[eiseres] voert voorts aan dat [gezamenlijke gedaagden] ook bij het sluiten van het addendum bij de huurovereenkomst en bij het aangaan van de betalingsregeling en bij de over de betalingen gedane toezeggingen wisten dat MAS deze niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden.
[gezamenlijke gedaagden] hebben de oorzaak van de financiële problemen van MAS toegelicht. In dat kader is onweersproken aangevoerd dat de begrote omzetten niet zijn gerealiseerd, waardoor de marge te laag was om de lopende uitgaven te bekostigen. MAS speelde ook parten dat leveranciers alleen op basis van vooruitbetaling wilden leveren, waardoor het steeds moeilijker werd om de onderneming draaiende te houden. [gezamenlijke gedaagden] hebben hierin ten behoeve van MAS tegemoet willen komen door zichzelf geen salaris uit te keren en in privé geld in de onderneming te investeren. De overige aandeelhouders wezen een plan om aanvullend kapitaal in MAS te storten, af. Begin 2020 was door een klant, tevens aandeelhouder in MAS, nog een opdracht van € 800.000,00 toegezegd. Deze opdracht is desondanks uiteindelijk niet verstrekt. De overige drie aandeelhouders, deels ook klant bij MAS, hebben vervolgens rond april 2020 te kennen gegeven met MAS te gaan stoppen.
Mede gelet op het feitelijk verloop in de tijd, is wat betreft het tussen MAS en [eiseres] gesloten addendum van 15 september 2015 geen sprake van een situatie waarin [gezamenlijke gedaagden] wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat MAS de afspraak niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden. In die periode ontstond immers pas de eerste huurachterstand. Het addendum ziet bovendien op een verrekening van verbeurde boetes wegens het niet afgeven van de bankgarantie met een door [eiseres] bij het einde van de huurovereenkomst te betalen vergoeding wegens door huurder gedane investeringen in het gehuurde pand. Door de verrekening gaan de verbintenissen over en weer tot hun gemeenschappelijk beloop teniet. Welk onderdeel van het addendum MAS niet is nagekomen en wat [gezamenlijke gedaagden] destijds al (redelijkerwijze) konden voorzien, is onvoldoende gesteld.
Vervolgens is in de periode van eind september 2015 tot 9 januari 2019 tussen MAS en [eiseres] veelvuldig contact geweest over de ontstane huurachterstand en het inlopen daarvan, waarbij door MAS ook betalingsvoorstellen zijn gedaan. Dat het haar in die periode niet is gelukt om de achterstand volledig in te lopen betekent niet automatisch dat sprake is van een situatie waarin [gezamenlijke gedaagden] toezeggingen hebben gedaan over betaling van de achterstanden in de wetenschap dat MAS deze niet (volledig) zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden. Dat was op dat moment nog niet aan de orde. In juli 2019, dus nadat de rechtbank Noord-Nederland de bij de feiten vermelde vonnissen had gewezen, is tussen partijen vervolgens meer concreet over een betalingsregeling gesproken. Er zijn toen afspraken over het inlopen van de huurachterstand op papier gezet, maar deze afspraken zijn niet door MAS en [eiseres] ondertekend. MAS heeft wel (voor een aanzienlijk deel) uitvoering gegeven aan die afspraken. Voordat zij deze afspraak met [eiseres] maakte had MAS bovendien een bevestiging van haar bank ontvangen dat haar krediet werd gecontinueerd, mede op basis van de begrote omzet in een aangepast bedrijfsplan. In dat plan was ook voorzien in het inlopen van de huurachterstand en uitbetaling van achterstallig salaris aan [gezamenlijke gedaagden] Ook heeft MAS aan [eiseres] op haar verzoek inzage verschaft in de financieringsovereenkomst en de lopende orderportefeuille, mede op basis waarvan de afspraken over het inlopen van de achterstand zijn gemaakt. Dat [gezamenlijke gedaagden] op dat moment wisten dat MAS de betalingsregeling (voor zover deze al gold) niet zou kunnen nakomen en dat MAS geen verhaal zou bieden, blijkt aldus niet uit de omstandigheden. Bovendien heeft MAS in de periode tot zes maanden daarna, tot februari 2020, daadwerkelijk € 103.000,00 aan (achterstallige) huur aan [eiseres] betaald. Dat ziet op de lopende termijnen die tot februari 2020 zijn voldaan alsmede aflossingen op de achterstand. Nu [gezamenlijke gedaagden] op dit punt bij conclusie van antwoord overzichten van de gedane bankbetalingen hebben overgelegd, had het op de weg van [eiseres] gelegen daartegen desgewenst tijdig verweer te voeren. Er bestaat onvoldoende reden om [eiseres] alsnog de gelegenheid te geven zich op dit punt bij akte uit te laten, zoals zij op de comparitie heeft verzocht.