ECLI:NL:RBGEL:2021:3943

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juli 2021
Publicatiedatum
22 juli 2021
Zaaknummer
C/05/360176 / HZ ZA 19-65
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van aannemingsovereenkomst wegens wanprestatie en onrechtmatige daad

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 21 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser in conventie en een gedaagde in conventie, beide betrokken bij een aannemingsovereenkomst. De eiser vorderde onder andere schadevergoeding en ontbinding van de overeenkomst, stellende dat de gedaagde tekort was geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er inderdaad sprake was van wanprestatie door de gedaagde, met name op het gebied van de dakrand, trap, schoorsteenaansluiting, sanitaire voorzieningen en elektra. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde niet in staat was om de werkzaamheden naar behoren uit te voeren en dat de eiser niet in gebreke was gebleven. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser tot ontbinding van de overeenkomst toegewezen, met de bepaling dat partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben. De vorderingen in reconventie van de gedaagde zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van aannemers en de voorwaarden waaronder opschorting van werkzaamheden gerechtvaardigd kan zijn.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/360176 / HZ ZA 19-65
Vonnis van 21 juli 2021
in de zaak van
[eiser in conventie/verweerder in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A. Hashem Jawaheri te Amsterdam,
tegen
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. D. Rezaie te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser in conventie/verweerder in reconventie] en [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 19 februari 2020
  • de akte overlegging producties van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] van 18 augustus 2020
  • de akte overlegging productie van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] van 24 augustus 220
  • de akte overlegging productie van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] van 1 september 2020
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 2 september 2020
  • de akte overlegging nadere stukken van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] van 23 november 2020
  • de akte uitlating van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] van 20 januari 2021
  • de akte van uitlating van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] van 22 februari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een overeenkomst van aanneming van werk gesloten ter zake de woning van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] . [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft op zich genomen om werkzaamheden aan de woning van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] te verrichten. Die werkzaamheden omvatten in ieder geval de werkzaamheden zoals opgenomen in de ondertekende offerte van 11 maart 2019, bijvoorbeeld stucwerk, muren dichtmetselen of groter maken en elektra werkzaamheden. In de ondertekende offerte van 11 maart 2019 staat een aanneemsom vermeld van € 37.310,00, inclusief btw over € 20.000,00.
2.2.
Er bevinden zich diverse andere offertes en facturen van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in het dossier, waaronder:
een offerte met data 11 maart 2019 (getypt) en 12 maart 2019 (met pen bijgeschreven), voor een totaalbedrag van € 52.610,00 exclusief btw
een factuur van 2 april 2019 voor een bedrag van € 18.000,56
een factuur van 10 april 2019 voor een bedrag van € 20.000,00
een factuur gedateerd op 11 maart 2019 voor een bedrag van € 7.145,10
en factuur van 26 juli 2019 voor een bedrag van € 15.548,59.
2.3.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] is op of vlak na 23 april 2019 gestart met de werkzaamheden.
2.4.
Op 5 augustus 2019 heeft Vereniging Eigen Huis een opleveringskeuring verricht. Deze keuring is gestaakt omdat er een discussie ontstond tussen de zus van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] , die namens [eiser in conventie/verweerder in reconventie] aanwezig was, en [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] . In het rapport van die keuring staat voor zover van belang:

In onderstaand overzicht zijn de geconstateerde gebreken door de bouwkundige vastgesteld en eventuele opmerkingen geplaatst.(…)
1 slaapkamer (voor) vloer (in hoek links naast binnendeur) cementdekvloer aanhelen; als protestpunt opgenomen door bouwer. 2 slaapkamer (voor) binnenkozijn deur; vrije maat onder de deur onvoldoende; als protestpunt opgenomen door bouwer. 3; oplevering gestaakt. (…)
Na amper gestart te zijn in de slaapkamer aan de voorzijde op de 2e verdieping ontstond er een zeer felle woordenwisseling (deels in buitenlandse taal) tussen aannemer en opdrachtgever. Aannemer is toen kwaad weggelopen. Aannemer gaf beneden aan dat bijna alles gratis gedaan was, waarna de ruzie tussen de partijen doorging. De keuring is dan ook gelijk gestaakt.”.
2.5.
Tevens op 5 augustus 2019 heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:

Geachte heer [eiser in conventie/verweerder in reconventie] ,
Volgens onze overeenkomsten contract en afspraken tussen allebeide partijen, op vrijdag 2 augustus moesten we werkzaamheden(…)
opleveren en het resterende bedrag van u ontvangen. Maar helaas op maandag 29 juli u hebt het ons vertelde dat u het resterende bedrag kan niet te betalen.
Afgelopen week we waren nog bezig om u werkzaamheden uitvoeren, maar hebben we tot zondag 4 augustus niks van u gehoord.
Wij moeten hier stoppen van de werkzaamheden.
Ik geef je 7 dagen om het volledige bedrag van je openstaande saldo inclusief BTW te storten in onze rekening, zodat we een ander plan kunnen samenstellen. (…)”.
2.6.
Vervolgens heeft de advocaat van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] op 9 augustus 2019 aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] een brief gestuurd. Daarin staat, voor zover van belang, het volgende vermeld:

Cliënt is gebleken dat u (i) bepaalde werkzaamheden zoals zijn vermeld op de factuur niet hebt uitgevoerd, maar wel in rekening gebracht en (ii) bepaalde werkzaamheden niet deugdelijk hebt uitgevoerd(…).
x. Gelet op het bovenstaande verzoek ik u binnen 5 werkdagen (i) cliënt te informeren of u bereid bent om de ondeugdelijke werkzaamheden te herstellen – zonder additionele kosten – en (ii) cliënt te informeren binnen welke termijn u deze werkzaamheden zal verrichten.
xi. Mocht u geen gehoor geven aan het bovenstaande uiterlijk op16 augustus 2019,dan zal ik spoedig een gerechtelijke procedure entameren waarvan de – aanzienlijke – kosten voor uw rekening komen.
.
2.7.
De advocaat van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft bij e-mails van 12 augustus 2019 en 18 augustus 2019 op bovenstaande gereageerd. In deze e-mails geeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] ten onrechte (meerwerk)facturen niet heeft voldaan, dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] als gevolg daarvan zijn werkzaamheden heeft gestaakt en dat de woning nog niet is opgeleverd.
2.8.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft een bouwkundig inspectierapport laten opstellen door Keuringshuis B.V. In dit rapport van 23 augustus 2019 adviseert Keuringshuis B.V. diverse maatregelen die nog verricht moeten worden voordat de woning bewoond kan worden.
2.9.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] op 26 augustus 2019 een e-mail met twee facturen gestuurd. In de e-mail staat: “
Hierbij stuur ik u twee openstaande facturen. Deze keer is laatste aanmaning. wij verzoeken u het openstaande bedrag binnen 5 werkdagen ten name van [naam bedrijf gedaagde][Rechtbank: [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ]
over te maken op rekening(…)”
De eerste factuur is gedateerd op 11 maart 2019 (de factuur bedoeld onder 2.2. d.) ziet op de werkzaamheden zoals opgenomen op de ondertekende offerte van 11 maart 2019. Dit is een factuur voor een totaalbedrag van € 45.145,10. Er staat op vermeld:

We verzoeken u het restaantebedrag van 7.145,10,-Euro (…)
over te maken op rekening(…)”.
De tweede factuur is gedateerd op 26 juli 2019 (de factuur bedoeld onder 2.2. e.) bedraagt € 15.548,50 en ziet blijkens de omschrijving op “
Extra werkzaamheden [adres] in [plaats]”.
Boven beide facturen staat “
Definitieve factuur”.
2.10.
Bij e-mail van 5 september 2019 heeft de advocaat van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] het volgende aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] bericht:
“(…)
Cliënt, [naam bedrijf gedaagde] , is van mening dat de heer [eiser in conventie/verweerder in reconventie] hem nog immer EUR 22.696,60 verschuldigd is uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomst tot aanneming van werk. Daartoe heeft cliënt de heer [eiser in conventie/verweerder in reconventie] ook een aanmaning verstuurd de betalingstermijn waarvan inmiddels ruimschoots is overschreden, zonder dat er enige betaling heeft plaatsgevonden.
Daarom wordt de heer [eiser in conventie/verweerder in reconventie] bij wijze van deze mail voor de allerlaatste keer en wel tot uiterlijk maandag 9 september a.s. om 12:00 uur in de gelegenheid gesteld om alsnog de openstaande factuur van client te voldoen door het vorengenoemde bedrag op het bij hem bekende bankrekeningnummer van cliënt over te maken. Mocht de heer [eiser in conventie/verweerder in reconventie] hier geen gevolg aan geven, dan zal cliënt verdere juridische stappen ondernemen.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat cliënt nog altijd bereid is om zijn werkzaamheden bij de heer [eiser in conventie/verweerder in reconventie] thuis af te ronden en het in de afgesproken conditie op te leveren. Voor zover [eiser in conventie/verweerder in reconventie] zijn medewerking dienaangaande weigert, verkeert hij daarom in schuldeiserverzuim.(…)”.
2.11.
Op 18 september 2019 heeft Sijmens Bouw B.V. (hierna: Sijmens) op verzoek van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] een begroting gemaakt van de werkzaamheden die nog verricht moeten worden voordat de woning bewoond kan worden. De begroting komt uit op een totaal van € 27.514,79 inclusief btw.
2.12.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft tevens een rapport getiteld “Veiligheidskeuring installaties conform de NTA 8025” in het geding gebracht (hierna: het Veiligheidskeuringsrapport). Dit rapport dateert van 20 juli 2020 en is opgesteld door Perfectkeur B.V.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht zal verklaren dat er sprake is van wanprestatie in de nakoming van de overeenkomst door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] , dan wel dat sprake is van onrechtmatig handelen van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ,
voor recht zal verklaren dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in de uitvoering van de overeenkomst toerekenbaar is tekortgeschoten en de overeenkomst zal ontbinden vanwege deze toerekenbare tekortkoming,
zal verklaren dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] (daarom) aansprakelijk is voor de schade die [eiser in conventie/verweerder in reconventie] dientengevolge heeft geleden,
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zal veroordelen tot vergoeding van de schade aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] , primair op grond van een op te maken schadebegroting en in het geval van verwijzing naar de schadestaatprocedure [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zal veroordelen tot betaling van de aanneemsom van € 37.310,00,
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zal veroordelen tot terugbetaling van het gehele door [eiser in conventie/verweerder in reconventie] betaalde bedrag, of in ieder geval het restant dat overblijft na aftrek van een redelijke vergoeding voor de werkzaamheden die wel deugdelijk zijn uitgevoerd door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ,
zal bepalen dat wanneer [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] het onder 4 en 5 gevorderde niet in acht neemt, een dwangsom van € 1.000,00 per dag zal verbeuren,
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het te wijzen vonnis.
3.2.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] vordert dat de rechtbank bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht zal verklaren dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] wanprestatie heeft gepleegd in de nakoming van zijn verbintenis jegens [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] door enerzijds de nota voor het meerwerk niet te voldoen en anderzijds [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] niet in de gelegenheid te stellen herstelwerkzaamheden te verrichten
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] zal veroordelen tot betaling van de nota voor het meerwerk, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum waarop dat bedrag opeisbaar was geworden
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het te wijzen vonnis.
3.5.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
In deze zaak gaat het om de vraag of [eiser in conventie/verweerder in reconventie] recht heeft op schadevergoeding vanwege een aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, dan wel vanwege onrechtmatig handelen door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] . De stelplicht en bewijslast ten aanzien van de tekortkoming liggen conform artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) bij [eiser in conventie/verweerder in reconventie] , aangezien hij aanspraak maakt op een schadevergoeding.
4.2.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] stelt dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] op diverse punten tekort is geschoten. De rechtbank zal deze punten afzonderlijk bespreken. Voor het antwoord op de vraag of er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst is van belang of het punt waarover geklaagd wordt deel uitmaakt van de overeenkomst.
Gevelwand
4.3.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] stelt ten eerste dat de gevelwand niet professioneel is uitgevoerd. In de door beide partijen ondertekende offerte van 11 maart 2019 ziet de rechtbank de gevelwand niet terug. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft de gevelwand ook niet gefactureerd. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de gevelwand niet tot de tussen partijen overeengekomen werkzaamheden behoort. Ten aanzien van de gevelwand kan daarom geen sprake zijn van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
Dakrand
4.4.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] wijst vervolgens op de dakrand, [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft geen werkzaamheden uitgevoerd aan de dakrand terwijl dit wel is overeengekomen. Het vervangen van de dakrand en bijbehorend schilderwerk staat vermeld onder punt 9 van de offerte van 11 maart 2019 en dit behoort dus tot de overeengekomen werkzaamheden. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft deze werkzaamheden niet uitgevoerd. Daarmee is hij in beginsel tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dient hij de als gevolg van de tekortkoming geleden schade te vergoeden. Uitzonderingen bestaan als niet is voldaan aan de voorwaarden uit lid 2 van artikel 6:74 BW, als de tekortkoming niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend, zodat er sprake is van overmacht (artikel 6:75 BW), of wanneer er sprake is van schuldeisersverzuim (artikel 6:58 BW en artikel 6:59 BW) en/of opschorting (artikel 6:52 en artikel 6:262 BW). [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] doet een beroep op opschorting en voert daarnaast aan dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft bewerkstelligd dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] de aanneemwerkzaamheden niet heeft kunnen voltooien. Hij voert in dit verband onder meer aan dat het de bedoeling was om de werkzaamheden aan de dakrand op 29 juli 2019 uit te voeren, maar dat hij dit niet heeft gedaan omdat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] op die dag aangaf dat hij geen geld meer had om te betalen en omdat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] er niet voor had gezorgd dat de meterkast al door een derde partij gereed was gemaakt. De rechtbank zal deze verweren van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] behandelen nadat zij alle onderdelen van de door [eiser in conventie/verweerder in reconventie] gestelde tekortkoming heeft behandeld.
Kozijn
4.5.
De volgende gestelde tekortkoming heeft betrekking op het kozijn. Ter zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat het kozijn door een ander dan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] is geplaatst. Werkzaamheden met betrekking tot het kozijn zijn ook niet opgenomen in de offerte van 11 maart 2019. De rechtbank concludeert dat het kozijn geen onderdeel van de tussen partijen overeengekomen werkzaamheden was. Ten aanzien van het kozijn is dus geen sprake van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst.
Trap
4.6.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft tevens geklaagd over de trap. Blijkens de ondertekende offerte van 11 maart 2019 moest de trap worden verplaatst. De trap is echter niet verplaatst. In plaats daarvan heeft [eiser in conventie/verweerder in reconventie] een nieuwe trap gekocht, die [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] vervolgens heeft geplaatst. Uit het rapport van Sijmens blijkt dat de maten van deze trap niet voldoen aan het Bouwbesluit. Het rapport vermeldt hierover: “
Bestaande trappen voldoen niet aan bouwbesluit. Vrije breedte trapgat en trap is te smal en de laatste optrede is 290 mm.”. Ook is de trap op een luik naar de kruipruimte geplaatst. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft deze bevindingen van Sijmens op zichzelf niet gemotiveerd weersproken. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] voert alleen aan dat dit geen bouwtechnisch keuringsrapport is van een deskundige, maar een kostenopgave. Daarom gaat de rechtbank ervan uit dat de trap niet voldoet aan het Bouwbesluit.
4.7.
De vraag is of dit een wanprestatie door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] oplevert. Daarover overweegt de rechtbank als volgt. Kennelijk zijn partijen na het ondertekenen van de offerte van 11 maart 2019 overeengekomen dat in plaats van de oude trap te verplaatsen, een nieuwe trap geplaatst zou worden. Uit het rapport van Sijmens blijkt dat de afmetingen van de trap niet geschikt zijn voor de woning. De trap is besteld door [eiser in conventie/verweerder in reconventie] . Artikel 7:760 lid 2 BW bepaalt dat indien een ondeugdelijke uitvoering is te wijten aan gebreken of ongeschiktheid van zaken afkomstig van de opdrachtgever, de gevolgen daarvan in beginsel voor zijn rekening komen. Daarop is een uitzondering indien de aannemer de waarschuwingsplicht van artikel 7:754 BW heeft geschonden. Nu de ondeugdelijke uitvoering is te wijten aan de door [eiser in conventie/verweerder in reconventie] zelf bestelde trap, komt dit in beginsel voor zijn rekening. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] stelt echter dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] de expert is en dat niet blijkt dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] met [eiser in conventie/verweerder in reconventie] gecommuniceerd heeft over de maten van de trap en het feit dat de trap op een luik geplaatst zou worden. Ook stelt [eiser in conventie/verweerder in reconventie] dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft aangegeven welke maat trap [eiser in conventie/verweerder in reconventie] moest bestellen. Dit ziet de rechtbank als een beroep op schending van de waarschuwingsplicht van artikel 7:754 BW. Daarover overweegt zij als volgt.
4.8.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ontkent dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] in opdracht van en op instructie van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] de trap heeft gekocht. Volgens [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft [eiser in conventie/verweerder in reconventie] zonder overleg het nieuwe trappenhuis gekocht. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] betwist dat hij maten heeft doorgegeven. Dat de trap zou worden geplaatst op het luik van de kruipruimte, heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] vooraf gemeld aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] . [eiser in conventie/verweerder in reconventie] was hiermee akkoord omdat de kruipruimte ook via een ander luik bereikt kon worden, aldus [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] . Uit de omstandigheid dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] , zoals hij zelf aanvoert, geen maten aan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft doorgegeven, maakt de rechtbank op dat hij [eiser in conventie/verweerder in reconventie] niet heeft gewaarschuwd dat de maatvoering van de trap niet geschikt is voor de woning van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] , terwijl [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] daartoe wel gehouden was op grond van de waarschuwingsplicht. Dat betekent dat de onjuiste maatvoering en als gevolg daarvan ondeugdelijke plaatsing van de trap aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] kan worden toegerekend. Voor zover [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] niet wist dat de maatvoering ongeschikt was, komt dat voor zijn risico. Uit artikel 7:760 lid 2 BW en artikel 7:754 BW volgt namelijk dat op de aannemer de verplichting rust om zich voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden te vergewissen van de kwaliteit van de zaken van de opdrachtgever. Het ligt daarmee dus op de weg van de aannemer om voor aanvang van een werk zich ervan te vergewissen dat dit onder de gegeven omstandigheden deugdelijk kan worden uitgevoerd. Uit de rechtspraak van de Hoge Raad leidt de rechtbank af dat slechts in uitzonderlijke gevallen, waarin bijvoorbeeld onder meer sprake is van deskundigheid van de opdrachtgever en bekendheid met gebreken, een uitzondering op de waarschuwingsplicht kan worden aangenomen (vgl. Hoge Raad 8 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP0954, r.o. 3.3 en Rechtbank Overijssel 15 januari 2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:519). Daarvan is hier geen sprake.
4.9.
De slotsom op dit onderdeel is dat er ten aanzien van de trap ondeugdelijk is nagekomen door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] .
Schoorsteen
4.10.
Ten aanzien van het gebrek aan de schoorsteen verwijst [eiser in conventie/verweerder in reconventie] naar het rapport van het Keuringshuis (zie hierboven 2.8.). In dat rapport staat over de schoorsteen: “
Opgemerkt is dat de aansluiting niet professioneel is aangesloten.” [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft onweersproken gesteld dat de schoorsteenaansluiting onder de offerte viel, zodat daarvan kan worden uitgegaan. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] de schoorsteenaansluiting niet professioneel heeft aangebracht.
Sanitaire voorzieningen
4.11.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] verwijt [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] dat hij een groot deel van de werkzaamheden met betrekking tot de sanitaire voorzieningen niet heeft uitgevoerd. Het betreft de werkzaamheden genoemd op pagina 22 van het rapport van het Keuringshuis, onder andere sanitair en tegelwerk aanbrengen. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] erkent dat deze werkzaamheden zijn overeengekomen in de ondertekende offerte van 11 maart 2019 en dat hij deze niet volledig heeft uitgevoerd. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] verklaart niet consistent over welke werkzaamheden hij niet heeft verricht. In zijn akte van 23 november 2020 geeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan dat hij op 5 augustus 2019 het tegelwerk nog niet had gedaan en nog geen glazen douchewand en wc-pot had geplaatst. In zijn akte van 22 februari 2021 geeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan dat het betegelen nog niet was gebeurd, maar dat er wel een wc-pot was geplaatst. Welke werkzaamheden precies niet zijn uitgevoerd, doet voor de beoordeling op dit moment echter niet ter zake. Het gaat erom dat vaststaat dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] een deel van de overeengekomen werkzaamheden niet heeft uitgevoerd. Dit levert een tekortkoming op, tenzij de later te bespreken verweren van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] slagen.
4.12.
De werkzaamheden die [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] wel heeft uitgevoerd, zijn gebrekkig uitgevoerd volgens [eiser in conventie/verweerder in reconventie] , in die zin dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft nagelaten de badkamer te aarden en af te kitten. Ter onderbouwing daarvan wijst [eiser in conventie/verweerder in reconventie] weer naar het rapport van het Keuringshuis, het rapport van Sijmens en het Veiligheidskeuringsrapport. Het verweer van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] dat het afkitten pas gebeurt als er betegeld is slaagt, zodat het niet afkitten geen gebrek oplevert. Ten aanzien van het aarden voert [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan dat hij een aardenet heeft gebruikt, waardoor er geen centraal aardpunt meer nodig is. Dit verweer gaat niet op. Uit het Veiligheidskeuringsrapport volgt dat het ontbreken van een centraal aardpunt een gebrek oplevert. Dit rapport is opgesteld door een deskundige. De rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van het rapport.
Elektra
4.13.
Uit het rapport van het Keuringshuis volgt dat de elektra in de woning gebrekkig is. Ter zitting heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] erkend dat de elektra zijn verantwoordelijkheid was. Daarmee is sprake van een tekortkoming met betrekking tot de elektra. Dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] niet in de gelegenheid is gesteld om een contra-expertise in te dienen maakt dat niet anders. Het Keuringshuis is een onafhankelijke deskundige, die het rapport op basis van haar eigen waarneming heeft opgesteld. Zij heeft ook aan de hand van haar eigen waarneming kunnen beoordelen dat er bijvoorbeeld losse bedrading aanwezig is, hetgeen niet brandveilig is.
Vloer, verwarming en leidingwerk
4.14.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft een aantal klachten over de vloer, de verwarming en het leidingwerk. Een eerste klacht is dat de vloer niet correct geëgaliseerd is. Daarbij verwijst [eiser in conventie/verweerder in reconventie] naar het rapport van het Keuringshuis waarin staat dat de vloer deels geëgaliseerd is. Dit is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de vloer gebrekkig is. In het rapport van Het Keuringshuis staat “
De vloer is deels geëgaliseerd. Geadviseerd wordt de vloer na te zien en waar nodig te egaliseren.” Het Keuringshuis heeft de egalisatie van de vloer als ‘redelijk’ bestempeld. Een gebrek blijkt niet uit het voorgaande. Daarmee komt de rechtbank niet toe aan de vraag of het egaliseren van de vloer wel onderdeel van de opdracht was, hetgeen [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] betwist.
4.15.
Daarnaast is de vloerverwarming en het leidingwerk onderwerp van geschil.
Het standpunt van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] komt erop neer dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] alle verwarmingswerkzaamheden zou uitvoeren met uitzondering van het aanschaffen van de radiatoren. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft ten onrechte niet uitgezocht of het beton gefreesd kon worden. In plaats daarvan heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] “
letterlijk de leidingen in vloer gelegd en daarover beton gestort”, aldus [eiser in conventie/verweerder in reconventie] . Een deel van de leidingen is niet aangesloten. Volgens [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] hem voor het voldongen feit geplaatst dat hij vloerverwarming had gelegd in plaats van het voorbereiden van het leidingwerk voor het aansluiten van de radiatoren. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] stelt zich verder op het standpunt dat de vloerverwarming dermate amateuristisch is aangelegd dat de vloerverwarming alleen voor de gehele woning tegelijk kan worden aangezet en niet per verdieping, zodat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] aanzienlijke kosten maakt voor gas en elektra.
4.16.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] betwist het standpunt van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] en voert aan dat het frezen van het beton, indien mogelijk, zeker de voorkeur had gehad. Hij heeft dus niet de makkelijke weg gekozen. Daarnaast moest Timmermans Infra werkzaamheden voltooien voordat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] werkzaamheden aan de meterkast, gas-, water- en elektraleidingen kon voltooien. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] verwijst verder naar de offerte van 11 maart 2019 waarin staat dat de vloerverwarming alleen op de begane grond zou worden gerealiseerd. Later zijn daar volgens [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] twee verdiepingen bijgekomen op verzoek van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] . [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] wijst erop dat het niet logisch is dat de vloerverwarming op alle drie de verdiepingen wordt gelegd zonder dat de opdrachtgever hiervoor akkoord geeft. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] betwist dat de vloerverwarming alleen op alle verdiepingen tegelijk kan worden aangezet. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] voert aan dat hij op elke verdieping een separate verdeler en thermostaat heeft geplaatst, zodat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] zelfs per kamer kan kiezen of hij de vloerverwarming aan of uit wil zetten.
4.17.
De rechtbank oordeelt als volgt. De stelplicht en bewijslast ten aanzien van de tekortkoming liggen conform artikel 150 Rv bij [eiser in conventie/verweerder in reconventie] . Mede gelet op het verweer van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft [eiser in conventie/verweerder in reconventie] zijn stellingen onvoldoende onderbouwd. Er kan gelet op het verweer van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] immers niet worden vastgesteld dat de vloerverwarming alleen op alle verdiepingen tegelijk kan worden aangezet, nog los van de vraag of dat een gebrek oplevert. Ook kan op basis van bovenstaande niet worden vastgesteld dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] een fout heeft gemaakt met betrekking tot het aanleggen van de leidingen. Dit volgt bovendien ook niet uit het rapport van het Keuringshuis, waarin staat: “
Er kan niet worden uitgesloten of het leidingwerk goed en lekkage vrij is aangesloten. Geadviseerd wordt om een erkende loodgieter aan te stellen om de gehele installatie te laten nazien opeventuelegebreken.Indien er gebreken zijndeze tevens te herstellen.” (onderstreping door de rechtbank).
4.18.
De slotsom op dit onderdeel is dat ten aanzien van de vloer, verwarming en leidingwerk een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst niet is komen vast te staan.
Fundering bij voordeur
4.19.
Ook spreekt [eiser in conventie/verweerder in reconventie] [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan op het onderbreken van de fundering ter plekke van de voordeur. Een stuk fundering is weggehaald om buizen naar binnen te brengen, waardoor het voordeurkozijn en het metselwerk nu gewoon op tuingrond staan, aldus [eiser in conventie/verweerder in reconventie] . Ter zitting is gebleken dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] de voordeur naar voren heeft verplaatst, op een plek waar alleen grond was en geen fundering. Daarmee is [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in beginsel tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenis uit de aannemingsovereenkomst.
Termijn voor sleutelklaar opleveren
4.20.
Ten slotte legt [eiser in conventie/verweerder in reconventie] aan de wanprestatie ten grondslag dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] de woning niet binnen zes weken sleutelklaar heeft opgeleverd. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] betwist het bestaan van deze afspraak. Ter onderbouwing van die afspraak verwijst [eiser in conventie/verweerder in reconventie] naar Whatsappberichten tussen hem en [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] . Uit die Whatsappberichten blijkt echter alleen dat er is gesproken over de termijn waarin het werk zou worden voltooid. Dat er een fatale termijn van zes weken is overeengekomen blijkt niet uit het dossier. Er is dan ook geen sprake van wanprestatie van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] bestaande uit overschrijden van een fatale oplevertermijn.
Tussenconclusie
4.21.
In het voorgaande is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de volgende aspecten van de aannemingsovereenkomst niet of gebrekkig zijn uitgevoerd:
a. dakrand: vervangen dakrand en bijbehorend schilderwerk is niet uitgevoerd (zie 4.4);
b. trap: de maten van de trap zijn niet geschikt voor deze woning (zie 4.6-4.9);
c. schoorsteenaansluiting: niet professioneel aangesloten (zie 4.10);
d. sanitair: werkzaamheden deels niet uitgevoerd, geen centraal aardpunt (zie 4.11-4.12);
e. elektra: gebrekkig (zie 4.13);
f. fundering ter plekke van de voordeur: gebrekkig (zie 4.19).
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft echter nog een aantal algemene verweren aangevoerd, althans verweren niet gericht tegen een specifiek onderdeel van de overeenkomst waarover [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft geklaagd. De verweren zien op opschorting en het feit dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] zou hebben bewerkstelligd dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] de werkzaamheden niet kon voltooien of herstellen. Indien één van deze verweren slaagt, dan is er geen wanprestatie omdat in dat geval niet voldaan is aan de vereisten van artikel 6:74 BW.
Opschorting
4.22.
In zijn e-mail van 18 augustus 2019 schrijft de advocaat van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] : “
Immers, de afspraak die tussen partijen gold en nog steeds geldt, was dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] alle facturen van [naam bedrijf gedaagde] zou voldoen, alvorens [naam bedrijf gedaagde] de woning sleutelklaar zou opleveren. Echter [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft [naam bedrijf gedaagde] op een gegeven moment bericht dat hij niet in staat is om het restantbedrag te voldoen, waarna [naam bedrijf gedaagde] zijn werkzaamheden heeft gestaakt(…)
[naam bedrijf gedaagde] zal dan ook niet overgaan tot het afronden van de werkzaamheden(…)
zolang [eiser in conventie/verweerder in reconventie] aan zijn betalingsverplichting jegens [naam bedrijf gedaagde] niet heeft voldaan”. Het verweer van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zoals hiervoor weergegeven komt neer op een beroep op opschorting. De advocaat van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] schrijft immers dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] de werkzaamheden op een gegeven moment heeft gestaakt in afwachting van betaling door [eiser in conventie/verweerder in reconventie] .
4.23.
Voor een geslaagd beroep op opschorting is een opeisbare vordering op de wederpartij vereist (artikel 6:52 BW jo. artikel 6:262 BW). Partijen zijn het erover eens dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] het bedrag van de ondertekende offerte van 11 maart 2019 heeft betaald. Ten aanzien van de oorspronkelijk overeengekomen werkzaamheden had [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] dus geen opeisbare vordering op [eiser in conventie/verweerder in reconventie] . De vraag is of [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] op het moment van opschorten een andere opeisbare vordering op [eiser in conventie/verweerder in reconventie] had die de opschorting zou kunnen rechtvaardigen. Het moment van opschorting is het moment waarop [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] de werkzaamheden heeft gestaakt waarnaar zijn advocaat in de hiervoor weergegeven e-mail verwijst. Dat is 5 augustus 2019, zie de onder 2.5. weergegeven e-mail waarin [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] schrijft: “
Wij moeten hier stoppen van de werkzaamheden”. Op 5 augustus 2019 was de betaaltermijn van de onder 2.9. bedoelde facturen verstreken. Daarmee is sprake van een opeisbare vordering.
4.24.
Tussen die vordering en de verbintenis van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zelf moet ingevolge artikel 6:52 BW wel voldoende samenhang bestaan om de opschorting te rechtvaardigen. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van voldoende samenhang zijn zowel de samenhang tussen de wederzijdse verbintenissen (connexiteit) als de omvang van de opschorting (proportionaliteit) van belang. Ten aanzien van de connexiteit geldt in dit geval dat beide verbintenissen voortvloeien uit dezelfde rechtsverhouding (artikel 6:52 lid 2 BW). Dat betekent dat, gegeven die mate van samenhang, aan de hand van alle omstandigheden van het geval moet worden bezien of deze opschorting gerechtvaardigd is. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Het openstaande bedrag dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] niet heeft betaald is € 22.693,60 (€ 15.548,50 + € 7.145,10, zie r.o. 2.9.). [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft echter de juistheid van deze facturen betwist. Het debat over die facturen ligt dus nog open zodat de omvang van de vordering op dit moment niet duidelijk is. Daarnaast heeft de rechtbank in het voorgaande vastgesteld dat er een aantal gebreken zijn (4.21.). Daaruit vloeit mogelijk een verbintenis voort van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] tot herstel of schadevergoeding. Of dat het geval is en de omvang daarvan is eveneens op dit moment niet duidelijk. Hierdoor kan de rechtbank nu niet beoordelen of de werkzaamheden die [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] opschort in verhouding staan tot de openstaande facturen. Dit komt voor risico van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] omdat hij zich op opschorting beroept. Bovendien overstijgen de facturen genoemd onder 2.9. de oorspronkelijke begroting ruimschoots in hoogte en hadden deze facturen een korte betaaltermijn van slechts vijf dagen, die nog niet lang overschreden was. De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle omstandigheden van het geval zoals hiervoor geschetst, met name de korte betaaltermijn van vijf dagen die pas enkele dagen verstreken was, het beroep op opschorting in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep op opschorting niet slaagt.
Het verweer inhoudende dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft bewerkstelligd dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] de aanneemwerkzaamheden niet kon voltooien en -voor zover nodig – herstelwerkzaamheden kon verrichten.
4.25.
[gedaagde in conventie/eiser in reconventie] beroept zich erop dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] een deugdelijke voltooiing van de werkzaamheden door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft verhinderd. Daartoe voert [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan dat het de bedoeling was om de werkzaamheden aan de dakrand op 29 juli 2019 uit te voeren, maar dat hij dit niet heeft gedaan omdat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] er niet voor had gezorgd dat de meterkast al door een derde partij gereed was gemaakt. Het is de rechtbank echter niet duidelijk op welke manier dat het niet uitvoeren van de werkzaamheden aan de dakrand rechtvaardigt. Het had op de weg van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] gelegen om dit nader te onderbouwen. Dat heeft hij niet gedaan. Verder voert [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aan dat hij niet in de gelegenheid is gesteld om herstelwerkzaamheden uit te voeren en ook niet om de werkzaamheden te voltooien. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] wilde [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] immers geen toegang meer verschaffen tot de woning. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] voert hiertegenover aan dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] niet over de vereiste deskundigheid beschikt om de herstelwerkzaamheden uit te voeren. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Artikel 7:759 lid 1 BW is niet van toepassing omdat dit artikel ziet op gebreken die er na oplevering zijn. Voor zover nakoming niet blijvend onmogelijk is, bepaalt artikel 6:74 lid 2 BW dat er verzuim van de zijde van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] nodig is voordat er sprake is van wanprestatie. Daarvan was geen sprake. Daarbij is het volgende beslissend. Artikel 6:82 BW bepaalt dat het verzuim intreedt wanneer de schuldenaar in gebreke wordt gesteld bij een schriftelijke aanmaning, waarin aan hem een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld, en nakoming binnen deze termijn uitblijft. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] formeel aangesproken bij brief van 9 augustus 2019 (zie 2.6.). Vervolgens op 5 september 2019 heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] laten weten bereid te zijn om de werkzaamheden bij [eiser in conventie/verweerder in reconventie] af te ronden en in de afgesproken conditie op te leveren (zie 2.10). [eiser in conventie/verweerder in reconventie] stelt dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft aangegeven niet bereid te zijn de werkzaamheden tegen de overeengekomen prijs af te ronden en leidt uit die mededeling af dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zijn verplichtingen niet zou nakomen. Dit verweer slaagt niet omdat de betreffende mededeling van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] al eerder was gedaan , namelijk op 5 augustus (zie 2.5., “
wij moeten hier stoppen van de werkzaamheden”). [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] is ook niet in verzuim geraakt vanwege de overschrijding van een bouwtermijn van zes weken (4.20.) Het voorgaande brengt mee dat de brief van 9 augustus 2019 niet voldoende is om het verzuim aan de zijde van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] te laten intreden. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] had [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in de gelegenheid moeten stellen om voor de oplevering herstelwerkzaamheden uit te oefenen en het werk af te maken zodat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] alsnog deugdelijk kon nakomen. De in 4.21. vastgestelde ondeugdelijke nakoming was immers nog herstelbaar. Gelet op het voorgaande is er geen wanprestatie (artikel 6:74 lid 2). De rechtbank zal de vorderingen op dit punt dan ook afwijzen.
Onrechtmatige daad
4.26.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] vordert tevens een verklaring voor recht dat er sprake is van onrechtmatig handelen (artikel 6:162 BW) door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] . Voor wat betreft de voor artikel 6:162 BW vereiste normschending heeft [eiser in conventie/verweerder in reconventie] aangevoerd dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] zich niet heeft gehouden aan voorschriften die in de bouwbranche als bekend mogen worden verondersteld. Welke voorschriften dat precies zijn, maakt [eiser in conventie/verweerder in reconventie] niet duidelijk, behalve dat hij stelt dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in strijd met de voorschriften geen loodslab op de kozijnen heeft geplaatst. De rechtbank heeft echter in het voorgaande geoordeeld dat de kozijnen niet de verantwoordelijkheid van [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] waren, zodat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in dit verband niet in strijd met de voorschriften kan hebben gehandeld. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] voert nog aan dat in een onafhankelijke keuring is vastgesteld dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in strijd met voorschriften heeft gehandeld. Welke keuring [eiser in conventie/verweerder in reconventie] bedoelt, maakt hij niet duidelijk. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft daarmee zijn stelling onvoldoende onderbouwd. Daarbij komt dat de rechtbank in het voorgaande heeft geoordeeld dat van wanprestatie geen sprake is. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft onvoldoende gesteld om het oordeel dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld te rechtvaardigen. Gezien het voorgaande zal de rechtbank de verklaring voor recht dat er sprake is van onrechtmatig handelen afwijzen.
Ontbinding
4.27.
[eiser in conventie/verweerder in reconventie] vordert verder dat de rechtbank de tussen partijen bestaande overeenkomst ontbindt. Op grond van artikel 7:756 lid 1 BW kan de rechter de aannemingsovereenkomst op vordering van de opdrachtgever ontbinden voor de oplevering. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] stelt dat hij het werk nooit heeft opgeleverd. Zolang de aannemer niet te kennen geeft dat het werk klaar is om te worden opgeleverd, is er geen oplevering (artikel 7:758 BW). Voor ontbinding op grond van artikel 7:756 BW is niet vereist dat nakoming zonder tekortkoming onmogelijk zal zijn. Voldoende is dat reeds voor de vastgestelde tijd van oplevering waarschijnlijk wordt dat het werk niet op tijd of niet behoorlijk zal worden opgeleverd. Naar het oordeel van de rechtbank is aan deze voorwaarde voldaan aangezien er al veel tijd verstreken is sinds [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] voor het laatst werkzaamheden heeft uitgevoerd bij [eiser in conventie/verweerder in reconventie] . De rechtbank zal deze vordering van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] dan ook toewijzen. De rechter bepaalt de gevolgen van de ontbinding (artikel 7:756 lid 3 BW). Dit doet de rechtbank als volgt. Door de ontbinding worden de uit de aannemingsovereenkomst voortvloeiende verbintenissen beëindigd. Voor een (terug)betalingsverplichting of een ongedaanmakingsverbintenis ziet de rechtbank geen grond. De werkzaamheden van de oorspronkelijke offerte (van 11 maart 2019) zijn grotendeels uitgevoerd. Daarvoor is ook betaald aangezien [eiser in conventie/verweerder in reconventie] € 38.000,00 heeft betaald. De werkzaamheden aan de badkamer zijn niet in zijn geheel uitgevoerd, maar daar staat tegenover dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] ook werkzaamheden heeft verricht die niet in de oorspronkelijke offerte staan. Vast staat bijvoorbeeld dat [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] vloerverwarming heeft neergelegd op alle verdiepingen in plaats van alleen op de begane grond. Daarnaast zijn sommige werkzaamheden gebrekkig uitgevoerd, maar dit is niet te wijten aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] aangezien hij niet in de gelegenheid is gesteld om dit voor de oplevering te herstellen. De precieze gevolgen van de ontbinding kan de rechtbank niet begroten. De rechtbank bepaalt daarom dat partijen als gevolg van de ontbinding over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben op grond van de aannemingsovereenkomst.
Terugbetaling van betaalde bedragen
4.28.
Vordering 5 van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] strekt tot terugbetaling van de door hem aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] betaalde bedragen. Een rechtsgrond ontbreekt bij deze vordering. Van onverschuldigde betaling is geen sprake. [eiser in conventie/verweerder in reconventie] heeft de betalingen aan [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] gedaan op grond van de aannemingsovereenkomst en [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] heeft daartegenover ook werkzaamheden verricht. Deze vordering moet daarom worden afgewezen.
Dwangsom
4.29.
De vordering tot betaling van een dwangsom (vordering 6 van [eiser in conventie/verweerder in reconventie] ) is niet toewijsbaar omdat artikel 611a lid 1 Rv bepaalt dat een dwangsom niet kan worden opgelegd bij een veroordeling tot betaling van een geldsom. Bovendien geldt dat de vorderingen waaraan [eiser in conventie/verweerder in reconventie] de dwangsom verbindt zullen worden afgewezen.
in reconventie
4.30.
De in reconventie gevorderde verklaring voor recht dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] wanprestatie heeft gepleegd door [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] niet in de gelegenheid te stellen om herstelwerkzaamheden te verrichten is niet toewijsbaar. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] legt hieraan artikel 7:759 lid 1 BW ten grondslag. Dit artikel ziet echter op gebreken die het werk ná oplevering vertoond. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] voert zelf aan dat het werk nog niet was opgeleverd. Daarmee heeft hij deze vordering onvoldoende onderbouwd.
4.31.
Verder vordert [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] in reconventie een verklaring voor recht dat [eiser in conventie/verweerder in reconventie] wanprestatie heeft gepleegd door “
de nota voor het meerwerk” niet te voldoen. Daarnaast vordert [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] betaling van “
de nota voor het meerwerk te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop dat bedrag opeisbaar was”. [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] specificeert niet op welke nota hij doelt met zijn vordering en noemt ook de datum niet vanaf welke hij wettelijke rente vordert. In het dossier zitten meerdere facturen. Bij de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie heeft [gedaagde in conventie/eiser in reconventie] een op 26 juli 2019 gedateerde factuur gevoegd waarop staat: “
betreft: meerwerk, extra werkzaamheden”. Dit is de factuur bedoeld onder r.o. 2.2. e. In de factuur bedoeld onder r.o. 2.2. d. is echter kennelijk ook een deel meerwerk opgenomen, aangezien de oorspronkelijke offerte € 37.310,00 bedroeg (zie ook 2.9.). De bij toewijzing van de vordering door [eiser in conventie/verweerder in reconventie] te verrichten prestatie is daarom onvoldoende omschreven, hetgeen bij de tenuitvoerlegging voor problemen kan zorgen. Ook heeft de rechtbank in conventie geoordeeld dat partijen als gevolg van de ontbinding over een weer niets meer van elkaar te vorderen hebben, zodat deze vordering reeds daarom niet toewijsbaar is. De slotsom is dat de vorderingen in reconventie tot zover zullen worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
4.32.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie en aangezien partijen over een weer (deels) in het ongelijk zijn gesteld, zal de rechtbank de proceskosten in conventie en in reconventie compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
ontbindt de aannemingsovereenkomst en bepaalt dat partijen als gevolg van de ontbinding over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben op grond van de aannemingsovereenkomst,
5.2.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.3.
wijst de vorderingen af,
in conventie en in reconventie
5.4.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Wiegman en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021.
ES/PW