Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 25 november 2020;
- de brief zijdens BMW Bank van 12 april 2021 met producties 19 en 20;
- de brief zijdens BMW Bank van 13 april 2021 met productie 21;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 21 april 2021.
2.De feiten
Neufahrzeugrechnungopgemaakt van 12 januari 2015. De BMW had het volgende voertuigidentificatienummer (hierna: VIN) [nummer] .
3.Het geschil
Neufahrzeugrechnung. [gedaagde partij] zou de auto hebben verkregen van een beschikkingsonbevoegde. BMW Bank stelt in dit kader dat nu zij beschikt over de originele
Fahrzeugbriefvan de BMW ieder ander die de auto overdraagt dientengevolge beschikkingsonbevoegd is. Een kenteken kan namelijk enkel worden opgevraagd met de originele
Fahrzeugbrief. De BMW zou derhalve aan [gedaagde partij] door een beschikkingsonbevoegd persoon zijn geleverd met een valse
Fahrzeugbrief. Het VIN dat in deze
Fahrzeugbriefwordt genoemd behoort tot een BMW die in Zwitserland rondrijdt. Daarnaast zou [gedaagde partij] volgens BMW Bank geen derdenbescherming toekomen, nu hij niet zou hebben voldaan aan de vereisten genoemd in artikel 3:86 BW. BMW Bank stelt dat [gedaagde partij] als professioneel handelaar in tweedehands auto’s het VIN en motornummer had moeten opvragen bij een BMW-dealer en had moeten controleren op de auto. Als hij dat zou hebben gedaan, dan was duidelijk geweest dat het VIN niet paste bij het motornummer. Daarnaast weerspreekt BMW Bank dat [gedaagde partij] voor de auto heeft betaald en is een contante betaling van € 47.000,00 volgens haar ook in de tweedehands automarkt ongebruikelijk. Verder zou [gedaagde partij] geen vooronderzoek hebben gedaan. De bewijslast zou ten aanzien van deze punten op [gedaagde partij] rusten. Nu [gedaagde partij] de auto niet heeft teruggegeven aan BMW Bank zou hij de waardevermindering van de auto moeten vergoeden vanaf heden tot aan de dag van daadwerkelijke teruggave. Voor het geval teruggave niet mogelijk is, vordert BMW Bank vervangende schadevergoeding op grond van artikel 6:162 BW. De onrechtmatige gedraging zou er uit bestaan uit dat [gedaagde partij] de auto, die volgens BMW Bank haar eigendom is, niet teruggeeft. Deze schadevordering zou naar Duits recht moeten worden beoordeeld.
Personal Ausweis). Partijen zouden een koopovereenkomst hebben ondertekend ten aanzien van de BMW X6. [betrokkene2] zou daarbij de kentekenpapieren, de
Zulassungsbescheinigung Teil Ien
Teil II(
Fahrzeugbrief), hebben overhandigd. Voornoemde documenten zijn overgelegd. Op de kentekenpapieren staat RM-CON als eigenaar. Op de kentekenpapieren van de auto staat als VIN [nummer] genoteerd. Dit nummer is volgens [gedaagde partij] op meerdere plekken aangetroffen in de auto. Ook volgt volgens [gedaagde partij] uit het keuringsformulier van de RDW dat het dossier van de auto juist was. Tot slot zou de contante betaling van
€ 47.000,00 volgens [gedaagde partij] niet ongebruikelijk zijn in de tweedehands automarkt en klopt de registratie van de Zwitserse BMW niet.
Fahrzeugbriefnog in haar bezit heeft. Daar komt bij dat in de ‘Nachtrag’ van de politie van Hamburg van 6 november 2019, zie rov. 2.11, wordt gesproken over de “
geschädigten BMW Bank GmbH”, te weten de benadeelde BMW Bank. De rechtbank zal er derhalve vanuit gaan dat BMW Bank de eigenaar van de BMW is, behoudens het geval dat een ander na 12 januari 2015 het eigendom heeft verkregen, waardoor BMW Bank het eigendom van de BMW zou hebben verloren.
Eigentümerin de zin van § 929 en § 932 BGB heeft te gelden. De enkele stelling van BMW Bank dat zij beschikt over de originele
Fahrzeugbriefen de BMW daarom geleverd moet zijn met valse documenten maakt immers niet dat RM-CON/ [betrokkene2] geen eigenaar was in de zin van het Duitse recht. Daarbij overweegt de rechtbank dat weliswaar geen punt van geschil is dat de door [gedaagde partij] bij de koop van de BMW van RM-CON ontvangen
Zulassungsbescheinigung Teil I en Teil II (Fahrzeugbrief)niet blijken te horen bij de BMW, maar dat niet vaststaat dat deze papieren op zich niet authentiek zijn. Dit volgt niet uit de enkele omstandigheid dat volgens de stellingen van BMW Bank een BMW met de in deze papieren genoemde VIN in Zwitserland is geregistreerd, mede gelet op de door [gedaagde partij] opgeworpen vragen over het late tijdstip van de registratie aldaar (na de levering door RM-CON aan [gedaagde partij] ) en het gedurende lange tijd ontbreken van registraties van onderhoud aan dat voertuig door garagebedrijven. Dat bij de registratie in Zwitserland van die BMW de authentieke
Fahrzeugbriefis gebruikt staat dus niet vast. Maar zelfs indien van de valsheid van de door [betrokkene2] overhandigde
Zulassungsbescheinigung Teil Ien
Teil II(
Fahrzeugbrief) wordt uitgegaan, is het goed mogelijk dat [betrokkene2] (of een van zijn voorgangers) toen hij de BMW met deze documenten verkreeg niet wist dat deze documenten vals waren en dat RM-CON toen verkrijger te goeder trouw was en op grond van § 932 BGB eigenaar is geworden. Er is door BMW Bank ook niet gesteld dat deze kentekenpapieren aanwijzingen inhouden die twijfel aan de authenticiteit daarvan en daarmee aan het
Eigentümvan de verkoper hadden moeten oproepen. De mogelijke valsheid is kennelijk ook niet evident, aangezien ook de RDW het dossier “
juist en volledig” achtte en het fysiek aangetroffen nummer “
akkoord”, zie rov. 2.5 en het VIN, zoals onbetwist gesteld door [gedaagde partij] , ook op meerdere plekken terugkwam in de BMW. Het kan dus zijn dat BMW Bank haar eigendom al eerder heeft verloren en het eigendom bij iedere volgende schakel reeds rechtsgeldig is overgegaan
zonderdat toepassing van de beschermingsbepaling van § 932 BGB daarvoor nog vereist was. Andere omstandigheden waaruit het ontbreken van goede trouw bij RM-CON/ [betrokkene2] en de eerdere schakels zou kunnen blijken zijn niet aangevoerd.
Eigentümvan [betrokkene2] /RM-CON uit zou moeten blijken. Zij zal daarom niet tot bewijslevering worden toegelaten. Dit nog daargelaten dat zelfs als BMW Bank dit wel voldoende onderbouwd zou hebben gesteld zij, gezien de gemotiveerde betwisting van [gedaagde partij] , onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat [gedaagde partij] te kwader trouw was in de zin van § 932 BGB. Als onbetwist staat immers vast dat hij onderzoek heeft ingesteld naar de identiteit van [betrokkene2] . [gedaagde partij] heeft verder onderbouwd te hebben betaald voor de BMW. Daarnaast geldt hetgeen hiervoor in rov. 4.9 is overwogen over de authenticiteit van de kentekenpapieren. Daar komt bij dat niet is gesteld of gebleken dat het verifiëren van een VIN met het motornummer tijdens een koop gebruikelijk is in de tweedehands automarkt. [gedaagde partij] heeft ter zitting onbetwist uiteengezet dat hiervoor veel schroefwerk had moeten worden verricht. Daarbij acht de rechtbank van belang dat als onbetwist vaststaat dat [gedaagde partij] dit VIN wel op verschillende andere plekken in de BMW heeft gecontroleerd en dat hij daarbij geen onregelmatigheden heeft aangetroffen. Dat er sprake is van een verdachte situatie die tot nadere onderzoek zou moeten leiden is verder niet onderbouwd.
€ 2.228,00(2 x × tarief € 1.114,00)