3.1.[eisende partij] vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisende partij] te betalen:
1. PIA en/of AXA ieder hoofdelijk, het bedrag van € 282.885,25, althans een bedrag in goede justitie te bepalen, dat de één betalende, de ander zal zijn bevrijd;
2. PIA en/of AXA de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, vanaf 24 mei 2019, althans vanaf de dag van dagvaarding, althans vanaf de dag in goede justitie te bepalen, tot aan de dag van algehele voldoening;
subsidiair
1. [gedaagde partij 1] het bedrag van € 282.885,25, althans een bedrag in goede justitie te bepalen;
2. [gedaagde partij 1] de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW, althans de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 31 december 2019, althans vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
zowel primair als subsidiair
3. PIA en/of AXA en/of [gedaagde partij 1] , ieder hoofdelijk, de buitengerechtelijke incassokosten ad € 3.189,43, althans een bedrag in goede justitie te bepalen;
4. PIA en/of AXA en/of [gedaagde partij 1] , ieder hoofdelijk, de kosten van dit geding, daaronder begrepen het salaris van de advocaat van [eisende partij] , alsmede de na de uitspraak nog vallende kosten ofwel de nakosten, te voldoen binnen veertien dagen na dit vonnis en voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente over deze proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.