Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser in conventie/verweerder in reconventie sub 1] ,
[eisers in conventie/verweerster in reconventie sub 2],
1.De procedure
2.De feiten
Afwikkeling lopende schulden.
3.Het geschil
in conventie
- [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 25.033,95 uit hoofde van de onderhandse geldleningsovereenkomst, zulks te vermeerderen met de contractuele dan wel de wettelijke rente sedert de dag van verschuldigdheid, zijnde 30 april 2020, althans 13 november 2020, althans de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
- [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 28.859,50 uit hoofde van de contant geleende bedragen, zulks te vermeerderen met de contractuele dan wel de wettelijke rente sedert de dag van verschuldigdheid, zijnde 30 april 2020, althans
Indien genoemd registergoed aan de [adres 1] wordt vervreemd (verkocht) aan een derde”, nu uit de akte van kwijtschelding blijkt dat de woning is verkocht op 14 oktober 2013. [eisers in conventie/verweerders in reconventie] heeft aangevoerd dat van deze opeisingsgrond geen sprake is, omdat het grondstuk voor de verkoop is gesplitst en in de akte wordt gedoeld op het gehele grondstuk.
bij niet nakoming door de schuldenaar van enige verplichting uit deze overeenkomst van geldlening, indien niet binnen acht dagen na ingebrekestelling de betrokken verplichting alsnog is nagekomen”. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft niet gesteld, noch is dit in deze procedure gebleken, dat [eisers in conventie/verweerders in reconventie] in dit kader een ingebrekestelling heeft verzonden. De door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ingenomen stelling ter zitting dat partijen hebben beoogd dat een ingebrekestelling niet nodig was, is onvoldoende onderbouwd. Dit betekent dat ook van deze opeisingsgrond geen sprake is.
vaste lasten [naam]” of soortgelijke omschrijvingen) en aan productie 23 (het e-mailbericht van november 2018 waarin [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft aangegeven per 1 december 2018 niet meer financieel aansprakelijk te zijn voor de lasten van [naam] , terwijl onbetwist is dat hij het bedrag van € 200,00 heeft betaald tot april 2020). Voorts staat vast dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in een overzicht van zijn maandelijkse lasten het bedrag van € 200,00 heeft omschreven als “
aflossing BB”. Toch kan het voorgaande niet tot het oordeel leiden dat de maandelijkse betalingen van € 200,00 door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zijn gedaan vanwege de onderhandse geldleningsovereenkomst (ofwel deels in verband daarmee). Uit de producties 7 tot en met 11 bij de dagvaarding blijkt wel dat sprake is van een schuld van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] (en [naam dochter] ) aan [eisers in conventie/verweerders in reconventie] , maar niet dat deze (deels) bestaat uit een vordering uit hoofde van een onderhandse geldleningsovereenkomst.
5.De beslissing
20 april 2022schriftelijk kan uitlaten over de vraag hoe hij het bewijs wil leveren,
(handschrift)deskundige, hij de naam van de deskundige moet opgeven, waarna [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zich over de voorgestelde deskundige kan uitlaten, waarna de rechtbank daarover een beslissing zal nemen,
schriftelijke stukken, hij deze stukken direct in het geding moet brengen,
getuigenwil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de maandagen en dinsdagen in de maanden mei, juni, juli en augustus direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,