ECLI:NL:RBGEL:2021:5863

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
05/185773-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van openlijke geweldpleging met zwaar lichamelijk letsel en zware mishandeling met voorbedachten rade

Op 3 november 2021 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging en zware mishandeling. De zaak vond plaats in Arnhem op 1 september 2019, waar de verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen meerdere slachtoffers, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen sprake was van onduidelijkheid of innerlijke tegenstrijdigheid. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] was toegebracht en enig lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2]. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met toewijzing van smartengeld aan de benadeelde partijen, maar niet voor materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/185773-20
Datum uitspraak : 3 november 2021
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. S.F.W. van ‘t Hullenaar, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 oktober 2021.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 september 2019 te Arnhem, althans in Nederland, openlijk, te
weten op of aan de Korenstraat en/of het Willemsplein, in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een of meerdere perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] ,
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of één of meer andere personen, welk
geweld bestond uit:
- die [slachtoffer 1] één- of meerma(a)l(s)(en) (met grote kracht) (met de gebalde
vuist) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of stompen (waardoor
die [slachtoffer 1] ten val kwam en het bewustzijn verloor) en/of
- die [slachtoffer 2] één- of meerma(a)l(s)(en) (met kracht) in/op/tegen het hoofd,
althans het lichaam, te slaan/stompen en/of duwen en/of trappen/schoppen
(waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam en haar bewustzijn verloor) en/of
- die [slachtoffer 3] één- of meerma(a)l(s)(en) (met kracht) (met de gebalde vuist en/of
vlakke hand) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, in ieder geval het lichaam,
te slaan en/of stompen (waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam);
terwijl dit door hem/hen gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig
lichamelijk letsel, te weten:
- een gebroken oogkas en/of een gebroken jukbeen en/of één of meerdere
zwellingen en/of één of meerdere schaafwonden en/of een hersenschudding en/of
inwendige bloeding(en) voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad, en/of
- één of meerdere hoofdwond(en) en/of één of meerdere zwellingen en/of één of
meerdere schaafwonden voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 september 2019 te Arnhem, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer 2] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet,
één- of meerma(a)l(s)(en) (met kracht) in/op/tegen het hoofd, althans het lichaam,
van die [slachtoffer 2] heeft geslagen/gestompt en/of geduwd en/of
getrapt/geschopt (waardoor zij ten val kwam en haar bewustzijn verloor),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 september 2019 te Arnhem, althans in Nederland,
met voorbedachten rade,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door
één- of meerma(a)l(s)(en) (met kracht) in/op/tegen het hoofd, althans het lichaam,
te slaan/stompen en/of duwen en/of trappen/schoppen (waardoor die [slachtoffer 2]
ten val kwam en haar bewustzijn verloor);
2.
hij op of omstreeks 1 september 2019 te Arnhem, althans in Nederland,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een gebroken oogkas, en/of
- een gebroken jukbeen, en/of
- een of meerdere zwelling(en), en/of
- een hersenschudding, en/of
- een of meer inwendige bloeding(en)
heeft toegebracht door één- of meerma(a)l(s)(en) (met grote kracht) (met de
gebalde vuist) in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of stompen
(waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en het bewustzijn verloor),
ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] (langdurig) problemen ervaart met het
geheugen en/of concentratie en/of last heeft van duizeligheid, in ieder geval een
storing van de verstandelijke vermogens heeft ervaren die langer dan 4 weken heeft
geduurd;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 september 2019 te Arnhem, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet,
één- of meerma(a)l(s)(en) (met grote kracht) (met de gebalde vuist) in/op/tegen het
gezicht, althans het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt (waardoor die [slachtoffer 1]
ten val kwam en het bewustzijn verloor),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 september 2019 te Arnhem, althans in Nederland,
met voorbedachten rade,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door
één- of meerma(a)l(s)(en) (met grote kracht) (met de gebalde vuist) in/op/tegen het
gezicht, althans het hoofd, te slaan en/of stompen (waardoor die [slachtoffer 1] ten
val kwam en het bewustzijn verloor).

2.De geldigheid van de dagvaarding

Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de dagvaarding ten aanzien van de feiten 1 (t.a.v. [slachtoffer 1] ) en 2 nietig is, omdat sprake is van een innerlijk tegenstrijdige dagvaarding. De feitenomschrijving is namelijk identiek.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat van een nietige dagvaarding geen sprake is, omdat het aan het Openbaar Ministerie is om te beslissen hoe een zaak ten laste wordt gelegd. Er is hooguit sprake van meerdaadse samenloop.
Beoordeling door de rechtbank
Artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de dagvaarding een opgave bevat van het feit dat ten laste wordt gelegd, met vermelding wanneer en waar het begaan zou zijn. De dagvaarding vormt het kader voor het onderzoek ter terechtzitting en begrenst de feiten die ter beoordeling aan de rechtbank worden voorgelegd.
In het geval van verdachte is onder 1 primair ten laste gelegd dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan openlijke geweldpleging ten aanzien van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , met (zwaar lichamelijk) letsel bij de beide slachtoffers [1 en 2] tot gevolg. Onder 2 is mishandeling van [slachtoffer 1] in diverse varianten ten laste gelegd. Er is in dit geval sprake van eendaadse samenloop en de rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een onduidelijke of innerlijk tegenstrijdige dagvaarding. Van een dergelijke onduidelijkheid is ook overigens ter terechtzitting niet gebleken.
Het standpunt van de raadsman is dan ook onjuist en leidt dan ook niet tot het oordeel dat de dagvaarding nietig is. De dagvaarding is geldig.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder de feiten 1 primair en 2 primair tenlastegelegde, te weten openlijke geweldpleging waarbij zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] is toegebracht en enig lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] , en zware mishandeling met voorbedachten rade. Ten aanzien van feit 2 is sprake van voorwaardelijk opzet.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair bepleit dat verdachte integraal vrijgesproken dient te worden, aangezien verdachte zelf geen fysiek geweld heeft gebruikt tegen één of meer slachtoffers en geen significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan door een andere of anderen gepleegd geweld. Hiertoe is aangevoerd dat de camerabeelden geen direct bewijs opleveren, omdat het geweld niet op beeld staat. De Whatsappgesprekken kunnen ook niet als bewijs dienen dat verdachte zelf geweld heeft gebruikt of een bijdrage daaraan heeft geleverd. De verklaringen van de ooggetuigen zijn innerlijk tegenstrijdig op de meest cruciale punten en onvoldoende specifiek om als betrouwbaar bewijs aan te kunnen nemen. De beschrijving van de kleding door de ooggetuigen komt niet overeen met de kleding van verdachte. Daarnaast kunnen de verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] ook niet worden gebruikt voor het bewijs, omdat zij een verklaring hebben afgelegd nadat zij werden geconfronteerd met camerabeelden en/of screenshots. Er heeft een enkelvoudige confrontatie met vier personen in één beeld plaatsgevonden waarbij in strijd met ‘De richtlijn enkelvoudige foto- en videobewijsconfrontatie’ is gehandeld. Hierdoor zijn deze verklaringen vanuit het oogpunt van betrouwbaarheid onbruikbaar voor het bewijs.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat bij een bewezenverklaring in ieder geval telkens vrijspraak van het bestanddeel “zwaar lichamelijk letsel” dient te volgen, omdat niet is gebleken van een operatie, van blijvend letsel of van een lange herstelperiode met betrekking tot letsel dat is ontstaan door het geweld. De update-brief van 6 februari 2020 en de stukken van de huisarts maken dit niet anders, omdat het causale verband met de mishandeling niet wordt vastgesteld. Ook van het bestanddeel “voorbedachten rade” moet verdachte telkens worden vrijgesproken omdat ieder bewijs daarvoor ontbreekt.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 1 september 2019 rond 03:00 uur in café Bar [naam] zag dat [getuige 3] een klap op het hoofd kreeg van een jongen met een Marokkaans/Turks uiterlijk. Aangever duwde deze jongen vervolgens weg. Rond 02:30 uur liep aangever met zijn dochter, [slachtoffer 2] en haar vriend [getuige 3] richting de taxistandplaats aan het Willemsplein in Arnhem. Hier kwam hij ook [slachtoffer 3] , een vriend van hem, tegen. Ineens was er geschreeuw en werd [slachtoffer 1] van achteren geslagen. Hij werd een of twee keer geslagen en viel op de grond. Hij is out gegaan en werd in het ziekenhuis weer wakker. [2] De verklaring van [slachtoffer 1] vindt steun in de verklaring van [slachtoffer 3] die heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] met een jongen zag duwen en trekken en vervolgens zag hoe [slachtoffer 1] werd neergeslagen door iemand van achteren. De klap was zo hard dat hij neerging en met zijn hoofd op de stoep viel. [3] Ook getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij een groep van vijf of zes jongens zag die op hen afrenden en vervolgens zag hoe [slachtoffer 1] door een Marokkaans/Turkse jongen van achteren werd neergeslagen met gebalde vuist tegen de rechterzijde van zijn gezicht, ter hoogte van de kaak. [slachtoffer 1] ging gelijk neer en sloeg met zijn hoofd tegen de stoep. [4]
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij samen met haar vader, [slachtoffer 1] , en haar vriend [getuige 3] richting het Willemsplein liepen voor een taxi. Bovenaan de Korenstraat kwamen zij [slachtoffer 3] tegen. Op dat moment hoorde aangeefster ineens iemand schreeuwen: “hem moeten we hebben”. Ze zag een man of drie richting haar vader rennen. In een flits herkende zij de jongen uit café Bar [naam] die [getuige 3] had geslagen, daarna werd alles zwart. Toen aangeefster wakker werd, merkte zij dat ze op de grond lag. Aangeefster probeerde te gaan zitten, maar werd misselijk. Ze voelde pijn in haar hoofd en kaak opkomen. De pijn op haar hoofd werd erger. In het ziekenhuis is haar hoofdwond geplakt. Aangeefster omschrijft dat de jongen die haar heeft geslagen een Turks/Marokkaans uiterlijk heeft. [5] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 2] een harde duw of klap kreeg waardoor zij op de grond viel. De daders zijn na het incident gelijk weggerend. [6]
Getuige [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij zag hoe een licht getinte jongen met een Marokkaans/Turks uiterlijk [slachtoffer 1] wilde aanvallen met in zijn kielzog nog drie of vier jongens. Getuige probeerde de groep te sussen, maar belandde in een gevecht met de jongen die hem een klap gaf. Hij werd van achteren geslagen, waardoor hij viel en gelijk weer opstond. [7] De verklaring van [slachtoffer 3] vindt steun in de verklaring van getuige [getuige 3] die heeft verklaard dat [slachtoffer 3] werd geslagen door een jongen uit de groep en vervolgens viel. [8]
Verbalisant heeft geconstateerd dat op de camerabeelden van de Korenstraat-Willemsplein in Arnhem te zien is dat het groepje aangevers uit beeld loopt en vervolgens de groep verdachten in beeld komt. Daarna zijn ook verdachte 1 en 2 uit beeld. [9] Door de verdediging is niet betwist dat verdachte op deze camerabeelden te zien is.
Aan getuige [getuige 1] zijn screen-shots van de camerabeelden en een filmpje getoond op basis waarvan hij heeft verklaard dat hij de vier personen herkent als de personen die betrokken zijn geweest bij het geweld tegen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . Over verdachte 2 verklaart hij dat dit de Turks/Marokkaanse jongen is over wie hij in zijn verhoor heeft verklaard. Dit is de agressor en getuige geeft aan dat hij zeker weet dat dit de jongen is die [slachtoffer 1] naar de grond heeft geslagen. [10] Ook aan getuige [getuige 2] zijn na het afleggen van zijn verklaring over de gebeurtenis camerabeelden getoond op basis waarvan hij verklaart dat dit de Turks/Marokkaanse jongen is die als eerste op [slachtoffer 2] en getuige afliep. [11]
Door de verdediging is betoogd dat deze verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] niet kunnen worden gebezigd voor het bewijs, omdat sprake is van een enkelvoudige foto-confrontatie waarbij in strijd met de richtlijnen is gehandeld en daardoor de verklaringen niet betrouwbaar zijn. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van een enkelvoudige foto-confrontatie, maar dat door de politie een opsporingsmiddel is ingezet. Daarnaast blijkt uit het verhoor dat getuige [getuige 1] het groepje op de screenshots van de camerabeelden direct herkent als de personen die bij de geweldshandelingen betrokken zijn geweest. Daarnaast blijkt uit het dossier dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de groep verdachten al kenden vanwege een voorval in café Bar [naam] dat vlak voor dit incident plaatsvond.
Het verweer van de verdediging zal daarom worden verworpen.
Na het tonen en verspreiden van de camerabeelden zijn er tien tips binnengekomen waarin verdachte wordt herkend als verdachte 2. [12]
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat verdachte de jongen met Turks/Marokkaans uiterlijk is, zoals hiervoor in de verschillende verklaringen is benoemd.
Zwaar lichamelijk letsel
[slachtoffer 1] heeft als gevolg van dit voorval het volgende letsel opgelopen: een wond op zijn linkeroog, zwelling van de linkerwang en kin, vermoeden van inwendig bloedverlies, storingen in het bewustzijn, breuk van een oogkas en een jukbeen. Vanwege een kleine bloeding bij de hersenen is hij opgenomen in het ziekenhuis op de afdeling neurologie. De geschatte genezingsduur bedraagt zes tot acht weken. [13] Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is het letsel van dien aard dat naar gewoon spraakgebruik sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank zal dit letsel dan ook als zodanig kwalificeren.
Ten aanzien van feit 1
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, aangezien de verdachte geen opzet heeft gehad op de door de groep gepleegde geweldshandeling(en), maar slechts in die groep aanwezig is geweest.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast. Uit de bewijsmiddelen is af te leiden dat verdachte mee is gegaan in de confrontatie door met anderen in de richting van aangevers te rennen, terwijl daarvoor al een incident had plaatsgevonden in café Bar [naam] . Verdachte heeft [slachtoffer 1] eenmaal met kracht tegen het hoofd gestompt als gevolg waarvan hij ten val kwam en zijn bewustzijn verloor. Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Verder heeft het geweld plaatsgevonden op de openbare weg en was het zichtbaar voor andere personen, zoals ook blijkt uit de verklaringen. Daarmee is het verweer verworpen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2
Gelet op de hierboven genoemde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte eenmaal met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft gestompt waardoor hij ten val is gekomen en zijn bewustzijn heeft verloren.
Opzet op toebrengen zwaar lichamelijk letsel
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een dergelijke kans is vereist dat verdachte a) wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden en b) verdachte die kans tijdens de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen). De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Door iemand met een gebalde vuist een genadeklap tegen het hoofd, zijnde het meest kwetsbare deel van het lichaam, te geven met een zodanige kracht dat daardoor letsel ontstaat als in deze zaak opgetreden, bestaat op grond van algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans dat daardoor zwaar lichamelijk letsel ontstaat. Nu de gedraging van verdachte kan worden aangemerkt als zozeer gericht te zijn geweest op het mogelijke gevolg, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard, zodat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Voorbedachten rade
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachten raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen (HR 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342, HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963, HR 23 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2761).
Op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte na het voorval in café Bar [naam] geruime tijd heeft gehad om zich te beraden voordat hij enige tijd later desondanks achter de aangevers is aangelopen. Er heeft circa dertig minuten tussen het eerste en het tweede incident gezeten. Bij de tweede confrontatie is verdachte tot geweld overgegaan en heeft hij zich niet teruggetrokken.
De rechtbank concludeert op grond van deze feiten en omstandigheden dat de verdachte voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank daarmee tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks1 september 2019 te Arnhem,
althans in Nederland,openlijk, te weten
op ofaan
de Korenstraat en/ofhet Willemsplein,
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een ofmeerdere perso
(o)n
(en
), te weten [slachtoffer 1] , en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3]
en/of één of meer andere personen, welk geweld bestond uit:
- die [slachtoffer 1] één
- of meerma
(a
)l
(s)(en)(met grote kracht) (met de gebalde vuist)
in/op/tegen
het gezicht, althanshet hoofd
,te
slaan en/ofstompen (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en het bewustzijn verloor) en
/of- die [slachtoffer 2] één
- of meerma
(a
)l
(s)(en)(met kracht)
in/op/tegen het hoofd
, althans het lichaam,te
slaan/stompen
en/of duwen en/of trappen/schoppen(waardoor die [slachtoffer 2] ten val kwam en haar bewustzijn verloor) en
/of- die [slachtoffer 3] één
- of meerma
(a
)l
(s)(en)(met kracht) (met de gebalde vuist
en/of vlakke hand)
in/op/tegen
het gezicht, althanshet hoofd
, in ieder geval het lichaam,te
slaan en/ofstompen (waardoor die [slachtoffer 3] ten val kwam);
terwijl dit door
hem/hen gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel
, althans enig lichamelijk letsel,te weten:
- een gebroken oogkas en
/ofeen gebroken jukbeen en
/of één ofmeerdere zwellingen en
/of één ofmeerdere schaafwonden en
/ofeen hersenschudding en
/ofeen inwendige bloeding
(en)voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad, en
/of- één
of meerderehoofdwond
(en)en
/of één ofmeerdere zwellingen en
/of één ofmeerdere schaafwonden voor die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks1 september 2019 te Arnhem,
althans in Nederland,aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade
, althans opzettelijk,zwaar lichamelijk letsel, te weten
- een gebroken oogkas
,en
/of- een gebroken jukbeen
,en
/of-
een ofmeerdere zwelling
(en
),en
/of- een hersenschudding
,en
/of- een
of meerinwendige bloeding
(en)heeft toegebracht door één
- of meerma
(a
)l
(s)(en)(met grote kracht) (met de gebalde vuist)
in/op/tegen
het gezicht, althanshet hoofd
,te
slaan en/ofstompen (waardoor die [slachtoffer 1] ten val kwam en het bewustzijn verloor), ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] (langdurig) problemen ervaart met het geheugen en
/ofconcentratie en
/oflast heeft van duizeligheid, in ieder geval een storing van de verstandelijke vermogens heeft ervaren die langer dan 4 weken heeft geduurd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 primair en feit 2 primair:
De eendaadse samenloop van
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl dat geweld zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
en
Zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte first offender is en een schoolopleiding volgt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met zijn vrienden schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, waarbij de drie aangevers letsel hebben opgelopen. Hierbij zijn drie slachtoffers met kracht tegen het hoofd geslagen waardoor zij ten val kwamen en twee van hen het bewustzijn verloren. Verdachte heeft hierbij in ieder geval één persoon met een enkele stomp tegen het hoofd knock out geslagen. Dit slachtoffer heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Niet alleen heeft verdachte samen met de anderen door zijn gedrag een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze personen, maar ook brengt dit soort gedrag gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving. De geweldpleging heeft immers plaatsgevonden op de openbare weg en er waren veel mensen getuige van het geweld.
Gelet op de rol van verdachte als agressor en de ernst van de feiten acht de rechtbank met de officier van justitie een gevangenisstraf passend. Omdat verdachte first offender is komt de rechtbank tot een lagere straf dan de eis van de officier van justitie.
Alles overwegend legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van zes maanden op. Daarop zal de tijd dat verdachte in verzekering heeft doorgebracht in mindering worden
gebracht.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding:
  • [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 4.000,- aan materiële schade en € 500,- aan smartengeld;
  • [slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 2.280,- aan materiële schade en € 300,- aan smartengeld.
De benadeelde partijen verzoeken de rechtbank de gevorderde schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen ten aanzien van smartengeld kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen te verklaren, nu de vorderingen op dit punt onvoldoende zijn onderbouwd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen moet worden verklaard vanwege de verzochte vrijspraak en subsidiair vanwege het feit dat de vorderingen in het geheel niet zijn onderbouwd met enig bewijsstuk.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank overweegt dat de vorderingen van de benadeelde partijen ten aanzien van de materiële schade onvoldoende zijn onderbouwd en zal daarom de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in dit deel van hun vorderingen verklaren.
Smartengeld
Met betrekking tot het smartengeld overweegt de rechtbank dat de benadeelde partijen als gevolg van de openlijke geweldpleging lichamelijk letsel hebben opgelopen. Gelet hierop acht de rechtbank aannemelijk geworden dat het feit impact heeft gehad op het leven van de benadeelden. De rechtbank zal het gevorderde smartengeld van de benadeelde partijen dan ook toewijzen.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 1 september 2019.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.
Hoofdelijkheid
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachten ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 55, 141 en 303 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf van zes maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]en
[slachtoffer 2]van de volgende bedragen aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1.
1. [slachtoffer 1] € 500,- 1 september 2019
2.
2. [slachtoffer 2] € 300,- 1 september 2019
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan smartengeld te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling

1. [slachtoffer 1] € 500,- 10 dagen

2. [slachtoffer 2] € 300,- 6 dagen

 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 verklaart de
benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet-ontvankelijkin de vorderingen van materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. M.P. Bos en mr. M.W.R. Koch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 november 2021.
mr. L.C.P. Goossens en mr. E.A. Clevers zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019574877, gesloten op 23 juli 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 10-11.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 177-179.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 174-176.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 13-15.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 190-192.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 177-179.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 175-176.
9.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 90.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 213.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 204-207.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 66-71.
13.Geneeskundige verklaring, p. 33.