Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.Overwegingen
2.Oordeel van de rechtbank
- Heeft SAOZ bij eisers onbekende stukken gebruikt?
- Is de planvergelijking gebrekkig?
- Is er sprake van risicoaanvaarding?
- Heeft er volledige compensatie in natura plaatsgevonden?
- Is er sprake van inkomensschade?
3.Voorgeschiedenis
4.Heeft SAOZ niet bij eisers bekende stukken gebruikt?
5.Is de planvergelijking gebrekkig?
in stand houden en ontwikkelen van de agrarische productiefunctie waarbij als uitgangspunt geldt, dat aan volwaardige agrarische bedrijven voldoende mogelijkheden moeten worden geboden om ook op lange termijn de nodige volwaardigheid en levensvatbaarheid te behouden”. Een agrarisch bedrijf moet volgens artikel 1, lid 5, van de planvoorschriften gericht zijn op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren. Een volwaardig agrarisch bedrijf is volgens artikel 1, lid 89, van de planvoorschriften een “
agrarisch bedrijf met ten minste de arbeidsomvang van één volwaardige arbeidskracht en waarvan de continuïteit op langere termijn voldoende is verzekerd”.
waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt,- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven en rundveebedrijven worden hieronder ook begrepen”. Bij niet-grondgebonden agrarische bedrijven “
is de productie niet in overwegende mate afhankelijk van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond. Niet-grondgebonden bedrijven zijn intensieve veehouderijen, glastuinbouwbedrijven en grondgebonden teeltbedrijven en kwekerijen, zoals champignonteeltbedrijven, witlofkwekerijen, nertsenkwekerijen en sommige viskwekerijen en wormenkwekerijen”.
6.Is er sprake van risicoaanvaarding?
7.Heeft er volledige compensatie in natura plaatsgevonden?
8.Is er sprake van inkomensschade?
9.Conclusie
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.496,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eisers te vergoeden.