ECLI:NL:RBGEL:2021:984

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 februari 2021
Publicatiedatum
2 maart 2021
Zaaknummer
C/05/381587 / KG RK 20-926
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter-commissaris in een strafzaak met betrekking tot de dood van een verdachte

Op 15 februari 2021 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door de verzoeker, die betrokken was bij een strafzaak betreffende de dood van zijn vriendin. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. Manders, had de rechter-commissaris mr. G.M.L. Tomassen gewraakt, omdat hij meende dat deze niet onpartijdig was. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter-commissaris niet alle vragen van de verdediging aan de patholoog had voorgelegd, met name vragen over de gezondheidstoestand van de patholoog, die volgens de verzoeker van belang waren voor de beoordeling van de zaak.

De wrakingskamer overwoog dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er concrete omstandigheden zijn die de onpartijdigheid in gevaar kunnen brengen. De kamer concludeerde dat de door mr. Manders aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter-commissaris vooringenomen was. De beslissing van de rechter-commissaris om bepaalde vragen niet voor te leggen aan de patholoog werd gezien als een procesbeslissing, die in beginsel geen grond voor wraking kan vormen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleverden.

Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en de wrakingskamer benadrukte dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/381587 / KG RK 20-926
Beslissing van 15 februari 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
tijdelijk verblijvend te Arnhem
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. G.M.L. Tomassen
rechter-commissaris in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter-commissaris.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van 17 december 2020 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld
  • de schriftelijke reactie van de rechter-commissaris van 26 januari 2021
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling, gehouden op 1 februari 2021, waarvan de pleitnota van mr. Manders onderdeel uitmaakt.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is mr. Manders, advocaat te Rotterdam, namens verzoeker verschenen. De rechter-commissaris heeft laten weten niet te kunnen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter-commissaris in de zaak met parketnummer 05/780013-20 tegen verzoeker als verdachte. Verzoeker is op 12 april 2020 aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij de dood van zijn vriendin op 9 april 2020. De patholoog heeft op 11 april 2020 in het voorlopig sectieverslag als voorlopige doodsoorzaak opgenomen - kort gezegd - verwurging, smoren en drukuitoefening op de borst, elk op zich of in combinatie. Na ontvangst van het verslag van de toxicoloog op 25 juni 2020 rapporteert de patholoog op 11 september 2020 dat het intreden van de dood goed en volledig kan worden verklaard door een hoge concentratie GHB. Het overlijden door - kort gezegd - verwurging kan echter niet worden uitgesloten volgens de patholoog. Vanwege het totale beeld van letsels/bevindingen die bij leven waren ontstaan neigt de patholoog naar geweldpleging door een ander persoon (waarbij GHB intoxicatie een bijdrage kan hebben gehad).
Op 15 oktober 2020 heeft ten overstaan van de rechter-commissaris een regiezitting plaatsgevonden waar onder andere is beslist dat de verdediging en het OM alle vragen aan de patholoog zullen bundelen. Op 15 november 2020 heeft mr. Manders namens verzoeker een lijst met 58 vragen aan de rechter-commissaris gezonden. Een aantal vragen zag op de gezondheidstoestand van de patholoog. De rechter-commissaris heeft op 15 december 2020 een vragenlijst aan de patholoog gestuurd met de mededeling dat deze vragen afkomstig zijn van de verdediging. De vragen met betrekking tot de gezondheidstoestand van de patholoog waren hierin niet opgenomen door de rechter-commissaris. Op 17 december 2020 heeft een terechtzitting van de meervoudige strafkamer plaatsgevonden. Tijdens deze terechtzitting heeft mr. Manders de rechter-commissaris, die met het vooronderzoek is belast, gewraakt.
2.2.
Blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek tijdens de terechtzitting bij de meervoudige strafkamer van 17 december 2020 heeft mr. Manders aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat hij van mening is dat naar het NFI een verkeerd beeld ontstaat over de vragen die hij heeft gesteld. Volgens mr. Manders had de rechter-commissaris aan de deskundige (patholoog) vragen moeten stellen over diens eigen gezondheid tijdens het eerste onderzoek. De rechter-commissaris heeft in een e-mail van 16 december 2020 aan mr. Manders bericht dat zij geen concrete aanknopingspunten ziet voor zijn standpunt dat sprake is van een mogelijk door gezondheidsperikelen veroorzaakte ondeskundige beoordeling en rapportage van de patholoog. Naar de mening van mr. Manders zijn die aanknopingspunten er wel. De patholoog is meer dan vier maanden ziek geweest en rapporteert op 11 april 2020 dat de dood van het slachtoffer kan zijn veroorzaakt door geweld, terwijl diezelfde patholoog op 11 september 2020 rapporteert dat de dood goed kan worden verklaard door een hoge concentratie GHB. Verder was eerder al bekend dat er geen haar van het slachtoffer meer aanwezig is voor nader onderzoek maar schrijft de patholoog in het rapport van 11 september 2020 wel dat er nog haar bewaard is voor nader onderzoek. Op grond van deze punten meent mr. Manders dat nadere bevraging van de patholoog over haar medische situatie noodzakelijk is.
2.3.
De rechter-commissaris heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Naar de mening van de rechter-commissaris is de beslissing om niet alle door de raadsman opgeworpen vragen voor te leggen aan de deskundige op goede juridisch verdedigbare gronden is genomen. De rechter-commissaris meent dat het zuiver is de deskundige de gelegenheid te geven aanvullende inhoudelijke vragen te beantwoorden zodat zij de gelegenheid krijgt haar beoordeling van de casus en haar conclusies nader te onderbouwen of toe te lichten. De bewuste deskundige zal in een later stadium door de rechtbank worden gehoord en dan kunnen, afhankelijk van de inhoud van het aanvullende deskundigenrapport, als daar aanleiding toe is, wellicht alsnog vragen worden gesteld over de gezondheidstoestand van de deskundige in de eerste fase van het onderzoek, aldus de rechter-commissaris.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering). Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Manders het wrakingsverzoek nader toegelicht. De in het proces-verbaal genoemde e-mail van 16 december 2020 volgde op vragen van mr. Manders die hij stelde na ontvangst van de door de rechter-commissaris op 15 december 2020 aan de patholoog gestuurde vragenlijst. Mr. Manders constateerde dat niet de door hem samengestelde vragenlijst was verzonden maar een door de rechter-commissaris bewerkte versie daarvan. De door hem gestelde vragen over de gezondheid van de patholoog waren verwijderd. Naar de mening van mr. Manders had deze door de rechter-commissaris gewijzigde vragenlijst niet aan het NFI mogen worden verstuurd met de mededeling dat dit de vragen van de verdediging waren. Naar aanleiding van de schriftelijke reactie van de rechter-commissaris merkt mr. Manders verder op dat de rechter-commissaris geen arts is en niet kan oordelen dat er geen relatie is tussen de gezondheidssituatie van de patholoog en haar (ondeskundige) rapportage. Daarnaast heeft mr. Manders bij de mondelinge behandeling nog de volgende gronden aan zijn verzoek toegevoegd:
a. de rechter-commissaris heeft de beslissing over de te stellen vragen (onder andere over de gezondheid van de patholoog) niet genomen op de regiezitting van 15 oktober 2020 maar eenzijdig en achteraf door de door mr. Manders op 15 november 2020 ingediende vragenlijst zelf aan te passen;
b. de rechter-commissaris heeft mr. Manders hierover niet geïnformeerd.
Deze laatstgenoemde nieuwe omstandigheden (a. en b.) waren vóór het wrakingsverzoek van 17 december 2020 al bekend. Omdat de wet voorschrijft dat alle omstandigheden tegelijk worden voorgedragen met het doel onnodige vertraging te voorkomen, worden deze twee gronden niet in de beoordeling betrokken.
3.3.
Ter beoordeling ligt dus voor de naar de mening van mr. Manders onjuiste beslissing van de rechter-commissaris om de door mr. Manders opgestelde vragenlijst eenzijdig te bewerken in die zin dat aan de patholoog geen vragen zijn voorgelegd over haar gezondheid, alsmede deze eenzijdig aangepaste lijst door te sturen naar het NFI met de mededeling dat de vragen van de verdediging afkomstig waren.
3.4.
De wrakingskamer overweegt als volgt. Voormelde beslissing van de rechter-commissaris betreft een procesbeslissing. Een rechtelijke beslissing kan in beginsel geen grond vormen voor wraking. Dit is alleen anders indien die motivering in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. (Vgl. twee arresten van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1770 en ECLI:NL:HR:2018:1413)
3.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat de door mr. Manders aangevoerde gronden de hoge drempel zoals hiervoor weergegeven onder 3.4. niet halen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft mr. Manders zijn frustratie geuit over de gang van zaken. Nadat eerst de rechter-commissaris de door mr. Manders samengestelde vragenlijst van 15 november 2020 bijna vijf weken had laten liggen, laat ook beantwoording van de vragen door de patholoog lang op zich wachten. De antwoorden zijn er nog steeds niet, aldus mr. Manders. Hij is van mening dat in het strafproces van verzoeker afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van een fair trial, zoals vastgelegd in artikel 6 EVRM. Echter, zoals mr. Manders tijdens de mondelinge behandeling zelf ook opmerkte, ligt dit niet aan het wrakingsverzoek ten grondslag en een dergelijke schending van artikel 6 EVRM zou ook niet zonder meer leiden tot de vaststelling dat bij verzoeker naar objectieve maatstaven de gerechtvaardigde vrees heeft kunnen ontstaan dat de rechter-commissaris aldus de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt. Ditzelfde geldt voor (de motivering van) de beslissing van de rechter-commissaris om (vooralsnog) aan de patholoog geen vragen te stellen over diens gezondheid. Hoewel de wijze waarop een en ander is gegaan wellicht niet de schoonheidsprijs verdient, brengt de enkele omstandigheid dat de rechter-commissaris de door mr. Manders gestelde vragen over de gezondheid van de patholoog uit de vragenlijst heeft verwijderd, nog niet mee dat de objectieve vrees gerechtvaardigd was dat de rechter-commissaris een vooringenomenheid jegens verzoeker koesterde. Zoals de rechter-commissaris in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek heeft verwoord, kan de deskundigheid van (de rapportage van) de patholoog ten overstaan van de meervoudige strafkamer aan de orde worden gesteld op het moment dat de deskundige door de rechtbank wordt gehoord en kunnen, als daartoe op grond van het aanvullende deskundigenrapport aanleiding is, nog vragen worden gesteld over de gezondheidstoestand van de deskundige. De motivering van de rechter-commissaris dat zij ‘in de gang van zaken en de inhoud van het rapport geen concrete aanknopingspunten vindt voor het standpunt dat sprake is geweest van een mogelijk door gezondheidsperikelen veroorzaakt ondeskundige beoordeling en rapportage’ is ook in dit kader gegeven en moet niet begrepen worden als een medisch oordeel. De rechter-commissaris zag ten tijde van het nemen van haar beslissing geen aanleiding om vragen te stellen over de gezondheid van de patholoog, maar sluit de mogelijkheid van het stellen van de vragen in de toekomst niet uit. Niet gezegd kan worden dat de (motivering van de) beslissing van de rechter-commissaris zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard.
3.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is naar het oordeel van de wrakingskamer niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter-commissaris jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.7.
Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. S.J. Peerdeman, A.F. Germs-de Goede en J.M. Graat in tegenwoordigheid van de griffier mr. P.A.C. Modderman en in openbaar uitgesproken op 15 februari 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.