ECLI:NL:GHARL:2020:1487

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
TBS P19/0061
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een ongewenst vreemdeling die niet kan resocialiseren en niet kan worden gerepatrieerd

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 februari 2020 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling van een ongewenst vreemdeling, die sinds 1994 in de terbeschikkingstelling verblijft. De terbeschikkinggestelde, geboren in Suriname, kan niet worden gerepatrieerd en heeft tot nu toe niet kunnen resocialiseren. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2019 vernietigd, waarbij de terbeschikkingstelling met één jaar werd verlengd, en heeft de maatregel met twee jaar verlengd. Het hof heeft vastgesteld dat er al jaren sprake is van een impasse in zowel het resocialisatie- als het repatriëringstraject, wat het hof als zeer onwenselijk beschouwt. Het hof heeft in eerdere tussenbeslissingen aangegeven dat de terbeschikkinggestelde toe is aan de volgende stap in zijn behandeling, namelijk het praktiseren van verloven, maar dat dit momenteel niet mogelijk is vanwege zijn status als ongewenst vreemdeling. Het hof heeft de betrokken partijen, waaronder de reclassering en de klinieken, gevraagd om concrete stappen te zetten om deze impasse te doorbreken. De beslissing van het hof is mede ingegeven door de noodzaak om te voorkomen dat de terbeschikkinggestelde in een uitzichtloze situatie terechtkomt, wat in strijd zou zijn met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het hof heeft de verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar gerechtvaardigd door de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen.

Uitspraak

TBS P19/0061
Beslissing d.d. 13 februari 2020
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[naam terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1971,
verblijvende in het [de kliniek 1] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2019, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling
(hierna: de maatregel)met een termijn van één jaar.
Het hof heeft gelet op dezelfde stukken als de rechtbank en daarnaast op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- het proces-verbaal van rogatoir horen van de terbeschikkinggestelde op 3 april 2019;
- het proces-verbaal van het onderzoek ter zitting van het hof van 18 april 2019;
- de tussenbeslissing van het hof van 2 mei 2019 en de daarin opgesomde stukken;
- het proces verbaal van het onderzoek ter zitting van het hof van 18 juli 2019 en de daarin opgesomde stukken;
- de tussenbeslissing van het hof van 1 augustus 2019;
- het proces-verbaal van de pro formazitting van het hof van 24 oktober 2019;
- het proces-verbaal van het onderzoek ter zitting van het hof van 21 november 2019 en de daarin opgesomde stukken;
- een e-mailbericht van mevrouw E. Havinga, senior medewerker bij de Divisie Individuele Zaken
(hierna: DIZ)aan de advocaat-generaal van 8 januari 2020, met de uitkomst van het departementale overleg met de verantwoordelijke bewindslieden;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 10 januari 2020;
- aanvullende informatie van het [de kliniek 1] van 16 januari 2020;
- een e-mailbericht van L. Soebhag, plaatsingscoördinator van [de kliniek 2] van 21 januari 2020, met als bijlage het standpunt van [de kliniek 2] over eventuele plaatsing van de terbeschikkinggestelde in de longcarevoorzienig [naam voorziening] te [plaats] .
De terbeschikkinggestelde is rogatoir gehoord op 3 april 2019. Het hof heeft ter zitting van:
- 18 april 2019 gehoord de raadsman van de terbeschikkinggestelde, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, en de advocaat-generaal mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit;
- 18 juli 2019 mr. Boskma voornoemd en de advocaat-generaal mr. R. Segerink, en als deskundigen W. Veldsema, maatschappelijk werker, en M. Philippi, GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het [de kliniek 1] ;
- ter zitting van 21 november 2019 mr. Boskma voornoemd en de advocaat-generaal mr. Vijlbrief-Smit voornoemd, als deskundigen Veldsema en Philippi voornoemd, alsmede A.A. Bohle, psycholoog, verbonden aan [de kliniek 2] , en M.A.G. Eikelenboom-Colen, reclasseringsmedewerker, verbonden aan de Reclassering Nederland
- en ter zitting van 30 januari 2020 mr. Boskma voornoemd en de advocaat-generaal mr. Vijlbrief-Smit voornoemd, als deskundigen P. de Jonge, maatschappelijk werker, verbonden aan het [de kliniek 1] , en Eikelenboom-Colen voornoemd.

Procedure in hoger beroep

De terbeschikkinggestelde heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank van 8 januari 2019, waarbij de maatregel is verlengd met een termijn van één jaar. De expiratiedatum van de maatregel was 23 december 2018 en werd volgens die beslissing 23 december 2019.
Het hof heeft in zijn tussenbeslissing van 2 mei 2019 overwogen dat de terbeschikkinggestelde sinds 1994 in de terbeschikkingstelling verblijft en - in
verband met zijn status van ongewenst vreemdeling - tot dat moment niet tot nauwelijks de
mogelijkheid heeft gehad te resocialiseren, hoewel hij klinisch gezien zijn behandelplafond heeft bereikt en hij vanuit gedragskundig oogpunt toe is aan het praktiseren van verloven. Verder heeft het hof in aanmerking genomen dat pogingen om de terbeschikkinggestelde naar het land van herkomst te laten terugkeren - ondanks het vergevorderde stadium waarin zijn repatriëring zich twee jaar geleden bevond - tot dat moment niet waren geslaagd. Het hof heeft geconcludeerd dat er al jaren sprake is van een impasse, waarin zowel het resocialisatie- als het repatriëringstraject is komen stil te staan. Het hof heeft tot uitdrukking gebracht deze situatie zeer onwenselijk te vinden. Met het oog op het doorbreken van de impasse heeft het hof het ten behoeve van de vorming van zijn eindoordeel noodzakelijk geacht nader geïnformeerd te worden. In het bijzonder door de advocaat-generaal en de raadsman wenste het hof geïnformeerd te worden over:
- de stand wat betreft de vreemdelingrechtelijke procedure ter zake van het tegen de terbeschikkinggestelde uitgevaardigde inreisverbod.
In het bijzonder door de kliniek wenste het hof geïnformeerd te worden over:
  • de uitkomsten van de bij de Regiegroep vreemdelingen tbs ingediende aanvraag;
  • de wijze waarop de stagnatie van het resocialisatietraject kan worden tegengegaan, waarbij - bezien in het licht van de suggestie van de Landelijke Adviescommissie Plaatsing Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg in het advies van 27 februari 2019 - de mogelijkheid onderzocht dient te worden van een overplaatsing naar [naam voorziening] en de kaders waarbinnen dit gerealiseerd kan worden;
  • het door de kliniek ingenomen standpunt dat een resocialisatietraject via de weg van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege niet tot de mogelijkheden behoort.
Na de voorzetting van de behandeling op 18 juli 2019 heeft het hof in zijn tussenbeslissing van 1 augustus 2019 onder meer overwogen:
“Het hof zal in deze zaak moeten nagaan in hoeverre door deze impasse de ongewijzigde voortzetting van de maatregel met verpleging van overheidswege in strijd zou zijn met de artikelen 5 en 14 van het Europese Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
De terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege heeft primair tot doel beveiliging van de maatschappij en subsidiair, zo mogelijk, behandeling van de terbeschikkinggestelde, gericht op wegneming of toereikende vermindering en beheersing van het recidivegevaar, opdat, bezien vanuit dat gevaar eveneens zo mogelijk, de terbeschikkinggestelde (geleidelijk) kan terugkeren in de maatschappij, zo nodig in een gestructureerde woonomgeving en/of met andere randvoorwaarden. Deze terugkeer in de maatschappij (resocialisatie) geschiedt in beginsel geleidelijk via begeleid verlof, onbegeleid verlof, transmuraal verlof, proefverlof en voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Het hof is van oordeel dat in dit verband met terugkeer in de maatschappij niet uitsluitend de Nederlandse maatschappij wordt bedoeld, maar de maatschappij in het algemeen. Derhalve kan die terugkeer (uiteindelijk) ook plaatsvinden buiten Nederland. Voorts is het hof van oordeel dat van feitelijke terugkeer in de maatschappij pas kan worden gesproken op het moment dat de verpleging van overheidswege al dan niet voorwaardelijk wordt beëindigd. Tot dat moment is immers slechts sprake van verloven als onderdeel van de vrijheidsbenemende verpleging van overheidswege.
Zoals het hof in zijn tussenbeslissing heeft overwogen, is de terbeschikkinggestelde toe aan de volgende stap, namelijk het praktiseren van verloven. Dit wordt ondersteund door de nadere advisering van de kliniek en de verklaringen van de deskundigen ter zitting. De terbeschikkinggestelde zal die stap echter niet kunnen zetten omdat hem geen enkele vorm van verlof zal worden verleend. Dit blijkt uit het advies van de kliniek en ook los daarvan uit artikel 2, zesde lid, onder a, van de Verlofregeling TBS.
Bij de beantwoording van de vraag of in een situatie als deze ongewijzigde voortzetting van de maatregel in strijd is met het EVRM heeft het hof in het verleden onderzocht of sprake is van een uitzichtloze situatie. Daarvan kan sprake zijn als geen vorm van repatriëring mogelijk is en geen vreemdelingenrechtelijke procedures meer aanhangig zijn die kunnen leiden tot een legaal verblijf in Nederland en daarom tot de mogelijkheid van resocialisatie (Vergelijk Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 4 juli 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:4877, 7 mei 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3364 en 30 oktober 2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8328).
Het hof stelt vast dat repatriëring naar Suriname niet kan plaatsvinden. Wel loopt nog een vreemdelingenrechtelijke procedure. Het hof zal echter moeten oordelen in hoeverre dit in de omstandigheden van dit geval in de weg kan staan aan het oordeel dat sprake is van strijd met het EVRM, gelet op de gronden waarop het Europese Hof voor de Rechten van de Mens deze strijd heeft aangenomen in de zaak Rangelov tegen Duitsland van
22 maart 2012, no. 5123/07. Het hof heeft immers reeds op 11 oktober 2018 in de vorige beslissing tot verlenging van de maatregel van de terbeschikkinggestelde overwogen dat de beslissing van de rechtbank in de vreemdelingenprocedure binnen enkele maanden te verwachten was. Het hof constateert echter dat op dit moment, bijna twee jaar na het indienen van het beroep, de rechtbank nog steeds geen oordeel heeft geveld.
Ter voorkoming van een eventuele schending van de verdragsbepalingen kan een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aangewezen en ook verantwoord zijn onder daaraan te verbinden voorwaarden. In dat geval dwingt artikel 14 in samenhang met artikel 5 EVRM er toe de terbeschikkinggestelde een zoveel mogelijk gelijkwaardige behandeling en resocialisatie aan te bieden als aan een terbeschikkinggestelde eigen onderdaan of een terbeschikkinggestelde vreemdeling met een verblijfsstatus, hetgeen betekent dat de vreemdelingenrechtelijk status van de terbeschikkinggestelde niet in de weg kan staan aan het toekennen van de bewegingsvrijheden en de faciliteiten die nodig zijn om invulling te geven aan de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Het laatste zou te verstaan zijn als een dringend advies aan het adres van de administratie, nu de verlengingsrechter niet de wettelijke bevoegdheid heeft om dit formeel te bepalen.
In dit licht overweegt het hof dat [naam voorziening] bij uitstek de aangewezen plek is om de resocialisatie van de terbeschikkinggestelde voort te zetten. Overplaatsing naar [naam voorziening] is echter problematisch omdat de terbeschikkinggestelde tot ongewenst vreemdeling is verklaard en aan hem volgens de Verlofregeling TBS geen verlof kan worden verleend tijdens de verpleging van overheidswege. De Verlofregeling TBS is echter niet van toepassing bij een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Het is het hof ambtshalve bekend en dit hebben de deskundigen ter zitting nog eens bevestigd, dat bij [naam voorziening] verloven (in het kader van transmuraal verlof) zeer restrictief kunnen worden gestart en - indien verantwoord - heel langzaam en zeer beperkt kunnen worden uitgebreid.
Het hof ziet daarom aanleiding zich wederom nader te laten informeren.”
Het hof heeft vervolgens overwogen dat het in de eerste plaats geïnformeerd wenste te worden over de uitkomst van het aangekondigde bestuurlijk overleg op directieniveau binnen het Ministerie van Justitie en Veiligheid over de casus van de terbeschikkinggestelde, nu dit overleg tot een oplossing voor de impasse kan leiden. Het hof heeft het daarnaast gewenst geacht dat de reclassering ook een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege met plaatsing in [naam voorziening] uitwerkt en dat zij daarbij een concreet voorstel doet met voorwaarden. Het hof heef daarbij aangegeven dat het hof onderkent dat een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege in dit geval niet eenvoudig zal zijn in te passen en dat de kliniek hierover het nodige heeft gezegd in haar advies en ter zitting, namelijk dat [naam voorziening] de terbeschikkinggestelde niet in het kader van voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege zal opnemen omdat dit niet past in het door haar voorgestane resocialisatietraject, met een begin in een gesloten groep, en omdat problemen met de financiering worden verwacht. In verband daarmee heeft hof er op gewezen dat een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege zou dienen ter voorkoming van de alsdan vastgestelde verdere schending van de grondrechten van de terbeschikkinggestelde.
Na een pro forma behandeling ter zitting van 24 oktober 2019, heeft het hof de inhoudelijke behandeling voortgezet ter zitting van 21 november 2019. De aan [naam voorziening] verbonden deskundige heeft verklaard dat [naam voorziening] behandelinhoudelijk iets kan bieden aan de terbeschikkinggestelde, maar dat om stappen te kunnen zetten een verlofstatus en resocialisatie nodig zijn. Verder heeft zij verklaard dat [naam voorziening] geen patiënten opneemt in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. De aan de reclassering verbonden deskundige heeft verklaard dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege niet haalbaar en uitvoerbaar is. Deskundige Philippi heeft onder meer verklaard dat de terbeschikkinggestelde graag overgeplaatst wil worden naar [naam voorziening] en dat hij volgens de afgegeven indicatiestelling zou vallen in zorgzwaarte F3, maar dat hij geschikt is voor de zorgzwaarte die wordt geboden in [naam voorziening] . Verder heeft zij aangegeven dat de terbeschikkinggestelde al lange tijd stabiel is en dat hij in [de kliniek 1] - al tien jaar - niets meer kan leren. De deskundige Veldsema heeft onder meer verklaard dat het bestuurlijk overleg op directieniveau geen oplossing heeft gebracht en dat [de kliniek 1] in afwachting is van een beslissing van de minister met betrekking tot het aangevraagde transmuraal verlof. Voorts heeft hij verklaard dat er wat betreft de repatriëring wel contacten zijn met het consulaat, maar dit traject muurvast zit, en dat bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst
(hierna: IND)de mogelijkheid van een buitenschuldverklaring is aangekaart, maar die vanwege de strafrechtelijke antecedenten wordt afgewezen. De raadsman heeft onder meer aangegeven dat de rechtbank Overijssel in januari 2020 de vreemdelingenrechtelijke procedure zal hervatten.
De advocaat-generaal heeft op de zitting een brief overgelegd van de Dienst Justitiële Inrichtingen, Divisie Individuele Zaken (DIZ) van 20 november 2019. Daarin wordt nader uiteengezet waarom de IND geen mogelijkheid ziet aan de terbeschikkinggestelde een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd te verlenen omdat hij buiten zijn schuld Nederland niet kan verlaten. Op grond van het zeer strak geformuleerde beleid in de Vreemdelingencirculaire dient in beginsel bij iedere strafrechtelijke veroordeling voor een misdrijf een verblijfsvergunning te worden afgewezen wegens gevaar voor de openbare orde. Enkel in zeer bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken. Een dergelijke afwijking ligt volgens de IND niet voor de hand. Verder volgt uit de brief dat een nota is gemaakt voor de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie en de minister voor Rechtsbescherming, waarin wordt gevraagd in te stemmen met het starten van een verloftraject, ondanks het wettelijk kader van de Verlofregeling TBS. Deze nota is onderweg naar de bewindslieden en een beslissing daarop wordt verwacht.
Het hof heeft in verband met de brief van DIZ besloten de behandeling nog een keer voor een periode van twee maanden aan te houden in de hoop en verwachting dat de minister voor Rechtsbescherming binnen die periode een beslissing zal nemen over het verlenen van (transmuraal) verlof aan de terbeschikkinggestelde. Het hof heeft daarbij overwogen dat het voor het geval dit verlof alsdan niet is verleend - teneinde een schending van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te voorkomen - nadrukkelijk de optie openhoudt de verpleging van overheidswege onder strikte, op transmuraal verlof gelijkende voorwaarden, voorwaardelijk te beëindigen. Het hof heeft de advocaat-generaal verzocht contact te houden met de Divisie Individuele
Zaken om het ministerie te informeren over de onderhavige beslissing en om na te gaan of en zo ja, welke beslissing de minister ten aanzien van het verlof van de terbeschikkinggestelde heeft genomen, alsmede om het hof daaromtrent onverwijld te informeren. Verder heeft het hof de advocaat-generaal verzocht te bevorderen dat de reclassering zich nader met [naam voorziening] beraadt over de hiervoor bedoelde strikte voorwaarden waaronder een opname van de terbeschikkinggestelde in [naam voorziening] in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege kan plaatsvinden. Voorts heeft het hof de griffie opgedragen voorafgaande aan de volgende zitting het [de kliniek 1] te vragen om informatie te verstrekken over de
terbeschikkinggestelde, met name of het advies gehandhaafd blijft dat de
terbeschikkinggestelde verlof zou kunnen praktiseren en of repatriëring nog steeds niet tot de mogelijkheden behoort.

Overwegingen:

Het e-mailbericht van DIZ van 8 januari 2020
Blijkens het e-mailbericht zijn de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de minister voor Rechtsbescherming akkoord met het opstarten van een verloftraject voor de terbeschikkinggestelde. Het [de kliniek 1] zal een transmurale verlofaanvraag indienen bij DIZ ten behoeve van het verblijf in [naam voorziening] . Deze aanvraag zal door tussenkomst van DIZ voor inhoudelijk advies worden voorgelegd aan het Adviescollege Verloftoetsing TBS
(hierna: AVT). Met inachtneming van het advies van het AVT zal de definitieve beslissing over het verlof van de terbeschikkinggestelde worden genomen door de Directeur DIZ namens de Minister voor Rechtsbescherming.
Het advies van Reclassering Nederland van 10 januari 2020
De reclassering is van mening dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege niet wenselijk en niet of nauwelijks uitvoerbaar is. De reclassering adviseert om de weg via transmuraal verlof te bewandelen. [naam voorziening] is de meest aangewezen vervolgstap voor de terbeschikkinggestelde. Daar kan door middel van een regulier transmuraal verlofkader de terbeschikkinggestelde adequate zorg worden geleverd. Ook financieel lijkt deze mogelijkheid geen problemen op te leveren, terwijl bij de weg via een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege niet kan worden voldaan aan de voorwaarde dat de financiën dekkend moeten zijn om de zorg te kunnen bekostigen. De reclassering heeft daarnaast nog bijzondere voorwaarden geformuleerd voor een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, mocht het hof tot dit kader overgaan.
De aanvullende informatie van het [de kliniek 1] van 16 januari 2020
De kliniek koerst op het plaatsen van de terbeschikkinggestelde binnen de transmurale voorziening [naam voorziening] , waar de focus van het verblijf ligt op het optimaliseren van de kwaliteit van leven. Behandelinhoudelijk ziet [naam voorziening] mogelijkheden, maar zij achten een traject zonder verlofmogelijkheden niet wenselijk dan wel haalbaar. De minister voor Rechtsbescherming heeft inmiddels akkoord gegeven voor het opstarten van transmuraal verlof. Dit betekent dat de kliniek een aanvraag voor transmuraal verlof zal indienen bij het AVT en afstemming met [naam voorziening] zal zoeken over de plaatsing van de terbeschikkinggestelde in [naam voorziening] via een machtiging voor transmuraal verlof. De kliniek handhaaft het advies om de maatregel met één jaar te verlengen.
Het schriftelijke standpunt van [de kliniek 2]
Om de terbeschikkinggestelde op te kunnen nemen in [naam voorziening] stelt de kliniek als voorwaarden dat de behandeling vanuit de inhoud geboden moet kunnen worden met een compleet vrijhedenbeleid zonder beperkingen en de financiën dekkend moeten zijn om de zorg te kunnen bekostigen. Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan, gaat de voorkeur van de kliniek sterk uit naar een reguliere opname door middel van transmuraal verlof. Indien de minister voor Rechtsbescherming besluit geen transmuraal verlof en overige verlofmogelijkheden toe te kennen, is de kliniek bereid de terbeschikkinggestelde in het kader van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege op te nemen, mits aan de eerder genoemde voorwaarden wordt voldaan. Indien dit niet mogelijk blijkt, ziet de kliniek geen mogelijkheden tot opname.
De verklaring van de deskundige De Jong ter zitting van 30 januari 2020
Op 3 februari 2020 wordt de aanvraag tot transmuraal verlof besproken in de interne verloftoetsingscommissie van het [de kliniek 1] . Daarna wordt de aanvraag ingediend bij het Adviescollege Verloftoetsing TBS. DIZ is betrokken bij deze zaak. Er worden geen (inhoudelijke) bijzonderheden verwacht met betrekking tot deze aanvraag. De kosten van het traject zijn het enige punt van discussie. Met uitzondering van de kosten van de dagelijkse boodschappen zijn naar de mening van de kliniek alle kosten gedekt bij een overgang naar [naam voorziening] .
De verklaring van de deskundige Eikelenboom-Colen ter zitting van 30 januari 2020
Vanuit DIZ is aangegeven dat er met betrekking tot de financiën wel een oplossing zal komen. Met de voorwaarden die de reclassering heeft opgesteld in het advies kan [naam voorziening] vooruit, maar de voorwaarden hadden explicieter opgesteld kunnen worden.
Het standpunt van raadsman van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde wil verder met zijn leven. Er wordt op dit moment gewerkt aan een aanvraag met betrekking tot transmuraal verlof. Ondanks dat de minister heeft aangegeven dat een aanvraag tot transmuraal verlof mag worden ingediend, weten we niet zeker of het transmuraal verlof ook daadwerkelijk wordt toegekend. De raadsman heeft daarom primair verzocht om de zaak aan te houden in afwachting van de uitkomsten van de aanvraag tot transmuraal verlof. Indien het transmuraal verlof niet wordt toegewezen, is er sprake van een uitzichtloze situatie voor de terbeschikkinggestelde. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om in dit geval de verpleging van overheidswege voorwaardelijk te beëindigen, onder de voorwaarden zoals het hof die noodzakelijk acht, voortbordurend op het advies van de reclassering van 10 januari 2020. De terbeschikkinggestelde zit al sinds 2005 in het [de kliniek 1] met zeer beperkte vrijheden. Indien er rust ontstaat met betrekking tot de situatie waarin de terbeschikkinggestelde verkeert, zou dit tevens van positieve invloed kunnen zijn op zijn psychische gesteldheid.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Er is sprake van een stoornis en de terbeschikkinggestelde heeft een beperkt ziekte-inzicht. Zonder het kader van de maatregel is de kans op herhaling groot. In deze zaak is onderzocht hoe het traject van de terbeschikkinggestelde verder moet worden vormgegeven. Hij zit momenteel op een plek waar hij niet meer hoort. De reclassering is van mening dat een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege niet of nauwelijks haalbaar is. Er moet transmuraal verlof worden aangevraagd. [naam voorziening] heeft aangegeven dat zij de terbeschikkinggestelde verder kunnen behandelen, mits het benodigde verlofkader wordt toegewezen en als zij financieel gedekt zijn. Het [de kliniek 1] heeft in dit licht een aanvraag tot transmuraal verlof ingediend. Gelet op hetgeen namens de minister is aangegeven, bestaat het vertrouwen dat het transmuraal verlof ook daadwerkelijk wordt verleend. Er wordt dus gezocht naar een manier om de terbeschikkinggestelde te behandelen, waardoor er geen sprake is van een uitzichtloze situatie en niet in strijd wordt gehandeld met het EVRM. De expiratiedatum een verlenging van de maatregel met een termijn van één jaar is inmiddels overschreden. De advocaat-generaal heeft daarom geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank en tot verlenging van de maatregel voor de duur van twee jaar. Subsidiair heeft de advocaat-generaal aangegeven dat, indien een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege aan de orde is, nauwkeuriger gekeken moet worden naar de voorwaarden met betrekking tot de vrijheden en verloven die de reclassering heeft geformuleerd.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt over de duur van de verlenging.
Indexdelicten
Bij vonnis van 8 december 1994 heeft de rechtbank Amsterdam aan de terbeschikkinggestelde de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd voor poging tot doodslag, meermalen gepleegd. Dit is een misdrijf die gericht is tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen.
Stoornis en recidivegevaar
De terbeschikkinggestelde is gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde type.
De kans op recidive binnen het huidige kader is laag, vanwege de externe structuur die op de afdeling aan de terbeschikkinggestelde wordt geboden. In geval van een beëindiging van de verpleging van overheidswege wordt het recidiverisico ingeschat als hoog.
Verlenging
Naar het oordeel van het hof eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel. De terbeschikkinggestelde is niet in staat om zijn leven zelfstandig vorm te geven en kan het leven en de maatschappij onvoldoende overzien. De beschermende factoren voor de terbeschikkinggestelde zijn uitsluitend extern, namelijk intensieve hulpverlening, een woonsituatie onder intensieve supervisie van hulpverleners en intensief toezicht.
Kader van de maatregel en EVRM
Zoals het hof in de tussenbeslissing van 1 augustus 2019 heeft zal het hof nagaan in hoeverre door deze impasse de ongewijzigde voortzetting van de maatregel met verpleging van overheidswege in strijd is met de artikelen 5 en 14 van het EVRM. De terbeschikkinggestelde is toe aan de volgende stap, namelijk het praktiseren van verloven. Eerder heeft het hof overwogen dat [naam voorziening] bij uitstek de aangewezen plek is om de resocialisatie van de terbeschikkinggestelde voort te zetten en vorm te geven. Overplaatsing naar [naam voorziening] is echter problematisch omdat daarvoor een transmuraal verlof is vereist. De terbeschikkinggestelde is tot ongewenst vreemdeling verklaard en aan hem kan volgens de Verlofregeling TBS geen verlof worden verleend tijdens de verpleging van overheidswege. Inmiddels hebben de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de minister voor Rechtsbescherming echter ingestemd met het opstarten van een verloftraject voor de terbeschikkinggestelde. Dat biedt de noodzakelijke opening om een einde te maken aan de al geruime tijd bestaande impasse. Binnen korte termijn zullen concrete stappen worden gezet om tot transmuraal verlof te komen. Dit verlof wordt ondersteund door het [de kliniek 1] , [naam voorziening] en de reclassering. Het hof stelt vast dat daarmee een traject is ingezet om een einde te maken aan de impasse in de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde. Dit traject voorkomt dat sprake is van zodanige schending van het EVRM, dat het hof op dit moment zich genoodzaakt zou moeten zien om over te gaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Verzoek tot aanhouding van de behandeling
Nu de bewindslieden hebben ingestemd met het opstarten van een transmuraal verlofkader, het [de kliniek 1] , [naam voorziening] en de reclassering transmuraal verlof in [naam voorziening] ondersteunen en de terbeschikkinggestelde daaraan wil meewerken, ziet het hof onvoldoende reden om de behandeling van deze rechtszaak wederom aan te houden in afwachting van het advies van het Adviescollege Verloftoetsing TBS. Het hof zal daarom het primaire verzoek van de raadsman tot aanhouding van de behandeling afwijzen.
Verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege
Het [de kliniek 1] , [naam voorziening] en de reclassering hebben gemotiveerd aangegeven waarom transmuraal verlof de voorkeur verdient boven een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege. Laatstgenoemde mogelijkheid heeft het hof ook alleen in overweging genomen om een mogelijke (verdere) schending van het EVRM te voorkomen. Het hof deelt de opvatting dat transmuraal verlof is geïndiceerd en zal daarom thans een voorwaardelijke beëindiging afwijzen.
Termijn van de verlenging
Ten slotte is de vraag aan de orde met welke termijn de maatregel dient te worden verlengd. Nu de expiratiedatum van de maatregel bij een verlenging met een termijn van één jaar inmiddels is verstreken, is, nu ook thans de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel eist, een verlenging met een termijn van twee jaar geïndiceerd. Het hof zal daarom dienovereenkomstig beslissen.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek om de uitkomsten van de aanvraag tot transmuraal verlof af te wachten.
Wijst af het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2019 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[naam terbeschikkinggestelde].
Verlengt de terbeschikkingstelling met een termijn van
twee jaar.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. R. Prakke-Nieuwenhuizen en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en drs. I.M. van Woudenberg en drs. I. van Outheusden als raden,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven als griffier,
en op 13 februari 2020 in het openbaar uitgesproken.
Mr. E.A.K.G. Ruys en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.