaat haar schade toe te lichten. [gedaagde] betwist dat zijn optreden tot schade heeft geleid. [74]
5.47.
Mr. Gunning betoogt dat FFA geen belang heeft bij toewijzing van deze vordering, nu zij daaraan geen rechtsgevolg verbindt door schadevergoeding te vorderen. [75]
5.48.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt. Dat het optreden van [gedaagde] als bewindvoerder ertoe heeft geleid dat de rechtbank hem heeft ontslagen als bewindvoerder in alle WSNP-zaken waarin hij was benoemd en dat zij hem niet in nieuwe WSNP-zaken benoemt, rechtvaardigt niet zonder meer het oordeel dat [gedaagde] is tekortgeschoten jegens de Coöperatie en FFA. FFA heeft geen feiten gesteld die dat oordeel wel zouden rechtvaardigen. Daar komt bij dat FFA deze vordering niet zozeer instelt met het oog op het verkrijgen van schadevergoeding, maar (naar zij zelf verklaart) met het oog op haar positie in het conflict dat zij met [gedaagde] heeft. Dat is geen rechtens te respecteren belang. De rechtbank zal de gevorderde verklaring voor recht daarom niet geven.
(2) verklaring voor recht vaststellingsovereenkomst
5.49.
De rechtbank zal ook niet voor recht verklaren dat [gedaagde] gebonden is aan de vaststellingsovereenkomst van 22 september 2016. De gronden daarvoor zijn uiteengezet bij de beoordeling van de vordering van de Coöperatie met dezelfde strekking (vordering 4).
(3) verklaring voor recht € 16.363,00 en (7) terugbetaling veroordeling vonnis van 22 juli 2020
5.50.
FFA vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat bij juiste toepassing van de vaststellingsovereenkomst en de regels die tussen bewindvoerders gelden voor overdracht van lopende boedels aan de opvolgend bewindvoerder [naam 3] dan wel aan Wiggers Faber als haar werkgeefster een bedrag verschuldigd was van € 16.363,00. Daaraan legt zij het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft in kort geding een tegenvordering ingesteld naar aanleiding waarvan de voorzieningenrechter Wiggers Faber bij vonnis van 22 juli 2020 heeft veroordeeld om € 16.363,00 aan de Coöperatie te betalen. Deze veroordeling van Wiggers Faber berust volgens FFA op onjuiste lezing van de vaststellingsovereenkomst. [76]
5.51.
Er is naar het oordeel van de rechtbank geen vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen, zoals hiervoor overwogen. De rechtbank zal daarom de gevorderde verklaring voor recht niet geven en de daarmee samenhangende vordering tot terugbetaling afwijzen.
(4) verklaring voor recht overdracht actief
5.52.
FFA vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat geen sprake is van enige overdracht door FFA vanuit het vermogen van de Coöperatie van enig actief aan Wiggers Faber op grond waarvan de Coöperatie benadeeld zou zijn, in het bijzonder niet doordat mr. Ter Waarbeek in april 2016 aan de rechtbank namens Wiggers Ross heeft aangeboden [naam 3] in dienst te nemen en haar voor te dragen voor benoeming in de WSNP-dossiers waaruit [gedaagde] was ontslagen. Zij legt daaraan het volgende ten grondslag. In de brief van 2 november 2016 staat onder 9 dat [gedaagde] en de Coöperatie geen vordering hebben op FFA, Wiggers Faber, mr. Ter Waarbeek, mr. Ter Waarbeek en hun persoonlijke houdstervennootschappen, in het bijzonder niet op de grond dat laatstgenoemden aan de Coöperatie toekomende ondernemingsactiviteiten dan wel dossiers zouden hebben onttrokken.
5.53.
Voor het geval dat FFA heeft willen vorderen dat de rechtbank voor recht verklaart dat de genoemde partijen op 22 september 2016 zijn overeengekomen dat zij het ervoor zullen houden dat FFA geen ondernemingsactiviteiten van de Coöperatie aan Wiggers Faber heeft overgedragen, overweegt de rechtbank dat zij die verklaring voor recht niet zal geven omdat zij oordeelt dat er toen geen vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen. Voor het geval dat FFA heeft willen vorderen dat de rechtbank voor recht verklaart dat er in feite geen ondernemingsactiviteiten van de Coöperatie naar Wiggers Faber zijn overgegaan, overweegt de rechtbank dat zij ook die verklaring voor recht niet zal geven omdat die activiteiten wel zijn overgegaan. Partijen zijn het er immers over eens dat de Coöperatie is opgericht met de bedoeling opbrengsten te genereren door WSNP-dossiers te behandelen, dat er in de Coöperatie daadwerkelijk WSNP-dossiers zijn behandeld en dat de behandeling van de Gelderse WSNP-dossiers na het ontslag van [gedaagde] als bewindvoerder is overgenomen door [naam 3] , die werkt in dienst van Wiggers Faber.
(5) verklaring voor recht staking Coöperatie
5.54.
FFA vordert dat de rechtbank voor recht verklaart dat de onderneming van de Coöperatie is gestaakt door een daartoe strekkend besluit van [gedaagde] en FFA, welk besluit primair blijkt uit de feitelijke gedragingen van partijen na ontvangst van de brief van de rechtbank van 22 maart 2016, c.q. het gesprek met de rechtbank op 18 april 2016, subsidiair uit de vaststellingsovereenkomst van 22 september 2016. Zij legt het volgende aan deze vordering ten grondslag. Op grond van de brief van de rechtbank van 22 maart 2016 was voor mr. Ter Waarbeek en mr. Wiggers duidelijk dat de samenwerking met [gedaagde] in de Coöperatie materieel ten einde was gekomen. FFA heeft vervolgens getracht tot een financiële en formele afwikkeling van de samenwerking met [gedaagde] te komen. Daartoe zijn uiteindelijk bij de bespreking van 22 september 2016 afspraken gemaakt die zijn vastgelegd in de brief van mr. Ter Waarbeek van 2 november 2016. [77]
5.55.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Partijen verschillen er niet over van mening dat de onderneming van de Coöperatie is gestaakt, in die zin dat de Gelderse WSNP-dossiers die voorheen werden behandeld in de Coöperatie na het ontslag van [gedaagde] als bewindvoerder zijn of worden behandeld door [naam 3] in dienst van Wiggers Faber en de Bossche WSNP-zaken door [gedaagde] op eigen naam. Het ligt daarom in de rede dat FFA en [gedaagde] de Coöperatie ontbinden (juridisch) en onderling afrekenen (economisch). Zij hebben daartoe vergeefse pogingen ondernomen. Als de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht geeft, dan leidt dat er niet toe dat de Coöperatie is ontbonden. Evenmin leidt dat ertoe dat FFA en [gedaagde] met elkaar hebben afgerekend dan wel jegens elkaar zijn gekweten of dat zij ertoe zijn gehouden met elkaar af te rekenen op basis van de afspraken van 22 september 2016 of op enige andere basis. FFA heeft niet duidelijk gemaakt welk belang zij overigens kan hebben bij de verklaring voor recht dat de onderneming (feitelijk) is gestaakt. Die verklaring voor recht zal daarom niet worden gegeven.
(6) beslag en (8) schadevergoeding
5.56.
FFA vordert dat de rechtbank [gedaagde] veroordeelt enige beslagmaatregel die hij jegens Wiggers Faber N.V. mocht hebben ondernomen binnen 24 uur na het vonnis ongedaan te maken. FFA licht deze vordering niet toe. [78]
5.57.
FFA vordert voorts dat de rechtbank [gedaagde] veroordeelt schade te vergoeden die FFA heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van ‘de handelingen als bedoeld sub 5’, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. De rechtbank begrijpt dat FFA met ‘de handelingen als bedoeld sub 5’ doelt op beslagmaatregelen, waarop de vordering ziet die in de akte wijziging van eis is opgenomen niet onder 5 maar onder 6. [79]
5.58.
De vordering [gedaagde] te veroordelen enige beslagmaatregel ongedaan te maken zal worden afgewezen omdat deze vordering niet is toegelicht. De hiermee samenhangende vordering tot schadevergoeding zal om dezelfde reden worden afgewezen.
[gedaagde] – FFA
(1) afgifte administratie en (2) tegoed overboeken (€ 4.828,81)
5.59.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank FFA, althans haar middellijk bestuurders, veroordeelt om de bescheiden die behoren tot de administratie van de Coöperatie en die onder FFA berusten aan hem af te geven en het tegoed van de Coöperatie van naar verluidt € 4.828,81 over te boeken op rekening van de Coöperatie. Hij legt het volgende aan deze vorderingen ten grondslag. FFA heeft in het verleden de administratie van de Coöperatie gevoerd. Zij kan bovendien met uitsluiting van [gedaagde] beschikken over het tegoed van de Coöperatie. FFA is evenwel inmiddels ontzet en geschorst als lid en ontslagen als bestuurder. [gedaagde] heeft FFA verzocht de administratie af te geven, maar dat heeft FFA niet gedaan. Daardoor kan [gedaagde] als voorzitter van de Coöperatie niet voldoen aan de wettelijke (fiscale en administratieve) verplichtingen van de Coöperatie. Ook heeft FFA niet voldaan aan het verzoek om het tegoed over te boeken. [80]
5.60.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de ontzetting door [gedaagde] van FFA als lid van de Coöperatie geen gevolg gehad en had deze ontzetting als lid bovendien niet kunnen leiden tot het einde van het lidmaatschap van FFA van het bestuur van de Coöperatie, zoals hiervoor overwogen bij vraag 3 over de positie van mr. Van de Beeten. Die ontzetting geeft daarom geen grond om FFA te veroordelen de administratie aan [gedaagde] af te geven of het tegoed over te boeken. Enige andere grond daarvoor is niet gesteld. De vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
Duin en Daal Beheer B.V. – FFA
verklaring voor recht procesinstructie
5.61.
De rechtbank zal niet voor recht verklaren dat het besluit tot de procesinstructie die heeft geleid tot de wijziging van eis van FFA en de akte wijziging van eis van 29 juli 2020 van FFA nietig dan wel ongeldig zijn en dit besluit ook niet vernietigen. De motivering daarvoor is gegeven bij de behandeling van vraag 5 over de positie van mr. Van de Beeten.
conclusie en proceskosten
5.62.
Alle vorderingen zullen worden afgewezen, zowel van de oorspronkelijke partijen als van de gevoegde en tussengekomen partijen, zowel in conventie als in reconventie.
5.63.
De Coöperatie en FFA zullen als de in conventie in het ongelijk te stellen partijen worden veroordeeld in de proceskosten in conventie. [gedaagde] vordert dat de rechtbank de Coöperatie en FFA veroordeelt in de werkelijke proceskosten. Zij licht die vordering als volgt toe. [gedaagde] is op oneigenlijke wijze in rechte betrokken voor een vordering die niet bestaat, kennelijk met als doel om hem (althans de Coöperatie) het zwijgen op te leggen, terwijl in feite de financieel belanghebbenden bij de Coöperatie onderling onenigheid hebben over voortzetting van de WSNP-praktijken buiten de Coöperatie. Daarom ligt een werkelijke kostenveroordeling ‘van de (echte) opdrachtgever van de eisende partij(en)’ volgens [gedaagde] in de rede, omdat deze ten onrechte meende(n) de Coöperatie en FFA in rechte te kunnen vertegenwoordigen. [81] [gedaagde] meent verder dat FFA zodanig onrechtmatig heeft gehandeld en misbruik van procesrecht heeft gemaakt dat zij moet worden veroordeeld in de werkelijke proceskosten. [82]
5.64.
[gedaagde] licht zijn vordering tot vergoeding van werkelijke proceskosten door de Coöperatie en FFA aldus toe met een beroep op het optreden van hun ‘(echte) opdrachtgevers’. Die toelichting is voor een veroordeling van de Coöperatie en FFA zelf niet voldoende. De ‘(echte) opdrachtgevers’ kunnen niet worden veroordeeld, ten eerste omdat [gedaagde] niet duidelijk maakt op wie hij doelt (mr. Wiggers, mr. Ter Waarbeek, mogelijk ook mr. Van de Beeten). Omdat voorts de Coöperatie en FFA wel rechtsgeldig in het geding zijn verschenen, biedt art. 245 Rv geen grondslag voor veroordeling van mr. Van de Beeten.
5.65.
De proceskosten zullen daarom aan de zijde van [gedaagde] worden begroot volgens het forfaitaire tarief. Omdat de vorderingen van de Coöperatie en FFA zo nauw met elkaar samenhangen, zullen de kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot als een geheel en zullen de Coöperatie en FFA hoofdelijk worden veroordeeld deze kosten aan [gedaagde] te voldoen.
5.66.
[gedaagde] zal als de in reconventie jegens FFA in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie voor zover die zien op de door hem ingestelde vordering.
5.67.
Duin en Daal zal als de in reconventie jegens FFA in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie voor zover die zien op de door haar ingestelde vordering en de nakosten als gevorderd.
5.68.
De beslissingen over de kosten in de incidenten tot tussenkomst en tot voeging zijn aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak. [83] De Coöperatie en FFA zullen worden veroordeeld in de proceskosten van het incident tot voeging van Duin en Daal omdat zij in dat incident in het ongelijk zijn gesteld. De kosten in het incident tot tussenkomst van FFA worden gecompenseerd omdat [gedaagde] en de Coöperatie zich hebben gerefereerd.

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt de Coöperatie en FFA hoofdelijk in de proceskosten, tot aan dit vonnis aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 937,00 aan griffierecht en € 1.442,00 aan salaris voor de advocaat (2 punten, tarief III),
6.3.
verklaart de veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
6.4.
wijst de vorderingen af;
6.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten voor zover die zien op de door hem ingestelde vordering, tot aan dit vonnis aan de zijde van FFA begroot op nihil,
6.6.
veroordeelt Duin en Daal in de proceskosten voor zover die zien op de door haar ingestelde vordering, tot aan dit vonnis aan de zijde van FFA begroot op € 563,00 aan salaris voor de advocaat (de helft van 2 punten, tarief II),
in het incident tot voeging van Duin en Daal
6.7.
veroordeelt de Coöperatie en FFA in de proceskosten van het incident tot voeging van Duin en Daal, aan de zijde van Duin en Daal begroot op € 563,00 aan salaris voor de advocaat (1 punt, tarief II),
6.8.
veroordeelt Duin en Daal in de nakosten, aan de zijde van de Coöperatie en FFA bepaald op € 163,00, te vermeerderen, voor het geval dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 85,00,
6.9.
verklaart de veroordeling in de proceskosten en de nakosten uitvoerbaar bij voorraad,
in het incident tot tussenkomst van FFA
6.10.
compenseert de kosten in het incident tot tussenkomst van FFA.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Veerman en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2022.

Voetnoten

1.Productie 60 bij incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020
2.Productie 1 bij akte overlegging producties bij dagvaarding
3.Productie 30 bij incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020
4.Productie 6 bij incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020
5.Productie 31 bij incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020
6.Productie 4 bij conclusie van antwoord
7.Productie 4 bij conclusie van antwoord
8.Productie 2 bij dagvaarding
9.Productie 3 bij dagvaarding
10.Productie 4 bij dagvaarding
11.Productie 33 bij incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020
12.Productie 3 bij incidentele conclusie tot verzoek tot niet-ontvankelijkverklaring c.q. afwijzing van de vermeerdering van eis van 22 april 2020
13.Incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020 productie 41
14.Incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020 onder 155, productie 49
15.Incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020 onder 158, productie 50
16.Incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020 onder 164, productie 54
17.Incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020 onder 166, productie 55
18.Incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020 onder 169, productie 58
19.Akte wijziging eis van 13 mei 2020 productie onder 11, productie 17
20.Productie 64 bij akte wijzing van eis van FFA van 29 juli 2020
21.Productie 34 bij akte houdende nadere productie van [gedaagde] van 5 maart 2021
23.Akte van 5 maart 2021 van Duin en Daal onder 12
25.Dagvaarding van 14 februari 2019
26.Bij akte vermeerdering van eis van 22 januari 2020
27.Vonnis van 31 januari 2020
28.Bij akte vermeerdering van eis van 11 maart 2020
29.Zie vonnis van 1 juli 2020, rov. 2.1
30.Incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020; akte wijziging van eis 29 juli 2020
31.FFA vermeldt de datum 22 april 2016, maar kennelijk per abuis: zie de incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020 onder 5
32.Bij akte houdende verzoek om voorlopige voorziening van 22 januari 2020
33.Bij akte intrekking eisvermeerdering van 29 juli 2020
34.Vonnis van 31 januari 2020, rov. 3.1
35.Bij akte wijziging eis (in reconventie) van 13 mei 2020
36.Incidentele conclusie van 22 april 2020; Conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie in de hoofdzaak na tussenkomst FFA van 9 september 2020
37.Conclusie van antwoord 2.8, 2.9 (blz. 5 en 6)
38.Incidentele conclusie tot verzoek tot niet-ontvankelijk verklaring c.q. afwijzing van de vermeerdering van eis van 22 april 2020, blz. 3
39.Conclusie van antwoord in reconventie 37
40.Pleitaantekeningen mr. Van de Beeten onder 21
41.Vergelijk ECLI:NL:RBHAA:2011:BU7748 (brief van 26 januari 2020 onder 18)
42.Zie de brief van 26 januari 2020 van [gedaagde] onder 18: ‘(en naar ik vernam overigens ook binnen FFA)’
43.incidentele conclusie van 22 april 2020 van Duin en Daal blz. 6; akte van 5 maart 2021 van Duin en Daal onder 2 – 4
44.akte houdende nadere producties van 5 maart 2021 van [gedaagde] blz. 2 en akte van 5 maart 2021 van Duin en Daal onder 17
45.Incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020 onder 173 – 179, 196
46.Incidentele conclusie tot voeging van 22 januari 2020 onder 85; incidentele conclusie tot verzoek tot niet-ontvankelijkverklaring c.q. afwijzing van de vermeerdering van eis en voorlopige voorziening van 22 april 2020 blz. 3
47.Incidentele conclusie tot tussenkomst 22 april 2020, 146 – 150
48.Conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie in de hoofdzaak na tussenkomst FFA van 9 september 2020 onder 16 – 19
49.Conclusie van eis in reconventie van 9 september 2020 onder 19
50.Conclusie van antwoord in reconventie van 5 maart 2021 onder 1 – 3
51.Incidentele conclusie tot verzoek tot niet-ontvankelijkverklaring van 22 april 2020 van Duin en Daal blz. 6
52.Conclusie van eis in reconventie 9 september 2020 onder 16
53.Akte van 5 maart 2021 van Duin en Daal onder 2 – 4
54.Dagvaarding 31 – 33
55.Conclusie van antwoord 4.3 – 4.6
56.Dagvaarding 25 – 35
57.Productie 4 bij dagvaarding
58.Conclusie van antwoord 3
59.Conclusie van antwoord in reconventie 23
60.Akte vermeerdering van eis van 11 maart 2020 onder 1; dagvaarding onder 22 en 25
61.Incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020 onder 68
62.Incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020 onder 80 en 81
63.Conclusie van antwoord blz. 9 – 10
64.Conclusie van antwoord in de hoofdzaak na tussenkomst FFA onder 49 – 62
65.Conclusie van antwoord 9 september 2020 van Duin en Daal onder 8
66.Art. 13 lid 3 van de statuten
67.Akte vermeerdering van eis 11 maart 2020 onder 8
68.Incidentele conclusie tot tussenkomst van 22 april 2020 onder 198 – 201
69.Conclusie van antwoord na incidentele conclusie tot tussenkomst van 3 juni 2020 onder 33
70.Conclusie van antwoord na tussenkomst FFA van 9 september 2020 onder 12
71.Akte houdende verzoek om voorlopige voorziening van 22 januari 2020 onder 52 – 59
72.Akte intrekking eisvermeerdering 29 juli 2020
73.Incidentele conclusie tot tussenkomst 22 april 2020 onder 20, 21
74.Conclusie van antwoord na incidentele conclusie tot tussenkomst 3 juni 2020 onder 49 – 51
75.Conclusie van antwoord 9 september 2020 onder 6
76.Akte wijziging van eis 5 – 15
77.Incidentele conclusie tot tussenkomst 22 april 2020 onder 65, 68
78.Incidentele conclusie tot tussenkomst onder 154
79.Vergelijk het petitum van de akte wijziging van eis onder 8, kennelijk per abuis verwijzend naar 5, en het petitum van de incidentele conclusie tot tussenkomst onder 9, verwijzend naar 6, 7 en 8
80.Akte wijziging eis 13 mei 2020 onder 10, 11
81.Akte wijziging eis van 13 mei 2020 onder 12
82.Conclusie van antwoord na tussenkomst FFA van 9 september 2020 onder 118 – 122
83.Vonnis van 1 juli 2020