ECLI:NL:RBGEL:2021:4492

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
17 augustus 2021
Zaaknummer
8947906 \ CV EXPL 20-12068
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Objectieve rechtvaardiging van leeftijdsafhankelijke werknemerspremie in pensioenregeling

In deze zaak vorderde [naam 1] dat de kantonrechter Coffee@Work B.V. zou veroordelen tot betaling van verschillende bedragen, waaronder onverschuldigd betaalde pensioenpremies. [naam 1] stelde dat de leeftijdsafhankelijke werknemersbijdrage in strijd was met de Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd bij de Arbeid (WGBLA) en de Europese Richtlijn 2000/78/EG. Hij betoogde dat het onderscheid naar leeftijd niet objectief gerechtvaardigd was, en dat hij hierdoor onterecht hogere premies had betaald, wat ook zijn WW-rechten negatief beïnvloedde.

Coffee@Work verweerde zich door te stellen dat het leeftijdsafhankelijke onderscheid objectief gerechtvaardigd was, omdat het doel was om alle werknemers, ongeacht hun leeftijd, in staat te stellen een adequaat pensioen op te bouwen. De kantonrechter oordeelde dat er inderdaad sprake was van een objectieve rechtvaardiging voor het leeftijdsafhankelijke onderscheid, en dat de vorderingen van [naam 1] daarom werden afgewezen. De rechter concludeerde dat de pensioenregeling niet verder ging dan noodzakelijk en dat de voordelen voor de werknemers opwogen tegen de nadelen van het leeftijdsafhankelijke systeem.

De kantonrechter veroordeelde [naam 1] in de proceskosten, aangezien hij in het ongelijk werd gesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak om bij pensioenregelingen rekening te houden met zowel de belangen van oudere werknemers als de doelstellingen van een adequaat pensioen voor alle werknemers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8947906 \ CV EXPL 20-12068 \ 498 \ 32568
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
[naam 1]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde DAS, mr. F. Huisman
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Coffee@Work B.V.
gevestigd te Barneveld
gedaagde partij
gemachtigde prof. dr. E. Lutjens
Partijen worden hierna [naam 1] en Coffee@Work genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 3 maart 2021 en de daarin genoemde processtukken;
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 22 juni 2021 waar [naam 1] is verschenen, bijgestaan door mr. F. Huisman en waar namens Coffe@Work is verschenen de heer [naam 2], bijgestaan door prof. dr. E. Lutjens. Huisman heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen welke zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[naam 1], geboren in 1970, is van 30 december 2011 tot 2020 in dienst geweest van Coffee@Work.
2.2.
Coffee@Work heeft ASR als pensioenuitvoerder.
2.3.
In de als laatste gesloten arbeidsovereenkomst (voor onbepaalde tijd) staat onder meer:
10. Pensioen
10.1
Werknemer neemt deel aan een door werkgever verzorgde pensioenregeling.
10.2
De door de werknemer op grond van de pensioenregeling verschuldigde bijdrage wordt door de werkgever ingehouden op het maandsalaris.
2.4.
In het ‘Pensioenreglement Werknemerspensioen’ van ASR staat:
Artikel 6
Hoogte van de beschikbare premie
De voor de deelnemer beschikbare premie per jaar bedraagt een percentage van de pensioengrondslag.
Dit percentage wordt als volgt vastgesteld:
Leeftijd
Percentage
21 - 24
7,3%
25 - 29
8,5%
30 - 34
9,9%
35 - 39
11,4%
40 - 44
13,3%
45 - 49
15,5%
50 - 54
18,1%
55 - 59
21,2%
60 - 64
25,2%
65 - 67
29,1%

3.De vordering en het verweer

De vordering
3.1.
[naam 1] vordert dat de kantonrechter Coffee@Work veroordeelt om aan [naam 1] te betalen:
I. een bedrag van € 6.935,56, [1] te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding;
II. een bedrag van € 6.155,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding;
III. een bedrag, nader op te maken bij staat er te vereffenen volgens de wet;
IV. de kosten van deze procedure.
3.2.
[naam 1] legt aan zijn vordering, samengevat, ten grondslag dat de inhouding van de werknemersbijdrage op basis van de pensioenregeling, waarbij de hoogte van de bijdrage op basis van een staffel leeftijdsafhankelijk is, - namelijk zodanig dat naar mate de werknemer ouder is, zijn pensioenbijdrage hoger wordt - in strijd is met de Wet Gelijke Behandeling op grond van Leeftijd bij de Arbeid (WGBLA), die een uitwerking vormt van Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (hierna: de Richtlijn). Uit de vaste rechtspraak van het College voor de Rechten van de Mens (CvRM) blijkt dat met gebruikmaking van een naar leeftijd gedifferentieerde werknemersbijdrage onderscheid wordt gemaakt in beloning, welk onderscheid niet objectief gerechtvaardigd is. Voorts verwijst [naam 1] onder meer naar het arrest HvJ EU 26 september 2013, C-476/11, ECLI:EU:C:2013:590 (HK Danmark/Experian, hierna: Experian-arrest) waarin het hof heeft bevestigd dat er maar twee uitzonderingen op het verbod op, kort gezegd, leeftijdsdiscriminatie bestaan, te weten vaststelling van een toetredings- of pensioenleeftijd.
Gelet op de rechtspraak van het CvRM en het hiervoor aangehaalde arrest is het hanteren van een premiestaffel die bepaalt dat voor werknemers met een hogere leeftijd een hogere werknemersbijdrage moet worden voldaan, in strijd met de WGBLA en is daarom de vastgestelde werknemersbijdrage nietig.
In de periode van 2016 tot en met 2020 heeft [naam 1] daarom in totaal € 6.925,56 onverschuldigd - middels inhoudingen op zijn loon - aan premie betaald. Gelet daarop, schat [naam 1] dat bedrag voor de periode van 2011 tot en met 2015 op € 6.155,-. Nu de bepaling op grond waarvan werknemersbijdrage voor het pensioen is ingehouden nietig is, zijn de WW-rechten van [naam 1] als gevolg van die inhoudingen ten onrechte vastgesteld op een te laag bedrag. De WW-uitkering wordt immers berekend op basis van het laatstverdiende loon, dat lager uitvalt door genoemde inhoudingen. De uiteindelijke schade is daardoor afhankelijk van de duur van de WW-uitkering en zal moeten worden opgemaakt bij staat.
Het verweer
3.3.
Coffee@Work heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen en heeft daartoe, samengevat, het volgende aangevoerd.
Weliswaar is er sprake van onderscheid naar leeftijd, maar dat onderscheid is, aldus Coffe@Work, objectief gerechtvaardigd als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder c WGBLA. Van een beroep op de uitzondering op het verbod op leeftijdsdiscriminatie van artikel 8 WGBLA is geen sprake, aldus Coffe@Work.
Er is een objectieve rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid omdat er een legitiem doel is en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
Het doel is erin gelegen dat werknemers, ongeacht hun leeftijd, voldoende premie kunnen inleggen om een adequaat pensioen op te bouwen. Als de premie voor iedere leeftijdscategorie hetzelfde zou zijn, zouden ouderere werknemers geen adequaat pensioen kunnen opbouwen omdat de op hogere leeftijd ingehouden pensioenpremies gedurende een kortere tijd kunnen renderen. Een gelijke premie voor iedereen gebaseerd op de noodzakelijke premie voor oudere werknemers, waarbij door jongere werknemer een hogere inleg betalen is feitelijk niet mogelijk omdat dat zou leiden tot een pensioenopbouw die hoger is dan het (fiscaal) maximaal toegelaten pensioen.
De leeftijdsafhankelijke premie is daartoe een passend middel nu een leeftijdsonafhankelijke premie dat onmogelijk maakt.
Omdat er geen ander middel is om dit doel, een adequate pensioenopbouw, te bereiken is het middel ook noodzakelijk, aldus nog steeds Coffe@Work.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de naar leeftijd gedifferentieerde pensioenbijdrage van [naam 1] (in beginsel) verboden onderscheid naar leeftijd oplevert als bedoeld in artikel 3 onder e WGBLA. Het geschil spitst zich toe tot de vraag of dit onderscheid objectief gerechtvaardigd is als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder c WGBLA.
Toetsingskader
4.2.
Zoals onder meer blijkt uit het arrest van de Hoge Raad van 24 januari 2020 (ECLI:NL:HR:2020:114) moet de WGBLA worden uitgelegd tegen de achtergrond van de Richtlijn, die beoogt een algemeen kader te scheppen om voor eenieder gelijke behandeling in arbeid en beroep te waarborgen door eenieder effectieve bescherming te bieden tegen discriminatie op grond van (in dit geval) leeftijd. Volgens art. 6 lid 1 Richtlijn vormt een verschil in behandeling op grond van leeftijd geen discriminatie indien dit verschil in het kader van de nationale wetgeving objectief en redelijk wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel, met inbegrip van legitieme doelstellingen van het beleid op het terrein van de werkgelegenheid, de arbeidsmarkt of de beroepsopleiding, en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn. Implementatie van daarvan is gerealiseerd in, voor zover voor dit geschil van belang, artikel 7 lid 1 onder c WGBLA. Hoewel voor civiele geschillen als de onderhavige niet rechtstreeks aan de Richtlijn getoetst kan worden, is het voor de uitleg en het begrip van artikel 7 lid 1 onder c WGBLA, wel van belang om de rechtspraak van het HvJ EU bij de uitleg van artikel 6 van de Richtlijn te betrekken. In het bijzonder gaat het dan om het door partijen aangehaalde Experian-arrest. Uit dit arrest volgt dat in gevallen als de onderhavige waarin sprake is van naar leeftijd gedifferentieerde premiebijdragen die worden ingehouden op het loon, sprake kan zijn van een objectief gerechtvaardigd onderscheid naar leeftijd. De legitimiteit kan, aldus het hof, daarin gelegen zijn dat door een dergelijk stelsel ook oudere werknemers, en/of werknemers die zich relatief laat bij de pensioenregeling hebben aangesloten de mogelijkheid biedt een redelijk pensioen bijeen te sparen. [2] Het hof acht een dergelijke gedifferentieerde bijdrage, waarbij oudere werknemers een hogere bijdrage betalen in beginsel passend om het hiervoor genoemde doel te verwezenlijken. Het is vervolgens aan de nationale rechter om na te gaan of de leeftijdsafhankelijke progressiviteit van de bijdragen aan dit vereiste voldoet en er voor te waken dat die niet verder gaat dan noodzakelijk is om de nagestreefde doelstellingen te bereiken. [3]
Objectieve rechtvaardigingsgrond?
4.3.
Hierna zal achtereenvolgens worden beoordeeld of er sprake is van (i) een legitiem doel en (ii) een passend en (iii) noodzakelijk middel.
(i) legitiem doel
4.4.
Zoals door Coffee@Work is aangevoerd en door [naam 1] niet dan wel onvoldoende gemotiveerd is betwist, leidt de leeftijdsafhankelijke pensioenbijdrage ertoe dat er voor alle werknemers, ongeacht leeftijd, een adequaat en betaalbaar pensioen kan worden opgebouwd. Een doel waarvan [naam 1] niet (gemotiveerd) heeft betwist dat dit op zichzelf een legitiem doel betreft. Mede indachtig de uitleg die het hof in het Experian-arrest geeft, is het willen realiseren van een adequaat en betaalbaar pensioen voor alle werknemers, ongeachte leeftijd, een legitiem doel.
(ii) passend middel
4.5.
Uit het Experian-arrest volgt dat de wijze van premiedifferentiatie zoals hier aan de orde een passend middel kan zijn voor het hiervoor genoemde doel, kort gezegd een adequaat pensioen voor alle werknemers, mits het middel het doel op een coherente en systematische wijze nastreeft. [4] In dit geval moet iedere werknemer bij Coffee@Work deelnemen aan het bedrijfspensioenfonds, waarbij voor iedereen sprake is van de leeftijdsdifferentiatie bij de premie. Coffee@Work streeft het doel daarom op een coherente en systematische wijze na, zodat sprake is van een passend middel.
(iii) noodzakelijk middel
4.6.
Wat de vereiste noodzakelijkheid betreft moet beoordeeld worden of het ingezette middel niet verder gaat dan noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de nagestreefde doelen en niet op excessieve wijze afbreuk doet aan de belangen van de oudere werknemer, waarbij de maatregel in zijn eigen regelingscontext dient te worden geplaatst en rekening moet worden gehouden met zowel het nadeel dat daaraan kleeft voor de betrokken personen als met het voordeel daarvan voor de samenleving in het algemeen en voor de individuen waaruit zij bestaat. [5] Daarbij is de vraag of de nadelige gevolgen van het vastgestelde verschil in behandeling voldoende door de voordelen van de bedrijfspensioenverzekering worden gecompenseerd.
Naar oordeel van de kantonrechter is ook aan het noodzakelijkheidsvereiste voldaan. Dat een andere oplossing met hetzelfde resultaat mogelijk was geweest is niet dan wel onvoldoende gemotiveerd gesteld. En weliswaar heeft [naam 1] door het betalen van een hogere premie op latere leeftijd en daardoor een lager netto salaris nadeel, mede omdat zijn WW-uitkering op dat lagere salaris is gebaseerd, daar staat tegenover dat hij door die hogere premie later, na zijn pensionering een hoger pensioen ontvangt en dat pensioen tevens is een (premievrij) nabestaanden pensioen kent, zo is door Coffe@Work gesteld en door [naam 1] niet althans onvoldoende gemotiveerd bestreden. Daarnaast heeft Van de Boom voordeel bij de pensioenvoorziening nu ook Coffe@Work daaraan heeft bijgedragen.
Aldus is niet gebleken dat de pensioenregeling verder gaat dan noodzakelijk en niet op excessieve wijze afbreuk doet aan de belangen van de oudere werknemer.
Slotsom
4.7.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat er voor het gemaakte leeftijdsonderscheid in de premiebijdragen van [naam 1] sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond als bedoeld in artikel 7 lid 1 onder c WGBLA.
De vorderingen van [naam 1] zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.8.
[naam 1] zal, nu hij in het ongelijk wordt gesteld, worden veroordeeld in de kosten van de procedure en de nakosten. De nakosten zullen worden begroot op een bedrag van € 124,- zijnde een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde met een maximum van € 124,00, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter,
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [naam 1] in de kosten van de procedure aan de zijde van Coffe@Work begroot op € 746,- ter zake salaris gemachtigde en € 124,- aan kosten die na dit vonnis zullen ontstaan, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
- verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op

Voetnoten

1.Volgens de specificatie eerder in de dagvaarding zou het om een bedrag van € 6.295,56 gaan. De kantonrechter zal daar, voor zover van belang, vanuit gaan.
2.Experian-arrest, r.o. 65.
3.Experian-arrest, r.o. 68.
4.Experian-arrest, r.o. 64-67.
5.Vgl. HR 24 januari 2020 ECLI:NL:HR:2020:114, r.o. 3.14 en Experian-arrest r.o. 68.