Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser 1] ,
[eiser 2],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 25 november 2020
- het proces-verbaal van descente van 8 april 2021
- de akte uitlating van [gedaagde 1] van 12 mei 2021
- de akte overlegging nadere productie van [eiser 1] . van 9 juni 2021
- de conclusie na bewijslevering van [gedaagde 1] van 16 juni 2021
- de antwoordconclusie van [eiser 1] . van 14 juli 2021.
2.De verdere beoordeling
in conventie
De bovenste lijn op het relaas van bevindingen 977, die moest 9,8 meter naar het zuiden.”. [gedaagde 1] heeft daarover tijdens de descente verklaard: “
Wij hebben in 1993 het vlak doormidden gedeeld. Maar toen moest de één over de grond van de ander om bij zijn stuk te komen. Daarom is die lijn toen 9.8 meter opgeschoven.” en daaraan toegevoegd dat “
het kaartje van het Kadaster klopt”. [gedaagde 1] heeft in zijn verklaring het oog op een hulpkaart (productie 5 van [gedaagde 1] en productie XV van [eiser 1] .) die volgens het bijschrift op 7 december 1994 is vervaardigd, waarop de oude en de nieuwe kadastrale grenzen zijn ingetekend en in rood een lijn is getrokken die de grens markeert tussen wat aan elk van de broers is geleverd. Daarmee erkent [gedaagde 1] volgens [eiser 1] . dat het relaas van bevindingen 977 in overeenstemming is met de in 1993 met paaltjes uitgezette grens. [eiser 1] . wijst verder op de verklaring van [geo-specialist] tijdens de descente over diezelfde kaart: “
Die hulpkaart komt overeen met hoe het op de kaart is verwerkt door [landmeter](…)
Dit correspondeert met het veldwerk”. [gedaagde 1] heeft in zijn conclusie na bewijslevering erkend dat de hulpkaart is goedgekeurd door hem en zijn broer, aldus [eiser 1] . Ook als de litigieuze strook aan [eiser 1] . wordt toegewezen, is (anders dan [gedaagde 1] stelt) voldaan aan de woordelijke bedoeling van de leveringsakte uit 1993 doordat beide broers een gedeelte van het voormalige [perceel] hebben gekregen. [geo-specialist] heeft daarover tijdens de descente verklaard: “
Zoals de omschrijving in de akte staat klopt het. Beide broers hebben iets van [perceel] gekregen. Wij hebben de grens nu hier gereconstrueerd. Hij loopt deels door het oude [perceel] , door de buxushagen.”. In de akte uit 1993 is, als de perceeloppervlakten bij elkaar worden opgeteld, opgenomen dat beide broers een perceeloppervlakte van ongeveer 75 a 10 ca moeten verkrijgen en daarmee ieder de helft van de oorspronkelijke percelen. [geo-specialist] heeft tijdens de descente bevestigd dat beide broers in 1993 ongeveer een gelijk deel hebben verkregen. [eiser 1] . betwist dat [gedaagde 1] nog exact kunnen aanwijzen waar de paaltjes waarmee de grens is uitgezet in 1993 precies zijn geplaatst, omdat er in 1993 sprake was van een open veld zonder referentiepunten. Er moet daarom ook voor wat in 2014 door [broer gedaagde sub 1] aan [eiser 1] . is verkocht en geleverd, worden uitgegaan van de grens zoals uitgezet door het Kadaster in 1994, aldus [eiser 1] .
op het terrein kennelijk aangeduide gedeelten”. In de leveringsakte is niet vermeld dat de broers ieder 7510 ca zouden krijgen. Over de hulpkaart stelt [gedaagde 1] dat hij en [broer gedaagde sub 1] deze kaart hebben goedgekeurd omdat deze overeenkomt met de paaltjes uitgezet in 1993 voor de gang naar de notaris. Het houten hekwerk dat thans de feitelijke erfgrens markeert, staat op exact dezelfde plaats als de erfafscheiding in 1993. Het is mogelijk dat het hekwerk niet exact parallel loopt aan de lijnen die het Kadaster heeft uitgezet. De lijn ‘r’ zoals aangegeven op het Relaas van bevindingen 977, is de lijn die [broers] en zijn broer in 1993 als middellijn van de percelen [perceel 2] , [perceel] en [perceel 3] hebben gemarkeerd bij het bepalen van de nieuwe feitelijke erfgrens. Deze lijn ligt op de plaats waarvan het Kadaster tijdens de descente heeft gezegd dat het de kadastrale grens is. [gedaagde 1] en [broer gedaagde sub 1] hebben in 1993 bepaald dat de erfgrens 9,8 meter ten zuiden van deze lijn moest liggen door de oppervlakte van de oprit van [broer gedaagde sub 1] op te tellen bij de middellijn. Tijdens de descente is besproken dat het Kadaster na de aanwijzing in 1994 op basis van de instructies van [gedaagde 1] “op kantoor” virtueel is gaan schuiven met de lijn ‘r’ om de percelen even groot te krijgen. Daarover voert [gedaagde 1] aan dat dit niet kan kloppen omdat het niet past bij de bescheiden rol van de landmeter om grenzen administratief vast te leggen. De landmeter stelt zelf geen grenzen vast maar doet dat slechts op (eensluidende) aanwijzing van de betrokkenen. Mocht de lijn ‘r’ virtueel zijn, dan volgt daaruit dat de erfgrensreconstructie van de descente geen reconstructie is van de feitelijke aanwijzingen uit 1994, aldus [gedaagde 1] [broer gedaagde sub 1] heeft drie bomen in het verlengde van de in 1993 met paaltjes uitgezette erfgrens geplaatst toen de paaltjes er nog stonden. De tijdens de descente uitgezette erfgrens stemt (evenmin als de reconstructie van december 2018) niet overeen met de in 1993 of 1994 aangewezen grens. De kadastrale meetgegevens zijn niet feilloos, zo blijkt ook uit een eenzijdige aanpassing van de kadastrale basisadministratie die in 2015 op verzoek van [eiser 1] . is doorgevoerd, en daarom mag in deze zaak niet worden uitgegaan van de kadastrale meetgegevens. De stelling van [geo-specialist] dat beide broers een deel van [perceel] hebben gekregen, ook als de strook aan [eiser 1] wordt toegekend, klopt daarom volgens [gedaagde 1] niet.
nieuwe grens zodanig dat beide broers elk 7510 ca op naam krijgen”. Dat aantal centiare is ook vermeld op de kaart en wel aan weerszijden van de beide hiervoor bedoelde lijnen. De weerslag van de meting en het schuiven is volgens [geo-specialist] overgenomen in de hulpkaart met de daarin getrokken rode lijn. Het Relaas van bevindingen is destijds aan de verkoper en de kopers toegezonden. Tegen dit Relaas is nooit bezwaar gemaakt. [geo-specialist] heeft verder verklaard dat de aanwijzing van de grens tussen de overgedragen percelen op 5 oktober 1994 ook impliceert dat beide broers een deel van het oude kadastrale [perceel] hebben gekregen. De rechtbank stelt vast dat dit ook opgemaakt kan worden uit de kaart bij het Relaas van bevindingen en uit de hulpkaart. Tijdens de descente is duidelijk zichtbaar geworden dat de strook waarover dit geschil gaat, deel uitmaakt van wat, uitgaande van het Relaas van bevindingen, destijds is overgedragen aan [broer gedaagde sub 1] en niet van wat aan [gedaagde 1] ( [gedaagde 1] ) is geleverd. [gedaagde 1] heeft verder gesteld dat de grensuitzetting door [geo-specialist] en de metingen die ten grondslag liggen aan de kadastrale grensreconstructie die in opdracht van [eiser 1] . in december 2018 heeft plaatsgevonden (zie r.o. 2.11. van het tussenvonnis van 16 september 2020) onjuist zijn, maar daarvoor geen andere argumenten aangevoerd dan die hiervoor al zijn besproken.
Tekst & Commentaar Rv, art. 1019j Rv, aant. 2g). Dit betekent dat de vordering van [eiser 1] . niet op grond van artikel 1019j Rv tot de bevoegdheid van de pachtkamer behoort. Het geschil tussen partijen in deze zaak heeft mede betrekking op de vraag of er (op dit moment) een pachtovereenkomst bestaat die betrekking heeft op de litigieuze strook. Dat betekent dat de bevoegdheidsvraag afhankelijk is van de materiele beoordeling door de rechtbank van het standpunt dat er sprake is van een pachtovereenkomst. Dit betekent dat de rechtbank in deze zaak wel bevoegd is om te beoordelen of er sprake is van een pachtovereenkomst.
dat gedaagden gehouden zijn om de door eisers geleden en nog te lijden schade te vergoeden(…)”.
en welke strook grond aan eisers toebehoord blijkens het relaas van bevindingen bij productie VII(…)”
- betekening dagvaarding € 103,05
- kosten kadaster € 485,00
- griffierecht € 297,00
- salaris advocaat €
€ 281,50(1,0 punt × factor 0,5 × tarief € 563,00)