In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 7 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de inhouding van loonheffing op een schadevergoeding die een politiemedewerker heeft ontvangen. De eiser, die tot zijn AOW-gerechtigde leeftijd werkzaam was bij de politie, had in september 2019 een schadevergoeding van € 1.750 ontvangen vanwege gemiste vrije tijd, die door zijn werkgever was gekwalificeerd als belast loon. De rechtbank moest beoordelen of de inhouding van € 666,75 aan loonheffing terecht was, waarbij de vraag centraal stond of de schadevergoeding als loon uit (vroegere) dienstbetrekking moest worden aangemerkt.
De rechtbank oordeelde dat er een causaal verband bestaat tussen de schadevergoeding en de (voormalige) dienstbetrekking van eiser. De schadevergoeding was uitgekeerd in het loontijdvak van september 2019, en de rechtbank concludeerde dat de vergoeding voortkwam uit de loonsfeer, ondanks dat deze niet direct gerelateerd was aan arbeidsprestaties. De rechtbank verwierp het standpunt van eiser dat de schadevergoeding niet tot het belaste loon behoort, omdat deze haar oorsprong vindt in het bestuursrecht. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De rechtbank heeft de relevante juridische bepalingen en eerdere jurisprudentie in haar overwegingen betrokken, waaronder het arrest van de Hoge Raad van 15 februari 2019.