Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 25 november 2020
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 6 april 2021.
2.De feiten
Dat huurder sinds 1 september 2010 het pand gelegen aan de [adres] van verhuurder huurt;
Dat tussen partijen drie allonges zijn opgesteld bij deze huurovereenkomst;
Dat tussen partijen tevens een overeenkomst van geldlening is aangegaan;
Dat partijen in aanvulling op de huurovereenkomst en in aanvulling op de allonges alsmede op de geldleningsovereenkomst aanvullende afspraken wensen te maken;
Dat die afspraken in deze allonge worden vastgelegd.
. Voorwaarde hiervoor is dat de nieuwe en bestaande machines als onderpand zal worden verstrekt. Hiervoor zal een separate geldleningsovereenkomst worden opgesteld met tevens een pandakte.
De heer [bestuurder van Jewef](…)
hierna te noemen: ‘schuldeiser’,
De heer M. Ribbink(…)
hierna te noemen: ‘schuldenaar’,
- schuldeiser bereid is een geldlening te verstrekken aan schuldenaar, welke geldlening schuldenaar aanvaardt;
- de geldlening is bedoeld voor de herfinanciering van de reeds verstrekte financiering (ter grootte van € 38.043,87) en is bedoeld voor aanschaf van een nieuwe machinelijn (ter grootte van € 100.000,00), derhalve in totaal groot € 138.043,87 en mag uitsluitend hiervoor worden gebruikt;
- schuldeiser en schuldenaar terzake overeen zijn gekomen een akte van geldlening op te stellen, welke geldlening wordt geacht te zijn aangegaan op de hierna te noemen voorwaarden;
Schuldeiser verstrekt aan schuldenaar ter leen een bedrag groot € 138.043,87(…).
Geldlening I) tussen enerzijds Jewef als schuldeiser, vertegenwoordigd door [bestuurder van Jewef] , en anderzijds RSB Holding, RSB, WJ Bakkerswinkels B.V. en WJ Bakkerij B.V. als schuldenaren, in de overeenkomst gezamenlijk ook aangeduid als “schuldenaar”, alle vertegenwoordigd door Ribbink.
De overeenkomst luidt onder meer als volgt:
- schuldeiser bereid is een geldlening te verstrekken aan schuldenaar ter grootte van € 600.000(…)
, welke geldlening schuldenaar aanvaardt; - de geldlening is bedoeld voor de financiering van de aankoop van een deel van de activa uit de boedel van Bakkerij van der Wal Jolink en mag uitsluitend hiervoor worden gebruikt;
- schuldeiser en schuldenaar terzake overeen zijn gekomen een akte van geldlening op te stellen, welke geldlening wordt geacht te zijn aangegaan op de hierna te noemen voorwaarden;
benader ik je even over het volgende inzake de financieringen door Han.
Namens Ribbink Specialiteiten Bakkerij BV totale aflossing inclusief rente tegen finale kwijting”. DHP heeft daarop afstand gedaan van haar zekerheidsrechten (productie 17 bij antwoord in conventie/eis in reconventie).
namens RSB Holding Management BV(…)” (productie 9 bij dagvaarding). Het bedrag heeft betrekking op overdrachtsbelasting in verband met de aankoop van het pand van Bakkerij Van der Wal Jolink.
Geldlening II). De overeenkomst luidt onder meer als volgt:
- De heer [bestuurder van Jewef] in privé een bedrag van € 141.274,59 (bestaande uit bedrag van € 38.043,87 en € 100.000 en € 3.230,72 aan rente) heeft geleend aan schuldenaar conform bijlage;
- De heer [bestuurder van Jewef] zijn vordering via mondelinge akte van cessie heeft overgedragen aan schuldeiser en dat schuldenaar met deze akte van cessie mondeling heeft ingestemd;
- Schuldeiser tevens diverse aanvullende bedragen heeft geleend aan schuldenaar, conform bijlage;
- Schuldeiser inclusief rente per 1 december 2019 een bedrag te vorderen heeft van de schuldenaar ter grootte van € 593.615,31 en dat schuldeiser een geldlening verstrekt per 1 december 2019 aan schuldenaar ter grootte van € 593.615,31(…)
welke geldlening schuldenaar aanvaardt - Schuldeiser en schuldenaar terzake overeen zijn gekomen een akte van geldlening op te stellen, welke geldlening wordt geacht te zijn aangegaan op de hierna te noemen voorwaarden;
Schuldeiser verstrekt aan schuldenaar ter leen een bedrag groot € 593.615,31(…)
, welk bedrag(…)
schuldenaar aanvaardt.
bestaande en toekomstige vorderingen op derden, al dan niet gefactureerd, uit bestaande en toekomstige rechtsverhoudingen, zulks in de ruimste zin van het woorden met inbegrip van al hetgeen ter zake van deze derden gevorderd kan worden”, één en ander tot meerdere zekerheid voor de nakoming van pandgever van zijn verplichtingen uit hoofde van Geldlening II.
de vervoermiddelen, inventaris, machines, voorraad en overige bedrijfsmiddelen zoals beschreven in de aan de onderhavige overeenkomst gehechte bijlagen”, één en ander tot meerdere zekerheid voor de nakoming van pandgever van zijn verplichtingen uit hoofde van Geldlening II.
Dat huurder sinds 1 september 2010 het pand gelegen aan de [adres] van verhuurder huurt;
Dat tussen partijen diverse allonges zijn opgesteld in aanvulling op deze huurovereenkomst;
Dat verhuurder recent heeft vernomen dat de onderneming van huurder is voortgezet door Ribbink’s Specialiteiten;
Dat partijen overeen zijn gekomen dat de huurovereenkomst tussen verhuurder en huurder wordt voorgezet door RSB Holding en Ribbink’s Specialiteiten (ieder hoofdelijk);
Dat die afspraken in deze allonge worden vastgelegd.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling in conventie en in reconventie
danin privé niet meer aansprakelijk zou zijn voor de huur van het pand, afgezien van bestaande huurachterstanden. De curator verbindt aan de inhoud van deze e-mail terecht de conclusie dat Ribbink huurder was van het door [bestuurder van Jewef] verhuurde bedrijfspand. Ribbink is dat ook gebleven, want partijen hebben Allonge V niet ondertekend en/of geëffectueerd. De beoogde indeplaatstreding van RSB en RSB Holding voor Ribbink in het kader van de huurovereenkomst is dus niet gerealiseerd. Ook de e-mail van 31 juli 2019 van [adviseur van RSB en Ribbink] (zie 2.12), waarin deze constateert dat de huurovereenkomst bestond tussen [bestuurder van Jewef] en Ribbink, is kennelijk geen aanleiding geweest om over te gaan tot een indeplaatsstelling.
namensRSB heeft afgelost. Dat staat expliciet vermeld in de omschrijving op het bankafschrift (zie 2.17). Alleen al daarom is van subrogatie van Jewef in de rechten van DHP geen sprake. Anders dan Jewef meent, is bovendien niet voldaan aan de vereisten voor subrogatie in artikel 6:150 aanhef en onder c en d BW. De situatie als bedoeld in artikel 6:150 aanhef en onder c BW doet zich niet voor. De vordering is niet voldaan om uitwinning te voorkomen van een niet aan Jewef toebehorend goed en er is ook geen sprake van dat door de uitwinning een recht van Jewef op het goed verloren zou gaan of dat de voldoening van een aan Jewef toekomend vorderingsrecht in gevaar zou worden gebracht. Jewef heeft de schuld van RSB aan DHP niet voldaan vanwege deze redenen, maar in verband met de wens om te komen tot één concernfinanciering (zie 2.37 en 2.39). Ook de situatie als bedoeld in artikel 6:150 aanhef en onder d BW doet zich niet voor. Er is geen sprake van een overeenkomst tussen Jewef en RSB met de strekking dat de vordering bij wijze van subrogatie zou overgaan op Jewef. Integendeel: uit de e-mail van [belastingadviseur van Jewel] van 12 september 2019 (zie 2.16) blijkt juist dat Jewef en RSB geen subrogatie beoogden. Anders had [belastingadviseur van Jewel] in deze e-mail niet gesproken over het afgeven van zekerheidsrechten.
6.428,00(2,0 punten × tarief € 3.214,00)