ECLI:NL:HR:2006:AU9234
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Faillissementsrecht: Geschil tussen verhuurder en curator over paulianeuze transacties en huurpenningen
In deze zaak gaat het om een geschil tussen een verhuurder en de curator van de gefailleerde huurder van bedrijfspanden. De Hoge Raad behandelt de vraag of een samenstel van transacties tussen de verhuurder, de huurder en een derde voorafgaand aan het faillissement als paulianeus kan worden aangemerkt. De verhuurder, aangeduid als [eiser], heeft de curator van de gefailleerde huurder, [A] B.V., gedagvaard en vorderingen ingesteld met betrekking tot de huurpenningen en de vernietiging van een overeenkomst. De curator heeft de vorderingen bestreden en in reconventie vorderingen ingesteld tegen de verhuurder.
De rechtbank heeft in eerste aanleg de curator in het gelijk gesteld, wat door het gerechtshof is bevestigd. De Hoge Raad oordeelt dat het overwaarde-arrangement, dat door de curator is vernietigd, onverplicht is aangegaan en dat de curator niet aansprakelijk is voor de huurpenningen, omdat de huurovereenkomst door de verhuurder zelf was beëindigd. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het gerechtshof en verwijst de zaak terug voor verdere behandeling.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de rol van de curator in faillissementen en de verplichtingen die voortvloeien uit huurovereenkomsten. De beslissing heeft implicaties voor de rechten van verhuurders en curatoren in faillissementssituaties, vooral met betrekking tot de ontruiming van gehuurde panden en de betaling van huurpenningen. De Hoge Raad heeft de curator in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, wat de financiële gevolgen van deze uitspraak onderstreept.