ECLI:NL:RBGEL:2021:6722

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
14 december 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2328 TU
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling geschiktheid functies in relatie tot prikkelarme werkomgeving voor WIA-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die aangewezen is op een prikkelarme werkomgeving, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend, die door het UWV was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd dat de geduide functies, Productiemedewerker industrie en Medewerker tuinbouw, geschikt zijn voor eiseres, gezien haar beperkingen. Eiseres heeft aangevoerd dat de werkomgevingen van deze functies niet prikkelarm zijn, wat door de rechtbank werd onderschreven. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om het motiveringsgebrek te herstellen en een nieuwe beslissing te nemen. De rechtbank heeft daarbij de termijn voor herstel vastgesteld op zes weken na verzending van de tussenuitspraak. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de geschiktheid van functies in het kader van arbeidsongeschiktheid en de noodzaak om rekening te houden met de specifieke beperkingen van de aanvrager.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: 20/2328 TU

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 oktober 2021

in de zaak tussen

[Eiseres A] , te [plaats A] , eiseres

(gemachtigde: mr. O.H.G. Daane Bolier),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Zwolle, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) met ingang van 24 september 2019 (hierna: datum in geding) afgewezen.
Bij besluit van 20 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 september 2021. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde J.P. Keizer.

Overwegingen

1. Eiseres was tot 25 september 2017 werkzaam als verkoopmedewerkster bij Cecil Apeldoorn/Dress B.V. voor 20 uren per week. Verweerder heeft per die datum aan eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend. Eiseres heeft zich per 26 september 2017 ziek gemeld met psychische klachten. Verweerder heeft eiseres vervolgens bij besluit van 26 december 2017 ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend. Op 3 juli 2019 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Verweerder heeft daarna het primaire besluit genomen.
2. Verweerder heeft de weigering van de WIA-uitkering gebaseerd op de vaststelling dat eiseres op de datum in geding minder dan 35%, namelijk 2,3%, arbeidsongeschikt is. Hieraan ligt een medisch en arbeidskundig onderzoek ten grondslag.
Medische grondslag
3.1.
Eiseres voert aan dat verweerder haar medische beperkingen heeft onderschat. Volgens eiseres is zij verder beperkt dan verweerder heeft aangenomen.
3.2.
Het medische onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van de verzekeringsarts C. van Asselt van 31 juli 2019 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep R.J.J. Renders van 3 maart 2020. De voor eiseres vastgestelde medische belastbaarheid is in eerste instantie verwoord in de zogenaamde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 31 juli 2019. Renders heeft op 3 maart 2020 een nieuwe FML opgesteld. Deze FML is vergelijkbaar met de FML van 31 juli 2019, met de aanpassing dat Renders een urenbeperking heeft aangenomen van twintig uren per week.
3.3.
Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat de medische belastbaarheid van eiseres op de datum in geding in de rapporten van de verzekeringsartsen op inhoudelijk overtuigende wijze is gemotiveerd. De verzekeringsartsen hebben hun conclusies gebaseerd op de klachten van eiseres, haar dagverhaal, op de bevindingen van de verzekeringsarts uit psychisch onderzoek en op de aanwezige medische informatie. Eiseres heeft haar stelling dat zij vanwege haar psychische klachten meer of verdergaand beperkt is, niet met medische informatie onderbouwd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsartsen.
3.4.
Dat eiseres zich niet herkent in de conclusies van de verzekeringsartsen maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de beleving van eiseres van haar klachten, betekent het hebben van klachten nog niet dat er ook (ernstigere) beperkingen voor arbeid moeten worden aangenomen in de FML. De beleving is volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) namelijk niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen bij eisers zijn vast te stellen [1] . Alleen de medisch te objectiveren beperkingen zijn daarbij van belang.
4. Eiseres moet op de datum in geding daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 3 maart 2020.
Arbeidskundig onderzoek
5.1.
Eiseres voert aan dat zij niet geschikt is om de geduide functies te verrichten. Eiseres is van mening dat in alle geduide functies niet wordt gewerkt in een prikkelarme werkomgeving. Over de functie ‘Productiemedewerker industrie (samenstellen producten)’ voert eiseres aan dat de functionaris in een fabriekshal werkt met drie tot zes collega’s die bezig zijn met pneumatisch of elektrisch gereedschap. Dit is geen prikkelarme werkomgeving, aldus eiseres. Eiseres verwijst naar een uitspraak van de CRvB van 19 december 2009 [2] , meer specifiek rechtsoverweging 8.4. Uit deze uitspraak volgt volgens eiseres dat de functie niet te rijmen is met de noodzaak van een prikkelarme werkomgeving. Eiseres wijst tevens op hetgeen is opgenomen in het Handboek CBBS onder beoordelingspunt 1.9.4. Daar staat volgens eiseres dat voorbeelden van afleidende prikkels onder meer zijn: werkzaamheden in een fabriekshal of werkplaats waar apparaten bediend worden.
Ten aanzien van de functie ‘Medewerker tuinbouw’ stelt eiseres dat in die functie gewerkt wordt in een kas met tien tot 25 collega’s en waarbij gewerkt wordt met een sorteermachine met zes sorteerbanen en één afvalbaan en een oppotmachine. Ook is er volgens eiseres sprake van radiogeluid en van intern transport. Al deze factoren maken dat niet van een prikkelarme werkomgeving kan worden gesproken, aldus eiseres.
Over de functie met functienummer 0126.0000.018 voert eiseres aan dat uit de functiebeschrijving blijkt dat er wordt gewerkt met circa acht collega’s en een enkele keer met twintig personen en niet, zoals de arbeidsdeskundige heeft overwogen, met één of twee collega’s.
Over de functie ‘Huishoudelijk medewerker’ voert eiseres aan dat blijkt dat er tijdens de werkzaamheden veelvuldig contact is met de bewoners en medewerkers zorg. Ook lopen deze personen rond tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden. Verder blijkt volgens eiseres dat het kan voorkomen dat in de algemene ruimten en bewonerskamers sprake is van prikkels door radio- en/of televisiegeluid. De werkomgeving in deze functie is dan ook niet prikkelarm, aldus eiseres.
5.2.
Het arbeidskundig onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van arbeidsdeskundige H.C. de Gram van 16 september 2018 en van arbeidsdeskundige bezwaar en beroep P. Flierman van 17 maart 2020.
5.3.
Ten aanzien van de functie ‘Productiemedewerker industrie (samenstellen producten)’ overweegt de rechtbank als volgt. Uit de functieomschrijving van deze functie blijkt dat in de functie wordt gewerkt in een ruime productiehal aan een eigen werktafel binnen een groep van drie tot zes collega’s. Uit de functiebeschrijving blijkt tevens dat in ieder geval wordt gewerkt met een soldeermachine. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat in deze functie sprake is van een werkomgeving die de belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. Hoewel niet is gebleken dat in de functie wordt gewerkt met pneumatisch en elektrisch gereedschap, zoals door eiseres is aangevoerd, brengt het werken in een ruime productiehal, waarvan in zijn algemeenheid kan worden aangenomen dat daarin meerdere machines staan en een redelijk aantal mensen aan het werk is om deze machines te bedienen, normaal gesproken een geluidsniveau met zich dat de grenzen van een prikkelarme werkomgeving kan overschrijden. Verweerder heeft niet, althans niet zonder nadere motivering, kunnen concluderen dat deze werkomgeving geschikt is voor eiseres gelet op de vastgestelde beperking dat zij is aangewezen op een prikkelarme werkomgeving. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Flierman heeft in zijn rapport van 17 maart 2020 enkel toegelicht dat het geluidsniveau in de productiehal te vergelijken is met een kantoor- of laboratoriumomgeving. Gelet op de werkzaamheden die in de (ruime) productiehal plaatsvinden kan de rechtbank die toelichting echter niet zonder meer volgen. Ook de toelichting van Flierman dat in de directe werkomgeving van de functionaris maar drie tot zes collega’s zitten die aan een eigen werktafel werken en dat er tijdens het werk niet veelvuldig heen en weer wordt gelopen, overtuigt de rechtbank niet. Dat laat immers onverlet dat, zoals reeds overwogen, het werken in een (ruime) productiehal in aanwezigheid van machines prikkels met zich brengt, waarvan niet, althans niet zonder nadere motivering, kan worden gezegd dat dit binnen de grenzen van de belastbaarheid van eiseres blijft. De gemachtigde van verweerder kon desgevraagd ter zitting ook geen nadere toelichting geven.
5.4.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder, ook ten aanzien van de geduide functie ‘Medewerker tuinbouw’ onvoldoende heeft gemotiveerd dat in deze functie sprake is van een werkomgeving die de belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. Uit de functieomschrijving blijkt immers dat in deze functie wordt gewerkt in een hoge kas met tien tot 25 collega’s, in directe aanwezigheid van een sorteermachine met zes sorteerbanen en een afvalbaan en een oppotmachine, waarbij tevens radiogeluid aanwezig kan zijn en geluid van medewerkers die producten op een kar plaatsen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Flierman heeft in zijn aanvullende rapport van 15 januari 2021 gemotiveerd dat de geluiden op de achtergrond aanwezig zijn, maar niet te hard zijn. Verder heeft hij gemotiveerd dat de sorteermachines wel te horen zijn, maar niet veel lawaai veroorzaken en dat het aantal medewerkers per oppervlakte en de bewegingen in de omgeving beperkt zijn. De rechtbank is echter van oordeel dat onvoldoende is gemotiveerd waarom, gelet op alle bewegings- en geluidsinvloeden in deze werkomgeving tezamen, de functie van ‘Medewerker tuinbouw’ de belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. Ook de gemachtigde van verweerder kon ter zitting desgevraagd geen nadere toelichting hierop geven.
5.5.
Over de functie met functienummer 0126.0000.018 (‘Medewerker tuinbouw (planten, bloemen en vruchten)’) overweegt de rechtbank als volgt. In de functieomschrijving staat dat wordt gewerkt in het achterste gedeelte van een kas in een rustige omgeving met klimaatbeheersing. Verder staat in de functieomschrijving dat de functionaris met één of twee collega’s aan een roltafel staat of zit. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep Flierman heeft in zijn rapport van 17 maart 2020 gemotiveerd dat sprake is van een prikkelarme werkomgeving, omdat wordt gewerkt met een beperkt aantal collega’s op enige afstand in een grote kas, meestal met één of twee personen in de buurt. De rechtbank kan deze toelichting volgen. Het enkele feit dat, in totaal, met acht collega’s wordt gewerkt, en een enkele keer met twintig collega’s, maakt niet dat niet meer kan worden gesproken van een prikkelarme werkomgeving. De functionaris werkt immers direct maar met één of twee collega’s in de buurt. Bovendien blijkt dat het werken met twintig collega’s slechts sporadisch voorkomt. Dat betekent dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat deze functie geschikt is voor eiseres om uit te oefenen.
5.6.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiseres geschikt is om de functie van ‘Huishoudelijk medewerker’ uit te oefenen. Uit de functieomschrijving volgt niet dat er in de functie sprake is van veelvuldig contact met bewoners en medewerkers zorg, zoals eiseres heeft aangevoerd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het aanvullende rapport van 15 januari 2021 gemotiveerd dat de bewoners vaak niet aanwezig zijn in de ruimten tijdens het schoonmaken, omdat zij in de huiskamer zitten of bij een activiteit zijn. Ook heeft Flierman in het rapport van 17 maart 2020 gemotiveerd dat het contact wat wel plaatsvindt oppervlakkig is en niet intensief. Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat in deze functie geen sprake is van veelvuldig contact met bewoners en medewerkers zorg.
Dat het voor kan komen dat radio- of televisiegeluid aanwezig is in enkele ruimten waar de functionaris schoon moet maken, betekent, anders dan eiseres aanvoert, niet dat niet meer kan worden gesproken van een prikkelarme werkomgeving. Het gaat immers om geluid dat slechts in geringe mate voor kan komen, hetgeen de belastbaarheid van eiseres op dit punt niet overschrijdt. Het is namelijk niet zo dat eiseres geen enkele prikkels kan verdragen.
5.7.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de beroepsgrond slaagt. De rechtbank is immers van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de functies ‘Productiemedewerker industrie (samenstellen producten)’ en ‘Medewerker tuinbouw’ geschikt zijn voor eiseres om, met de vastgestelde beperkingen, te verrichten.
Bestuurlijke lus
6. Gelet op het voorgaande bevat het bestreden besluit een motiveringsgebrek. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
7. Om het gebrek te herstellen, moet verweerder opnieuw beoordelen, en nader motiveren, of eiseres geschikt is om de geduide functies ‘Productiemedewerker industrie (samenstellen producten)’ en ‘Medewerker tuinbouw’ uit te oefenen gelet op de vastgestelde beperking dat eiseres is aangewezen op een prikkelarme werkomgeving. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
8. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
Beslissing
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Scherff, rechter, in tegenwoordigheid van M.A. de Visser, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 21 oktober 2021
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de CRvB van 15 september 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3214.