ECLI:NL:RBGEL:2021:1240

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
383109
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag op kerkgebouw door parochie tegen gedaagde

In deze zaak vorderden de verkoper en koper van een kerkgebouw in kort geding de opheffing van een conservatoir beslag dat door een tweede koper was gelegd. De parochie, eigenaar van het kerkgebouw, stelde dat de tweede koper niet de vereiste instemming had verkregen van de bisschop en het bestuur van de parochie. De voorzieningenrechter moest beoordelen of de tweede koper gerechtvaardigd had kunnen vertrouwen op uitlatingen van de voorzitter van de parochie, die tevens pastoor was. De voorzieningenrechter oordeelde dat dit vertrouwen niet aannemelijk was en hevelde het beslag op.

De procedure begon met een dagvaarding waarin de parochie de opheffing van het beslag vorderde. De parochie stelde dat de koopovereenkomst met de tweede koper niet rechtsgeldig was, omdat deze niet was ondertekend door de bevoegde vertegenwoordigers van de parochie en er geen goedkeuring van de bisschop was verkregen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de parochie niet gebonden was aan de koopovereenkomst, omdat de vereiste instemming ontbrak. De rechter concludeerde dat de tweede koper niet gerechtvaardigd kon vertrouwen op de uitlatingen van de voorzitter, omdat deze niet voldeed aan de vereisten van het Algemeen reglement voor het bestuur van de parochie.

De voorzieningenrechter besloot het beslag op te heffen, omdat de parochie belang had bij opheffing om boetes te voorkomen die voortvloeiden uit het uitblijven van de levering aan de oorspronkelijke koper. De rechter verbood de tweede koper om opnieuw beslag te leggen op het kerkgebouw en legde een dwangsom op voor elke dag dat het beslag voortduurde. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/383109 / KG ZA 21-23
Vonnis in kort geding van 16 maart 2021
in de zaak van
het kerkgenootschap
PAROCHIE H.H. COSMAS EN DAMIANUS,
gevestigd te Groesbeek,
eiseres,
advocaat mr. C.L.C. O'Connor te Nijmegen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te Groesbeek,
gedaagde,
advocaat mr. S.V.M. Stevens te Nijmegen,
waarin heeft gevorderd als voegende partij aan de zijde van de parochie te worden toegelaten:
[voegende partij],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. D.M.H.M. van Dijk te Arnhem.
Partijen zullen hierna de parochie, [gedaagde] en [voegende partij] genoemd worden.

1.De procedure

in de hoofdzaak en in het incident tot voeging

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de incidentele conclusie tot voeging van [voegende partij]
  • de e-mail met bijlage van de parochie van 26 februari 2021
  • de brief met bijlagen van [voegende partij] van 26 februari 2021
  • de e-mails met bijlagen van [gedaagde] van 26 februari 2021
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [gedaagde]
  • de pleitnota van [voegende partij] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in de hoofdzaak en in het incident tot voeging

2.1.
De parochie is eigenaar van het kerkgebouw aan de Ketelstraat 1 te Groesbeek-De Horst, kadastraal bekend gemeente Groesbeek, sectie C, nummer 3634.
2.2.
In het Algemeen reglement voor het bestuur van een parochie van de Rooms-Katholieke kerk in Nederland is onder meer het volgende bepaald:
3. HET KERKBESTUUR (parochiebestuur)
3.1
Doel en taak van het kerkbestuur
art. 24
1. Het kerkbestuur - ook te noemen het parochiebestuur - bestuurt de parochie voor zover het betreft het parochiaal vermogen en de zorg voor een doelmatige aanwending daarvan ten bate van de parochie, met inachtneming van het kerkelijk recht en van hetgeen de bisschop
hierover bepaalt.
Met name behoort tot de taak van het kerkbestuur:
a. het bestuur over de roerende en onroerende zaken, die behoren tot het parochiaal vermogen;
(…)
g. het verrichten van andere rechtshandelingen en het aangaan van overeenkomsten ten name van de parochie.
6. VERTEGENWOORDIGING
art. 51
1. De parochie wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd, voor zover dit betrekking heeft op vermogensrechtelijke handelingen de parochie betreffende:
ofwel door de pastoor-voorzitter (of diens kerkrechtelijk aangewezen plaatsvervanger) en de secretaris en wel te zamen;
ofwel door de vice-voorzitter, zijnde de gemachtigde conform art. 26, lid 2, en de secretaris, en wel te zamen;
ofwel door hun kerkrechtelijk daartoe aangewezen plaatsvervangers, en wel te zamen.
2. Zij tekenen de officiële stukken van het kerkbestuur.
8. BEHEER EN REKENPLICHT
art. 53
1. Het kerkbestuur heeft een voorafgaande schriftelijke machtiging nodig van de bisschop voor daden, die de grenzen van het gewone beheer te buiten gaan, met name voor:
(…)
c. het (…) vervreemden (…) van registergoederen (…);
2.3.
Bij e-mail van 17 mei 2020 heeft [persoon A] , destijds pastoor en voorzitter van het bestuur van de parochie, ter zake van het kerkgebouw een zogenoemde Voorlopige koopovereenkomst tussen de parochie en [voegende partij] toegezonden. De overeenkomst vermeldt een koopprijs van € 260.000. De koopakte is niet namens de parochie ondertekend. Machtiging van de bisschop tot verkoop is niet verkregen.
2.4.
Initiatiefgroep Hart voor de Horst is een petitie gestart om het kerkgebouw als ontmoetingsplaats voor de dorpsgemeenschap te behouden, door daarin het naastgelegen dorpshuis te vestigen. [persoon B] , middellijk bestuurder van [gedaagde] is in die plannen betrokken.
2.5.
Op 29 mei 2020 hebben [persoon A] en [persoon B] gesproken over verkoop van het kerkgebouw aan [gedaagde] . Daarbij heeft [persoon A] in ieder geval verklaard dat machtiging van de bisschop nodig was.
2.6.
Op 10 juni 2020 heeft [persoon A] aan [persoon B] ter zake van het kerkgebouw een koopakte overhandigd die [persoon B] heeft ondertekend. Uit deze akte, die een koopsom van € 320.000 vermeldt, wordt geciteerd:
Ondergetekenden
De parochie (…), ten deze vertegenwoordigd door haar voorzitter, de heer [persoon A] en haar secretaris, de heer [persoon C] , hierna te noemen: “verkoper”
en
[gedaagde] , ten deze vertegenwoordigd door haar directeur, de heer [persoon B] , (…) hierna te nomen: “Koper” komen het volgende overeen.
(…)
Artikel 11 Onttrekking aan de eredienst en machtiging tot verkoop
(…)
11.2
Het bestuur van de Parochie (…) zal via de Commissie van Beheer van het Bisdom en de Raad voor Economische Aangelegenheden aan de Bisdom Machtiging vragen voor het verkopen van de kerk.
Verkoper:
[persoon A] [persoon C]
Koper: (…)
De akte is door de voorzitter noch door de secretaris ondertekend.
2.7.
Op 11 juni 2020 hebben [persoon A] en [persoon B] verder gesproken over de verkoop.
2.8.
Op 19 juni 2020 heeft [voegende partij] ten laste van de parochie conservatoir beslag doen leggen op het kerkgebouw.
2.9.
Op 26 juni 2020 hebben [persoon A] en [persoon B] opnieuw over de verkoop aan [gedaagde] gesproken, in aanwezigheid van de echtgenote en twee zonen van [persoon B] .
2.10.
Bij exploot van 3 juli 2020 heeft [voegende partij] de parochie ten gronde gedagvaard voor deze rechtbank. Gevorderd is kort gezegd dat de parochie wordt veroordeeld tot rechtsgeldige ondertekening van de in 2.3. bedoelde voorlopige koopovereenkomst, althans voortzetting van de onderhandelingen met [voegende partij] over een koopovereenkomst, met veroordeling van de parochie tot schadevergoeding.
2.11.
Op 15 december 2020 hebben [persoon D] , die in plaats van [persoon A] voorzitter was geworden van het bestuur van de parochie, [persoon C] voornoemd en [voegende partij] , ter zake van het kerkgebouw een koopakte ondertekend tussen de parochie en [voegende partij] . Deze koopakte vermeldt naast een koopprijs van € 330.000, onder meer:
artikel 3 Eigendomsoverdracht
3.1.
De akte van levering zal gepasseerd worden op
uiterlijk 31 januari 2021of zoveel eerder of later als partijen nader overeenkomen, ten overstaan van een door Koper nader te bepalen notaris.
(…)
artikel 10 Risico-overgang, beschadiging door overmacht
(…)
11.3.
Indien de wederpartij geen gebruik maakt van zijn recht de overeenkomst te ontbinden
en nakoming verlangt, zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij na afloop van de
in 11.1 vermelde termijn van acht dagen (na ingebrekestelling,
vzr) voor elke sedertdien verstreken dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd zijn van drie pro mille van de koopprijs, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding en vergoeding van kosten van verhaal. Indien de wederpartij na verloop van tijd de overeenkomst alsnog ontbindt dan zal deze boete verschuldigd zijn voor elke na afloop van de in 11.1 vermelde termijn van acht dagen verstreken dag tot aan de dag waarop de overeenkomst ontbonden is.
(…)
artikel 19 Goedkeuring bisdom
Verkoper verklaart dat onderhavige overeenkomst is goedgekeurd door het bisdom van ‘sHertogenbosch.
2.12.
Op 17 december 2020 heeft [voegende partij] zijn beslag op het kerkgebouw laten doorhalen. De in 2.10. bedoelde bodemprocedure is in de aanloop naar de mondelinge behandeling op 24 december 2020 op verzoek van partijen doorgehaald.
2.13.
Op 18 december 2020 om 13.43 uur heeft notaris mr. P.A.N. Timmermans de koopakte ingeschreven in de registers van het kadaster.
2.14.
Eveneens op 18 december 2020 heeft [gedaagde] ten laste van de parochie conservatoir beslag tot levering laten leggen op het kerkgebouw. Het proces-verbaal van dit beslag is die dag om 14.55 uur ingeschreven in de registers van het kadaster.
2.15.
Bij exploot van 24 december 2020 heeft [gedaagde] onder meer de parochie ten gronde gedagvaard voor deze rechtbank. Gevorderd is kort gezegd dat gedaagden worden veroordeeld mee te werken aan overdracht van het kerkgebouw aan [gedaagde] conform de in 2.6. bedoelde koopakte, met veroordeling van de parochie tot schadevergoeding. Thans dienen in deze zaak dag en uur van de mondelinge behandeling te worden bepaald.
2.16.
Op 24 december 2020 heeft notaris Timmermans aan [voegende partij] en [gedaagde] laten weten dat de notaris in beginsel verplicht is mee te werken aan levering van het kerkgebouw aan [voegende partij] , maar dat de notaris, gelet op de botsende aanspraken op levering, nader onderzoek moet doen naar de rechtstoestand van het kerkgebouw. Daarbij is vermeld dat de inschrijving van de koopovereenkomst zijn werking kan verliezen indien in rechte komt vast te staan dat [voegende partij] het recht op levering van [gedaagde] kende, ex art. 7:3 lid 3 sub a BW.
2.17.
Levering van het kerkgebouw is uitgebleven.

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
De parochie vordert, kort gezegd, dat de voorzieningenrechter het ten laste van de parochie door [gedaagde] op het kerkgebouw gelegde conservatoir beslag tot levering zal opheffen, althans [gedaagde] versterkt met een dwangsom zal veroordelen tot opheffing van dit beslag binnen 24 uur na dit vonnis, en verder [gedaagde] versterkt met een dwangsom zal verbieden om ten laste van de parochie opnieuw conservatoir beslag te leggen in verband met enige vordering verband houdende met het in deze dagvaarding geschetste feitencomplex, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
in het incident tot voeging
3.3.
[voegende partij] vordert te worden toegelaten zich aan de zijde van de parochie te voegen.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

in het incident tot voeging

4.1.
De parochie en [gedaagde] hebben zich niet verzet tegen de voeging van [voegende partij] . Nu [voegende partij] belang heeft om als voegende partij in het geding te komen, omdat het beslag waarvan opheffing is gevorderd thans belet dat het kerkgebouw aan hem wordt geleverd en [voegende partij] dus nadelige gevolgen zal ondervinden van een ongunstige afloop van deze procedure voor de parochie, zal [voegende partij] worden toegelaten als voegende partij. De parochie en [gedaagde] zullen in de kosten van het incident worden veroordeeld, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
in de hoofdzaak
4.2.
De spoedeisendheid van de vorderingen vloeit onweersproken voort uit de aard van deze vorderingen.
4.3.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.4.
[gedaagde] pretendeert een door het beslag verzekerd recht op levering van het kerkgebouw, uit hoofde van de in 2.6. bedoelde koopovereenkomst met de parochie. Vast staat echter dat de parochie in beginsel niet aan die koopovereenkomst is gebonden. De koopakte is niet conform het Algemeen reglement ondertekend door pastoor-voorzitter [persoon A] of vice-voorzitter [persoon E] , tezamen met secretaris [persoon C] (of hun plaatsvervangers). Beider goedkeuring met de verkoop is ook anderszins niet verkregen. Bovendien is voor deze verkoop geen voorafgaande schriftelijke machtiging van de bisschop verkregen, zoals het Algemeen reglement eveneens verlangt.
4.5.
De parochie kan, op de voet van art. 3:61 lid 2 BW, mogelijk toch gebonden worden geacht aan de gestelde koopovereenkomst met [gedaagde] , indien [gedaagde] , zoals zij stelt, redelijkerwijs mocht aannemen dat [persoon A] door de parochie tot verkoop was gevolmachtigd. Dergelijk gerechtvaardigd vertrouwen kan volgen uit een verklaring of gedraging van de parochie of uit feiten en omstandigheden die voor risico van de parochie komen en waaruit naar verkeersopvattingen de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid, maar kan niet uitsluitend worden gebaseerd op verklaringen of gedragingen van [persoon A] . Vergelijk HR 19 februari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK7671 en HR 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:142. In dit verband is het volgende van belang.
4.6.
Zoals [gedaagde] ter zitting uiteen heeft gezet is [persoon B] jarenlang actief betrokken geweest bij de parochie. Ongeveer twintig jaar lang was hij lector en verzorgde hij samen met [persoon A] diensten. Bovendien is hij elf jaar lang voorzitter geweest van de financiële commissie van de parochie. [persoon B] kan dus inderdaad een insider worden genoemd, zoals [gedaagde] heeft betoogd. In de rede ligt dan aan te nemen dat [persoon B] en [gedaagde] op de hoogte waren van het Algemeen reglement van het bestuur van de parochie en dus ook van de regeling van de vertegenwoordiging van de parochie bij het vervreemden van vermogen, en tevens van de rol van de bisschop daarbij. Dit geldt te meer nu de parochie een kerkgenootschap is in de zin van art. 2:2 BW. Op basis van het tweede lid van deze bepaling heeft het Algemeen regelement externe werking, in die zin dat derden, zoals [gedaagde] , zich in beginsel niet op de onbekendheid daarmee kunnen beroepen, zoals de parochie onweersproken heeft gesteld met een verwijzing naar Hof ’s-Hertogenbosch 8 juli 1991, NJ 1992/89.
4.7.
Hier komt bij dat in de kop van de koopakte die [persoon B] heeft ondertekend expliciet is vermeld dat de parochie vertegenwoordigd wordt door haar voorzitter
ensecretaris, voor wier ondertekening aan het slot van de akte met zo veel woorden ook ruimte is gelaten, en voorts dat bisschoppelijke machtiging is vereist. Het moet [gedaagde] dan ook zonder meer duidelijk zijn geweest dat de instemming van [persoon A] niet volstond en dat voor de totstandkoming van een rechtsgeldige koopovereenkomst met de parochie tevens de instemming van [persoon C] en van de bisschop was vereist.
4.8.
[gedaagde] heeft zich niet van hun instemming verzekerd, maar is naar eigen zeggen afgegaan op mededeling van [persoon E] , de vice-voorzitter van het bestuur van de parochie, dat [persoon A] over verkoop aan [gedaagde] met haar zou gaan onderhandelen, op het uitblijven van het maken van een voorbehoud van bestuurlijke goedkeuring door [persoon A] in de onderhandelingen met [persoon B] , op de mededeling van [persoon A] tijdens het gesprek op 26 juni 2020 dat de bisschop akkoord was, op het uitblijven van een reactie van de parochie op de door [persoon B] ondertekende koopakte, op een artikel in Hét Gemeentenieuws van 4 september 2020 waarin is opgetekend dat volgens [persoon E] “de verkoop aan [persoon B] zo klaar als een klontje is” en op de namens [voegende partij] betekende dagvaarding waarin staat dat [persoon A] op 30 mei 2020 in een telefoongesprek met [voegende partij] heeft verklaard dat de kerk aan een derde was verkocht en dat het bestuur van de parochie tot deze ommedraai had beslist.
4.9.
Op het hiervoor bedoelde citaat uit het artikel in Hét Gemeentenieuws volgt: “Alleen de pastoor kan de kerk niet verkopen daar is ook een handtekening voor nodig van de penningmeester van het parochiebestuur en ook het Bisdom zal goedkeuring er aan moeten geven volgens [persoon E] .” In plaats van een bevestiging van het gestelde vertrouwen moet dit artikel daarvoor dus veeleer een contra-indicatie hebben gevormd. De vereiste instemming van het tweede bestuurslid en van de bisschop was immers, anders dan [gedaagde] had aangenomen, kennelijk nog niet rond.
4.10.
De voorafgaande mededeling van [persoon E] dat [persoon A] met [gedaagde] over de verkoop zou gaan onderhandelen doet niet af aan de vereisten voor vertegenwoordiging van de parochie. Dat geldt ook voor het enkele uitblijven van een reactie van het bestuur op de door [persoon B] ondertekende koopakte, hetgeen op zichzelf bovendien ook weinig zegt over haar standpunt. De overige omstandigheden die [gedaagde] heeft ingeroepen betreffen allen (uitgebleven) uitlatingen van [persoon A] . In een schriftelijke verklaring van 16 februari 2021 heeft [persoon A] betwist dat hij in de onderhandeling met [gedaagde] geen voorbehoud van goedkeuring door het parochiebestuur heeft gemaakt en dat hij heeft verklaard dat de bisschop akkoord was. In deze procedure is voor bewijslevering geen plaats. Onzeker is dus of zal komen vast te staan dat de verklaringen door [persoon A] (niet) zijn gedaan. Maar ook als in dit verband veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de stellingen van [gedaagde] bestaat onvoldoende aanleiding aan te nemen dat [gedaagde] erop mocht vertrouwen dat de koop rond was.
4.11.
Weliswaar was [persoon B] in onderhandeling met de voorzitter van het bestuur van de parochie, maar het moet [persoon B] duidelijk zijn geweest dat voor de parochie de verkoop van haar kerkgebouw bepaald geen alledaagse transactie was en juist voor een dergelijke rechtshandeling het Algemeen reglement strikt toegepast zou moeten worden. In deze omstandigheden kon [gedaagde] niet blind varen op [persoon A] . Om redelijkerwijs aan te mogen nemen dat [persoon A] daadwerkelijk tot vertegenwoordiging bevoegd was diende zij ten minste ook over duidelijke aanwijzingen uit andere bron te beschikken dat [persoon C] en de bisschop instemden met de verkoop. Zoals al is overwogen moest het [persoon B] immers zonder meer duidelijk zijn geweest dat hun instemming voor het tot stand komen van een overeenkomst nodig was. Dergelijke aanwijzingen heeft [gedaagde] niet gesteld. [gedaagde] heeft dus wellicht aangenomen dat de koop rond was, maar niet aannemelijk is geworden dat zij daarop ook gerechtvaardigd kon vertrouwen.
4.12.
Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk dat [gedaagde] recht heeft op levering van het kerkgebouw.
4.13.
De parochie stelt dat zij bij onmiddellijke opheffing van het beslag belang heeft omdat zij anders, als gevolg van het uitblijven van levering aan [voegende partij] , conform art. 11.3 van de koopakte boetes verbeurt. Aangenomen dat [voegende partij] , zoals [gedaagde] heeft betoogd, ten tijde van de inschrijving van de koopakte op 18 december 2020 wist van een gepretendeerde aanspraak van [gedaagde] op levering uit hoofde van een eerdere koopovereenkomst, is niet denkbeeldig dat de inschrijving van de koopakte niet het daarmee beoogde rechtsgevolg heeft dat het beslag van [gedaagde] niet aan [voegende partij] kan worden tegengeworpen, zoals notaris Timmermans heeft laten weten. De uitzondering die in dit opzicht voor posterieure vervreemding is gemaakt in sub a van art. 7:3 lid 3 BW geldt mogelijk ook in het geval van posterieure beslaglegging door een partij met een gepretendeerd ouder recht op levering. Het beslag vormt thans hoe dan ook feitelijk een beletsel voor levering aan [voegende partij] ten overstaan van notaris Timmermans. [gedaagde] heeft dat niet betwist. Het risico dat de parochie boetes verbeurt als het beslag niet wordt opgeheven is dan ook reëel te achten.
4.14.
Het ontwikkelbelang waarmee een aanzienlijk geldbedrag is gemoeid geldt evenzeer voor [voegende partij] , die net als [gedaagde] woningen in het kerkgebouw wil gaan realiseren. Het gemeenschapsbelang dat is gediend met het herhuisvesten van een gemeenschapsruimte in het kerkgebouw, zoals [gedaagde] van plan is, is niet een belang van [gedaagde] zelf en weegt ook niet wezenlijk zwaarder dan het gemeenschapsbelang dat is gediend met de osteopathiepraktijk die [voegende partij] in het kerkgebouw heeft geprojecteerd. Dit belang van [gedaagde] is bovendien ondergeschikt te achten aan het belang van de parochie om geen boetes te verbeuren, zeker nu het recht dat met het beslag wordt verzekerd niet aannemelijk is en de plannen van [gedaagde] dus hoogstwaarschijnlijk niet zullen worden gerealiseerd. De vordering tot opheffing van het beslag is toewijsbaar.
4.15.
[gedaagde] heeft ter zitting laten weten dat zij zich zo nodig met alle middelen zal verzetten tegen levering aan [voegende partij] . Er bestaat daarom tevens aanleiding voor het gevorderde verbod op nieuwe beslaglegging door [gedaagde] . Dit verbod zal echter worden beperkt tot het leggen van beslag op het kerkgebouw. Of de vordering van [gedaagde] tot schadevergoeding aannemelijk is staat in dit kort geding niet ter beoordeling. Dan bestaat onvoldoende aanleiding de mogelijkheid om conservatoir beslag te leggen tot verhaal van die vordering, op andere vermogensbestanddelen van de parochie dan het kerkgebouw, bij voorbaat te verbieden.
4.16.
De dwangsom is toewijsbaar zoals gevorderd, maar zal worden gemaximeerd tot een bedrag van € 100.000,00.
4.17.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Parochie worden begroot op:
- betekening oproeping € 90,67
- griffierecht 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.773,67
De kosten aan de zijde van [voegende partij] worden begroot op:
- griffierecht € 309,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.325,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in het incident tot voeging van [voegende partij]
5.1.
laat [voegende partij] toe als voegende partij in het kort geding van de parochie tegen [gedaagde] ,
5.2.
veroordeelt de parochie en [gedaagde] in de proceskosten in het incident tot voeging, aan de zijde van [voegende partij] tot op heden begroot op nihil,
in de hoofdzaak
5.3.
heft op het op 18 december 2020 op verzoek van [gedaagde] ten laste van de parochie gelegde beslag tot levering op het kerkgebouw met sacristie en bijbehorend perceel, plaatselijk bekend Ketelstraat 1 te Groesbeek, Kadastraal bekend gemeente Groesbeek, sectie C, nummer 3634,
5.4.
verbiedt [gedaagde] om ten laste van de parochie opnieuw conservatoir beslag te leggen op de in 5.3. bedoelde onroerende zaak, in verband met enige vordering verband houdende met het in de dagvaarding in deze zaak geschetste feitencomplex
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om aan de parochie een dwangsom te betalen van € 5.000,00 voor iedere dag dat een in weerwil van het in 5.4. uitgesproken verbod gelegd beslag voortduurt, tot een maximum van € 100.000,00 is bereikt,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de Parochie tot op heden begroot op € 1.773,67, en aan de zijde van [voegende partij] tot op heden begroot op € 1.325,00, steeds te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen met ingang van de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de zijde van zowel de parochie als [voegende partij] ieder voor zich begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na heden tot de dag van volledige betaling,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Kropman en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2021.