ECLI:NL:HR:2012:BW1720
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsrecht en aansprakelijkheid van assurantietussenpersoon bij onderverzekering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juni 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil tussen de Coöperatieve Rabobank de Zuidelijke Baronie U.A. (hierna: Rabo) en een boomkwekerij (hierna: [verweerster]). De zaak betreft een schadevordering wegens tekortschieten van Rabo als assurantietussenpersoon. De feiten van de zaak zijn als volgt: Rabo fungeerde sinds 1980 als assurantietussenpersoon voor [verweerster] en was tevens haar huisbankier. Op 28 juni 2005 vond er blikseminslag plaats op het bedrijf van [verweerster], waarna bleek dat zij voor bepaalde schadeposten niet of onvolledig verzekerd was. [Verweerster] heeft Rabo aansprakelijk gesteld voor dit tekortschieten. De rechtbank heeft de vordering van [verweerster] afgewezen, maar het hof heeft deze vordering toegewezen tot een bedrag van € 296.847,66.
De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onbegrijpelijk had geoordeeld over de gevolgschade die [verweerster] had geleden. De Hoge Raad benadrukte dat Rabo, gezien de langdurige relatie en de frequentie van de bezoeken van haar werknemer aan [verweerster], in redelijkheid had moeten rekening houden met de gevolgen van bepaalde feiten voor de dekking van de verzekeringen. De conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot vernietiging van het bestreden arrest en tot verwijzing, wat door de Hoge Raad werd overgenomen. Rabo werd in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, tot op dat moment begroot op € 6.065,59 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.