Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
gemachtigde: mr. J. Zeegers,
gemachtigde: mr. I. Ruesink.
1.Het procesverloop
2.De feiten
16 september 1967 een huurovereenkomst (hierna: de huurovereenkomst) gesloten met betrekking tot de woning aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning). De huurprijs bedroeg laatstelijk EUR 450,00 per maand.
3.De vordering en het verweer in conventie
heeft vanaf zijn meerderjarigheid een duurzame gemeenschappelijke huishouding met vader gevoerd. [eis.conv./verw.reconv.] heeft vanaf zijn geboorte bij vader gewoond en nooit de intentie gehad de duurzame gemeenschappelijke huishouding te beëindigen. Dit blijkt onder meer uit het feit dat [eis.conv./verw.reconv.] en vader als gezin/partners samenleefden. Zo deden zij samen de boodschappen, het huishouden en kookten samen. Daarnaast hadden zij ook gezamenlijk sociale activiteiten zoals tv kijken, op visite bij vrienden, in het weekend samen naar de camping, samen op wintersport en samen vissen. Er is sprake van wederkerigheid in de relatie tussen vader en [eis.conv./verw.reconv.] . [eis.conv./verw.reconv.] en vader verdeelden ook de kosten van de huishouding. De duurzame gemeenschappelijke huishouding blijkt tot slot uit overgelegde verklaringen van buren, kennissen en familie. [eis.conv./verw.reconv.] heeft een vaste baan en geen financiële problemen en biedt aldus voldoende waarborg voor de huur, aldus [eis.conv./verw.reconv.] .
4.De vordering en het verweer in reconventie
Sité is van mening dat [eis.conv./verw.reconv.] zonder recht of titel in de woning verblijft. Het feit dat een kind na zijn meerderjarig worden nog bij zijn ouder in een gemeenschappelijke huishouding blijft wonen, brengt volgens Sité niet mee dat zij een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.
5.5. De beoordeling
nakoming van de huur;
6.De beslissing
16 september 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.