ECLI:NL:GHARN:2006:AV7979

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
3 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
TBS 2005\269
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • A. Verheugt
  • J. Vegter
  • M. van der Herberg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging terbeschikkingstelling van vreemdelingen zonder verblijfsstatus en de implicaties voor de veiligheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 3 april 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank te Middelburg van 22 november 2005, die de terbeschikkingstelling van de betrokkene met twee jaar had verlengd. De betrokkene, die in Nederland geen verblijfsstatus heeft, ondervindt problemen bij de tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De problematiek concentreert zich op de reïntegratie van vreemdelingen zonder verblijfsstatus in de Nederlandse samenleving. De Minister van Justitie verleent in de praktijk geen machtiging voor verlof aan deze groep, wat complicaties met zich meebrengt voor de rechter die de verlenging van de terbeschikkingstelling beoordeelt. De wettelijke toets die hierbij geldt, vraagt of de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel vereist. Het hof overweegt dat deze termen niet alleen betrekking hebben op personen binnen de Nederlandse grenzen.

Het hof heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van een ernstige stoornis en delictgevaar bij de betrokkene, die lijdt aan een antisociale en borderline persoonlijkheidsstoornis. Gezien het gebrek aan ziekte-inzicht en behandelmotivatie is gestructureerde begeleiding in een beveiligde omgeving noodzakelijk. Het hof concludeert dat de verlenging van de dwangverpleging gerechtvaardigd is, gezien het risico voor de veiligheid van anderen.

De beslissing van de rechtbank is vernietigd en de terbeschikkingstelling is met een jaar verlengd. Het hof heeft ook overwogen dat de betrokkene naar Irak wil terugkeren, maar dat deze terugkeer pas aan de orde is als er duidelijkheid is over opvang en hulpverlening in Irak. Een spoedige overplaatsing naar een afdeling voor ongewenste vreemdelingen van het Forensisch Psychiatrisch Centrum “Veldzicht” is aanbevolen. De beslissing is genomen door de voorzitter en de raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 3 april 2006.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
TBS 2005\269
Beslissing d.d. 3 april 2006
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]
verblijvende in [verblijfplaats].
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank te Middelburg van 22 november 2005, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar.
Overwegingen:
? Het hof zal de beslissing van de rechtbank dienen te vernietigen, daar het recht zal doen mede op grond van hetgeen de getuige-deskundige ter terechtzitting heeft verklaard.
? Voor de beoordeling is het volgende onder meer van belang. Betrokkene heeft in Nederland geen verblijfsstatus. De tenuitvoerlegging van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging van vreemdelingen zonder verblijfsstatus vormt een probleem. De problematiek spitst zich in de executiefase toe op de reïntegratie van vreemdelingen zonder verblijfsstatus in de Nederlandse samenleving. Gelet op die status wordt in de praktijk van de tenuitvoerlegging van de maatregel door de Minister van Justitie geen machtiging tot het verlenen van enige vorm van verlof verleend. Voor de rechter die een vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling beoordeelt, geldt bij die beslissing een wettelijk toets: eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel? Aan te nemen valt dat met de termen ‘anderen’ en ‘personen’ niet louter gedoeld wordt op personen die zich op het Nederlandse grondgebied bevinden.
? Het hof heeft vooreerst de vraag te beantwoorden of thans nog sprake is van een dusdanige stoornis en delictgevaar dat verlenging van de dwangverpleging noodzakelijk is. Op grond van de advisering en hetgeen ter zitting is gebleken, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de terbeschikkingstelling eist als in de hierna te vermelden beslissing vervat. Uit het verlengingsadvies volgt dat betrokkene lijdende is aan een antisociale en borderline persoonlijkheidsstoornis. Gelet op de ernstige persoonlijkheidsstoornis, het gebrek aan ziekte-inzicht en het gebrek aan behandelmotivatie is betrokkene op dit moment aangewezen op een gestructureerde begeleiding in een beveiligde afdeling. Onder meer doordat er niet of nauwelijks van behandeling kan worden gesproken, is er nog niet toegekomen aan het verminderen van het delictrisico. Het hof concludeert dat er derhalve sprake is van een dusdanige stoornis en delictgevaar dat verlenging van de dwangverpleging noodzakelijk is.
? Betrokkene heeft te kennen gegeven naar Irak terug te willen. Naar het oordeel van het hof is die terugkeer gelet op het bestaande delictgevaar pas aan de orde indien er duidelijkheid is over de opvang en hulpverlening in Irak. Om die duidelijkheid te realiseren ligt een spoedige overplaatsing naar de afdeling voor ongewenste vreemdelingen van het Forensisch Psychiatrische Centrum “Veldzicht” voor de hand.
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof, anders dan de advocaat-generaal en de raadsman, van oordeel dat verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar is geïndiceerd, waarbij voor een kortere - deels reeds verstreken - termijn is gekozen opdat binnen afzienbare tijd de mogelijkheden voor een vervolgtraject in beeld kunnen worden gebracht.
Beslissing:
Het hof:
Vernietigt de beslissing van de rechtbank te Middelburg van 22 november 2005 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde.
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar.
Aldus gedaan door
mr Verheugt als voorzitter,
mrs Vegter en Van der Herberg als raadsheren,
en drs Poll en drs Harmsen als raden,
in tegenwoordigheid van mr Jansen als griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2006.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.