ECLI:NL:RBGEL:2021:4954

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
17 september 2021
Zaaknummer
05/882455-17
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over verlenging van terbeschikkingstelling van een tbs-gestelde met progressieve hersenaandoening

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 10 september 2021, wordt de situatie van een tbs-gestelde besproken die lijdt aan een progressieve hersenaandoening na een hartaanval. De rechtbank constateert dat de betrokkene nauwelijks meer zelfstandig kan functioneren en dringend behoefte heeft aan gespecialiseerde somatische zorg in een verpleegtehuis. De rechtbank vraagt zich af of er nog sprake is van recidiverisico, gezien de vergaande lichamelijke beperkingen van de betrokkene. De rechtbank heropent het onderzoek en houdt de behandeling van de zaak aan voor drie maanden om de voortgang van de zoektocht naar een passende vervolgplek voor de betrokkene te volgen.

De betrokkene is eerder veroordeeld tot terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De officier van justitie heeft verzocht om verlenging van deze maatregel voor een jaar, terwijl de raadsman van de betrokkene stelt dat er geen recidiverisico meer is. De rechtbank heeft kennisgenomen van verschillende rapporten, waaronder een adviesrapport van de kliniek, waarin wordt geadviseerd om de terbeschikkingstelling te beëindigen en om te zetten in een rechterlijke machtiging. De rechtbank benadrukt het belang van goede zorg voor de betrokkene en de noodzaak om een geschikte vervolgplek te vinden, gezien de complexe problematiek en de verergerde toestand van de betrokkene.

De rechtbank besluit dat het onderzoek heropend wordt en dat de zaak over drie maanden opnieuw behandeld zal worden. De rechtbank wil op de hoogte gehouden worden van de voortgang van de zoektocht naar een geschikte zorginstelling voor de betrokkene, en gelast de oproeping van de raadsman en deskundige voor de volgende zitting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/882455-17
Datum uitspraak: 10 september 2021
Beslissingvan de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[betrokkene] , hierna: betrokkene,

geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende bij Trajectum Klinisch Behandelen Noord te Boschoord, hierna: de kliniek.
Raadsman: mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.

Procedure

Betrokkene is bij arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 18 juli 2019 veroordeeld vanwege het misdrijf poging tot doodslag tot onder meer terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Deze maatregel is ingegaan op 14 augustus 2019.
Bij vordering van 12 juli 2021, bij de griffie van deze rechtbank ingekomen op diezelfde datum, heeft de officier van justitie gevorderd dat deze maatregel wordt verlengd voor de duur van één jaar.

Het onderzoek ter terechtzitting

Ter zitting van 27 augustus 2021 zijn gehoord:
- betrokkene via een Skype-verbinding;
- de raadsman mr. J.P.A. van Schaik;
- de deskundige mevr. S. Bos, GZ-psycholoog en behandelcoördinator via een Skype-verbinding; en
- de officier van justitie, mr. B.P.R. van Andel.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting de vordering toegelicht en daarin volhard.
Meer in het bijzonder heeft de officier van justitie aangevoerd dat er aanwijzingen zijn om recidivegevaar aan te kunnen nemen gelet op de incidenten bij De Boog en Trajectum waarbij betrokkene scherpe voorwerpen had verzameld en zijn luier in brand had gestoken. Komend jaar kan dan benut worden om een geschikte vervolgplek voor betrokkene te vinden. Subsidiair is verzocht de behandeling van de zaak een aantal maanden aan te houden, zodat de mogelijkheden van een rechterlijke machtiging kunnen worden onderzocht. Het vinden van een vervolgplek is namelijk erg lastig. Als de vervolgplek is geregeld kan ook de financiering worden aangevraagd. Meer subsidiair heeft de officier van justitie aangevoerd dat de kliniek aan een inbewaringstelling kan denken voor het geval de maatregel wordt beëindigd.

Het standpunt van betrokkene

De raadsman van betrokkene heeft er op gewezen dat er geen recidiverisico meer is. Alle deskundigen die bij de zorgconferentie aanwezig waren, hebben nadrukkelijk aangegeven dat absoluut geen sprake is van gevaar. De incidenten waarbij betrokkene scherpe voorwerpen had verzameld en zijn luier in brand had gestoken, worden gezien als handelingen waarbij hij zichzelf iets aan wilde doen. Het standpunt van de officier van justitie voert daarom te ver. Anderzijds is dan wel de vraag hoe het verder moet met betrokkene als de vordering zou worden afgewezen. Op dit moment krijgt hij de best mogelijke zorg bij Trajectum. Het beëindigen van de maatregel kan dan ook nadelige gevolgen hebben voor de liefdevolle begeleiding die hij nu krijgt en dat is niet in zijn belang. Wellicht kan de rechtbank een middenweg vinden door de behandeling van de zaak aan te houden. Uiteindelijk heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De beoordeling

Voorafgaande aan de berechting is betrokkene onderzocht in het Pieter Baan Centrum, hetgeen heeft geresulteerd in een rapport van 16 oktober 2018. Daarin wordt vermeld dat betrokkene ten tijde van het indexdelict leed aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een autismespectrumstoornis en aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van psychotische kwetsbaarheid in het kader van een
kortdurende psychotische stoornis, die in verband werd gebracht met het plotselinge overlijden van zijn moeder waardoor zijn beschermde en beperkte wereld in elkaar stortte.
De rechtbank heeft kennis genomen van de processtukken, waaronder het adviesrapport van de kliniek van 8 juli 2021 en een afschrift van de wettelijke aantekeningen. In dit adviesrapport wordt geadviseerd de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege te beëindigen en om te zetten in een rechterlijke machtiging. In dit adviesrapport staat verder -onder meer- het volgende vermeld:
“Een aantal uren na het tenlastegelegde is betrokkene bij een bezoek aan zijn tante
getroffen door een cardio vasculair incident waarbij zuurstoftekort in de hersenen optrad en schade aan de hersenen is ontstaan. Ter plekke is hij gereanimeerd. (..) Bij de observatie ten tijde van opname bij FPA De Boog, gaf betrokkene aan zich niets te herinneren van het delict en heeft hij scherpe voorwerpen verzameld zonder dat iemand dit heeft gezien. Zijn opname aldaar is voortijdig beëindigd gezien het risico op recidive. Volgens het forensische onderzoek is er sprake van een matig verstandelijk beperkt niveau, zijn er duidelijke beperkingen in sociaal functioneren en functioneert hij op een matig verstandelijk beperkt niveau. Betrokkene kan als volwassene beperkt zelf voorzien in zijn persoonlijke behoeften. Neurocognitief zijn er beperkingen te zien op het gebied van het geheugen, taal, de complexe aandacht en de executieve functies. Opvallend is dat ook binnen De Boog een wisselend beeld werd gezien (neiging tot persevereren, claimend gedrag). De autismespectrumstoornis kan niet met zekerheid worden vastgesteld. Wel wordt een kortdurende psychotische stoornis vastgesteld.
Sinds de opname bij Trajectum op [afdeling] , een crisis- en observatieafdeling, is er sprake van een wisselend beeld, waarbij de ernst van deficiënties en afwijkend gedrag met name sinds medio april lijkt toe te nemen. Hoewel hij aan het begin van zijn opname nog net verstaanbaar sprak, is dit sinds medio april overgegaan in onverstaanbaar murmelend gemompel. Ook is zijn motoriek opvallend veranderd: aan begin van zijn opname liep hij niet en kroop over de vloer; momenteel loopt hij met regelmaat zeer onrustig in verhoogd tempo heen-en weer in zijn kamer, waarbij hij zich dan net te vroeg laat vallen. Hiervoor krijgt hij medicatie; dit maakt dat hij gedurende de werktijd van de medicatie, rustig op een plek blijft. Ook heeft hij, enkele weken geleden, geprobeerd zijn luier in de brand te steken (brandwond op zijn been). Hij kan niet aangeven waarom hij dit heeft gedaan. Ingeschat wordt dat dit vanuit depressieve gevoelens is ontstaan. Er zijn geen risicovolle gedragingen waargenomen welke gerelateerd zijn aan het delict. Het Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE) is vanaf opname betrokken met drie consulenten (psychiater, neuroloog en GZ-psycholoog). Gezien de complexe problematiek en het verergerde toestandsbeeld is nog onduidelijk welke diagnose betrokkene precies heeft. Gedacht wordt aan een neurodegeneratief beeld. Vanuit de MRI (2021 vergeleken met 2018) wordt gesteld dat met name de atrofie van de kleine hersenen is toegenomen. Het diagnostisch traject is nog niet afgerond. Betrokkene is dermate beperkt op alle levensdomeinen, niet in staat om zelfstandig te functioneren waarbij tevens wordt ingeschat dat hij het prettig vindt om geheel verzorgd te worden. Als passende setting wordt gedacht aan een verblijf waarbij zijn ADL (volledig indien nodig) wordt overgenomen, medicamenteuze inzet gewaarborgd is, psychiatrische zorg aanwezig is en 24-uurs toezicht wordt geboden. Dit kan zowel een verpleeghuis zijn alsook een setting gericht op NAH-cliënten. De huidige afdeling is niet ingericht en bekwaam op het bieden van dermate complexe somatische- en neurocognitieve zorg waarbij er vermoedelijk sprake is van een neurodegeneratief proces en de zorg nog intensiever zou worden. Derhalve is het nodig de TBS te beëindigen en vervolgens over te laten gaan in een RM. De komende periode zal worden gebruikt om met spoed een passende setting voor betrokkene te vinden.“
Ter zitting heeft de deskundige het rapport aangevuld in die zin dat het steeds slechter met betrokkene gaat. Hij kan op dit moment minder goed staan en heeft minder kracht in zijn benen en rug. Het spraakvermogen is nagenoeg afwezig. De kliniek heeft met tweeëntwintig instellingen contact opgenomen om te kijken of zij de juiste zorg aan betrokkene kunnen bieden. Aanstaande maandag heeft betrokkene een intake bij zorginstelling [naam] . Zij hebben een wachtlijst van negen tot twaalf maanden. Daarnaast is nog contact gelegd met een andere instelling. Het heeft de voorkeur van de kliniek om de maatregel met één jaar te verlengen, zodat een passende vervolginstelling kan worden gevonden. Mocht betrokkene eerder ergens terecht kunnen, dan kan hij op basis van artikel 41 van de Beginselenwet verpleging terbeschikkinggestelden worden overgeplaatst. [naam] is bereid om betrokkene in de tussentijd in onderaannemerschap op te nemen en van daaruit wordt door hen een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg aangevraagd. Het recidiverisico wordt ingeschat als nul. Het incident waarbij betrokkene zijn luier in brand had gestoken, wordt gezien als handelen uit onvrede en onmacht. Het verzamelen van voorwerpen zoals betrokkene bij De Boog heeft gedaan, is niet waargenomen in de huidige kliniek. Betrokkene gaf bij opname in deze kliniek aan dat hij zich prettig voelt bij hen en vreest voor een terugkeer naar de gevangenis. Als de maatregel wordt beëindigd, heeft Trajectum niet meer de mogelijkheid om betrokkene de zorg te bieden die nu wordt geleverd. Als de financiële middelen niet toereikend zijn, zal hij minder zorg krijgen. Dit kan ook de overplaatsing naar [naam] in de weg staan. Er is nog geen CIZ indicatie aangevraagd, omdat alle energie is gestoken in het onderzoeken van plaatsingsmogelijkheden bij deze instellingen.
Het verslag van de op 1 juli 2021 gehouden zorgconferentie vermeldt:
“Er is sprake van een forse achteruitgang in somatiek. De gebroken heupfractuur uit 2019 is niet hersteld waarbij sprake is van een non union fractuur. De kop en heup zijn niet aan elkaar gegroeid. Cliënt is nadien niet goed gerevalideerd. Door een gebrek aan goede overdracht is het onduidelijk welke inspanningen in Scheveningen hebben plaatsgevonden. De fractuur aan de linker heup is mogelijk het gevolg van de niet herstelde rechter heupfractuur waardoor cliënt niet goed op zijn rechter heup kon steunen. Verder is sprake van een katatoon beeld, een toestandsbeeld met spraakarmoede, bewegingsarmoede en vertraagde motoriek. Het katatone beeld is meer een uitingsvorm van allerlei verschillende andere oorzaken. Die onderliggende oorzaken zijn nog onbekend. De hypothese luidt dat vermoedelijk sprake is van een neurodegeneratief proces. (…) Cliënt is daarom fysiek niet in staat tot vergaande agressie. Het enige dat cliënt aan 'agressie' heeft laten zien was zijn lichaam laten vallen tegen een medewerker aan toen cliënt werd tegengehouden door die persoon toen hij de gang op wilde lopen. De consulent vanuit het CCE heeft aangegeven dat de risico’s voor cliënt vergelijkbaar zijn met andere cliënten die in een verpleeghuis verblijven. Het risico op agressie wordt derhalve ingeschat als "nul".”
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat de gezondheid van betrokkene met forse schreden achteruit blijft gaan. Hij is nauwelijks mobiel, kan amper communiceren met de buitenwereld en is op geen enkel gebied in staat om zelfstandig te functioneren door een voortschrijdende atrofie van de kleine hersenen, vermoedelijk als gevolg van ernstig zuurstofgebrek bij de hartaanval, jaren geleden. Hij kan alleen nog maar zo goed mogelijk verzorgd worden. Dat is een intensieve lichamelijke en psychologische verzorging. Trajectum is hier echter niet op ingesteld en kan deze intensieve zorg slechts met moeite volhouden.
Het probleem dat hier naar voren komt staat niet op zich. Er lijkt sprake te zijn van een lacune in de verplegings- en behandelingsmogelijkheden binnen de tbs-sector. Alle aandacht gaat, begrijpelijkerwijs, uit naar psychiatrische behandeling en verpleging van primair psychiatrische patiënten. Er zijn echter tbs-gestelden die ook lijden aan ernstige en in ernst toenemende lichamelijke gebreken die een intensieve fysieke verzorging nodig maken. Op een dergelijke verzorging zijn de forensisch psychiatrische centra en de forensisch psychiatrische klinieken resp. afdelingen niet ingericht, zowel wat betreft materiële voorzieningen als wat betreft expertise en ervaring van de medewerkers. Dat geldt zo mogelijk nog heviger voor tbs-patiënten met toenemende psychogeriatrische problematiek. Een probleem dat mogelijk de komende jaren alleen nog maar zal toenemen.
Het doorplaatsen van deze tbs-gestelden naar de reguliere gezondheidszorg, waar zij gezien de gezondheidsproblemen eigenlijk thuis horen, levert bij voortduring grote problemen op omdat veel instellingen lijken terug te schrikken voor het ‘tbs-etiket’ en recidiverisico’s van de patiënten en zich liever verre houden van het forensisch werkveld. Ook de vereiste mate van beveiliging speelt daarbij uiteraard een rol. De tbs-instellingen doen hun uiterste best (meer dan eigenlijk van hen verlangd kan worden) maar ook zij lopen op een gegeven moment tegen de grenzen aan van wat nog verantwoord is. Voor een schrijnend voorbeeld van een combinatie van deze twee problemen, versterkt door de problematiek van een vreemdeling zonder legale verblijfsstatus, kan worden verwezen naar Rb Gelderland 7 mei 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:2350 en Rb Gelderland 13 augustus 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:4473 (tussen- en eindbeslissing).
Tijdens de op 1 juli 2021 gehouden zorgconferentie heeft de geraadpleegde psychiater al zijn verbazing uitgesproken dat betrokkene ‘überhaupt’ bij Trajectum is geplaatst en niet meteen is gegaan naar een instelling met expertise op NAH-gebied waar de juiste somatische zorg kan worden geboden die hij toen al nodig had. Een dergelijke plek was - en is - er echter niet: justitie heeft geen forensische verpleeghuisbedden ter beschikking en dat is precies het probleem dat hier speelt, waarmee ook het Plaatsingsloket van DIZ wordt geconfronteerd en waarvoor zo spoedig mogelijk een structurele oplossing gevonden moet worden.
Het is zeer de vraag of ten aanzien van betrokkene nog sprake is van een recidiverisico, gezien de vergaande lichamelijke beperkingen van betrokkene. De door het openbaar ministerie gehanteerde redenering is wel begrijpelijk nu verlenging van de maatregel in ieder geval voorkomt dat betrokkene op straat komt te staan c.q. liggen. Het is hoe dan ook in het belang van betrokkene dat hij goede zorg krijgt en daarom wil de rechtbank op de hoogte gehouden worden van de voortgang van de zoektocht naar een passende vervolgplek voor betrokkene.
Na het sluiten van de behandeling ter zitting heeft de officier van justitie per e-mail van 2 september 2021 laten weten dat volgens de behandelcoördinator zorginstantie [naam] op 6 september 2021 zal laten weten of betrokkene bij hen kan worden opgenomen en zo ja binnen welke termijn. Indien hij op de observatieafdeling opgenomen kan worden, zal dit binnen 3 maanden zijn. Indien opname op de reguliere afdeling mogelijk is, zal de termijn tussen de 9-12 maanden liggen.
Het voorgaande brengt de rechtbank ertoe het onderzoek te heropenen om af te wachten welk resultaat het overleg met zorginstantie [naam] oplevert en binnen welke termijn betrokkene, zo mogelijk, bij hen kan worden geplaatst. Daarbij gaat de rechtbank er van uit dat, indien nodig, dan ook tijdig een CIZ-indicatie voor betrokkene zal worden aangevraagd. Als dat geregeld is, kan wellicht de maatregel met - analoge - toepassing van artikel 6.6.13 lid 6 Sv worden beëindigd.
Het openbaar ministerie zal deze voortgang volgen en kan de zaak weer aanbrengen, zodra dat mogelijk is, maar ten hoogste over drie maanden. De rechtbank wil dan uiteraard geïnformeerd worden over de stand van zaken en de juridische vormgeving en het kader voor de voorgenomen vervolgstappen. De raadsman heeft reeds aangegeven dat betrokkene dan niet opnieuw hoeft te worden gehoord.

De beslissing

De rechtbank:
heropent het onderzoek en bepaalt dat dit zal worden hervat op een nader te bepalen datum over ongeveer drie maanden;
gelast de oproeping van de raadsman en de deskundige S. Bos voor de volgende zitting.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter, mr. A.J.H. Steenweg en mr. dr. G.L.C. van den Bosch, als rechters in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 september 2021.
mr. A.J.H. Steenweg en mr. dr. G.L.C. van den Bosch zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.