In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen over bomen die zich op de erfgrens bevinden. De eisende partijen, sinds 2006 eigenaar van een perceel, hebben in maart 2020 de gedaagde partijen verzocht om de ratelpopulier en andere bomen te verwijderen, omdat deze zich binnen de toegestane afstand van de erfgrens zouden bevinden. De gedaagde partijen hebben hier niet op gereageerd, wat leidde tot een rechtszaak. De eisende partijen hebben hun vordering gebaseerd op artikel 5:42 van het Burgerlijk Wetboek, dat stelt dat bomen binnen twee meter van de erfgrens verwijderd moeten worden, tenzij er sprake is van verjaring of misbruik van bevoegdheid.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bomen zich op verschillende afstanden van de erfgrens bevinden en dat de eisende partijen een vordering tot verwijdering hebben ingediend. De gedaagde partijen hebben verweer gevoerd, maar hebben nog niet op de laatste eiswijziging kunnen reageren. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor verdere uitlating door de gedaagde partijen. De rechter heeft ook opgemerkt dat de redelijkheid en billijkheid in deze zaak een belangrijke rol spelen, vooral als het gaat om de vraag of de gedaagde partijen zich kunnen beroepen op verjaring.
De beslissing van de rechtbank houdt in dat de zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling, waarbij de gedaagde partijen de gelegenheid krijgen om op de laatste eiswijziging te reageren. De rechtbank heeft benadrukt dat het belangrijk is dat partijen tot een onderlinge oplossing komen, vooral gezien de mogelijkheid dat de eisende partijen bereid zijn om enkele bomen te laten staan als ze deze zelf mogen snoeien. De zaak zal op 26 januari 2022 opnieuw worden behandeld.