ECLI:NL:RBGEL:2020:6950

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3192
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing asbest-procescertificaat en legaliteitsbeginsel in bestuursrechtelijke context

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 11 december 2020, wordt de onvoorwaardelijke schorsing van het asbest-procescertificaat van eiseres, Normec Certification B.V., beoordeeld. De schorsing was opgelegd door Normec op basis van geconstateerde afwijkingen tijdens asbestverwijderingswerkzaamheden. Eiseres betwist de schorsing en stelt dat deze in strijd is met het legaliteitsbeginsel, omdat er geen overgangsrecht is opgenomen in het nieuwe Certificatieschema dat op 1 april 2019 in werking trad. De rechtbank oordeelt dat de normen en sancties in het nieuwe schema materieel gezien nauwelijks zijn gewijzigd ten opzichte van de voorgaande regelgeving, waardoor de schorsing niet in strijd is met het legaliteitsbeginsel. De rechtbank concludeert echter dat de schorsing niet kan standhouden, omdat niet is aangetoond dat er zes categorie II afwijkingen binnen een jaar zijn geconstateerd. De rechtbank vernietigt het besluit van 20 mei 2020 en herroept het besluit van 29 mei 2019, waarbij Normec het procescertificaat van eiseres had geschorst. Eiseres krijgt een vergoeding voor de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/3192

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. van Gent),
en

Normec Certification B.V., verweerder

(gemachtigde: mr. M. de Jong).

Procesverloop

Bij besluit van 29 mei 2019 heeft Normec Certification B.V. (Normec) het asbest-procescertificaat van eiseres geschorst voor de duur van 30 dagen, ingaande 12 juni 2019.
Bij besluit van 20 mei 2020 (bestreden besluit) heeft Normec het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en het procescertificaat geschorst voor de duur van 30 dagen, ingaande 12 juni 2020.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Normec heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft daarop gereageerd.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2020. Eiseres is vertegenwoordigd door [eiseres] en haar gemachtigde. Normec is vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

Overwegingen

Waarover gaat deze uitspraak?
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de onvoorwaardelijke schorsing door Normec van het procescertificaat van eiseres voor de duur van 30 dagen.
Hoe is Normec tot haar besluit gekomen?
2. Eiseres exploiteert een bedrijf dat is gespecialiseerd in het verwijderen van asbest en beschikt over het daarvoor vereiste procescertificaat. In het verleden zijn op diverse locaties een aantal afwijkingen geconstateerd bij werkzaamheden van eiseres.
2.1.
Op 29 januari 2019 hebben toezichthouders van de Omgevingsdienst IJsselland (Omgevingsdienst) een controle uitgevoerd op asbestwerkzaamheden op het adres [locatie] te [woonplaats] . Zij hebben het werk tijdelijk stilgelegd omdat het containment niet zou voldoen aan de eisen. De toezichthouders hebben dit bij Normec gemeld.
Op 19 februari 2019 is door een toezichthouder van dezelfde Omgevingsdienst een controle uitgevoerd op de asbestsaneringswerkzaamheden op het adres [locatie] te [woonplaats] . Omdat buiten het niet correct ingedeelde werkgebied asbestverdachte materialen zijn aangetroffen, is het werk door de toezichthouder gedurende 40 minuten stilgelegd. Over de tijdelijke stillegging is vervolgens op 28 februari 2019 door de Omgevingsdienst een besluit genomen, waarvan Normec een kopie heeft gekregen.
2.2.
Naar aanleiding van deze meldingen heeft op 2 april 2019 een audit plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot het uitschrijven van afwijkingen BHF-JB13H-II/01 en BHF-JB13H-II/02. Naar aanleiding van deze afwijkingen heeft Normec op 5 april 2019 het voornemen aan eiseres kenbaar gemaakt om haar procescertificaat onvoorwaardelijk te schorsen voor een termijn van 30 dagen. Eiseres heeft een zienswijze naar voren gebracht. Bij het in bezwaar gehandhaafde besluit van 29 mei 2019 heeft Normec het procescertificaat van eiseres onvoorwaardelijk geschorst voor de duur van 30 dagen, omdat binnen een periode van een jaar zes afwijkingen in categorie II zijn geconstateerd.
2.3.
Normec heeft de volgende afwijkingen vastgesteld [1] :
1. BHF-JB13H-II/01 van 29 januari 2019. Door toezichthouders van de Omgevingsdienst is geconstateerd dat de onderdruk in het containment op 0 Pascal stond. Bij nadere bestudering van de onderdrukregistratie bleek dat dit ook de dag ervoor het geval was, terwijl de saneringswerkzaamheden al waren begonnen. Dit is in strijd met artikel 43, derde lid, onder d en onder h, van het Certificatieschema.
2. BHF-JB13H-II/-02 van 19 februari 2019. Een toezichthouder van de Omgevingsdienst heeft geconstateerd dat het werkgebied niet volledig en adequaat was afgezet. Dit is in strijd met artikel 43, eerste lid, onder b, van het Certificatieschema.
3. BHF-JW30E-II/01 van 3 mei 2018. De afzetting is te dicht op het werk geplaatst, bij een ingang van een gebouw waar continu personen in- en uitlopen. Daardoor zijn fragmenten glas en kit afkomstig van de sanering buiten het werkgebied terecht gekomen. Daarnaast was niet op elke plaats die toegang gaf tot het werkgebied een waarschuwingsbord geplaatst. Dit is in strijd met artikel 43, eerste lid, onder a tot en met c, van het Certificatieschema.
4. BHF-JW31E-II/01 van 19 juni 2018. Twee grasmaaiers zijn gebruikt om een verontreinigd weiland te maaien. Deze grasmaaiers zijn buiten het werkgebied in een schuur aangetroffen zonder dat ze gereinigd waren. Dit is in strijd met artikel 43, zevende lid, van zowel Bijlage XIIIa als het Certificatieschema.
5. Deze bestaat uit meerdere afwijkingen uit categorie III die zijn geconstateerd in de periode na 15 augustus 2017 en die op 19 juni 2018 zijn geëscaleerd naar één categorie II afwijking. Het gaat om de afwijkingen:
1. BHF-JW23E1-III/02 van 15 augustus 2017. Een aantal verpakkingen stond open, op een aantal verpakkingen zat geen asbeststickers en asbesthoudend afval was niet verpakt. Dit is in strijd met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a en c, van Bijlage XIIIa.
2. BHF-JW23E1-III/01 van 15 augustus 2017. Bepaalde gegevens waren niet in het werkplan opgenomen. Dit is in strijd met artikel 36, aanhef en sub a, van Bijlage XIIIa.
3. BHF-JW28C-III/01 van 11 december 2017. [naam] beschikt niet over een geldig certificaat van een facefit-test. Dit is in strijd met artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, van Bijlage XIIIa.
4. BHF-JW30C-III/03 van 28 februari 2018. De gezondheidsverklaring van [naam] was niet op de projectlocatie aanwezig. De DTA had dit niet gecontroleerd en geregistreerd. Dit is in strijd met artikel 41, eerste lid, aanhef en onder b, van Bijlage XIIIa.
5. BHF-JW30C-III/01 van 28 februari 2018. [naam] had geen geldig certificaat van de facefit-test. Dit is in strijd met artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, van Bijlage XIIIa.
6. BHF-JW31E-III/01 van 19 juni 2018. Twee volgelaatsmaskers waren niet aantoonbaar tijdig gekeurd. Dit is in strijd met artikel 33, zesde lid, van Bijlage XIIIa.
6. BHF-JW34C-II/01 van 14 november 2018. De chauffeur van de verreiker plaatste de gebruikte manbak buiten het werkgebied, zonder dat deze was ontdaan van asbestverdacht materiaal. Dit is in strijd met artikel 43, zevende lid, van zowel Bijlage XIIIa als het Certificatieschema.
Waarover moet de rechtbank beslissen?
3. De rechtbank beoordeelt de onvoorwaardelijke schorsing van het procescertificaat van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de zogenoemde ‘beroepsgronden’.
3.1.
Volgens eiseres heeft Normec ten onrechte het procescertificaat voor 30 dagen geschorst. Zij voert daartoe – kort samengevat – onder meer het volgende aan:
- wegens het ontbreken van overgangsrecht in het Certificatieschema is de schorsing in strijd met het legaliteitsbeginsel;
- het bestreden besluit is niet deugdelijk gemotiveerd;
- naar de beweerdelijke eerste afwijking is onvoldoende onderzoek gedaan;
- de constateringen van de auditors/Omgevingsdienst kunnen niet aan de schorsing van het procescertificaat ten grondslag worden gelegd;
- er is geen sprake van zes afwijkingen binnen één jaar;
- er is sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel;
- er heeft geen afwijking plaatsgevonden.
Wat is de beoordeling door de rechtbank?
4. Naar het oordeel van de rechtbank kan de onvoorwaardelijke schorsing van het procescertificaat niet in stand blijven
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze conclusie komt en welke gevolgen dat heeft.
Hoe is de intrekking van het procescertificaat geregeld?
5. Een asbestverwijderingsbedrijf mag bepaalde asbestverwijderingswerkzaamheden alleen verrichten indien het beschikt over een procescertificaat asbestverwijdering. [2] Dit procescertificaat kan worden afgegeven indien de aanvrager voldoet aan de eisen, die voor asbestverwijderingsbedrijven zijn vastgelegd in paragraaf 2 en 4 van het Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering (Certificatieschema). [3] Het procescertificaat kan worden afgegeven en geschorst door een aangewezen certificerende instelling. [4] Normec is aangewezen als certificerende instelling.
5.1.
Een procescertificaat kan worden geschorst indien de certificaathouder niet meer voldoet aan de met betrekking tot het procescertificaat gestelde eisen of zijn wettelijke verplichtingen niet meer naar behoren nakomt. [5] Het Certificatieschema dat in werking is getreden op 1 april 2019 [6] bevat een sanctieregeling. Het procescertificaat wordt onvoorwaardelijk geschorst indien de certificerende instelling binnen een periode van één jaar na de constatering van een categorie II-afwijking voor de zesde keer een categorie II-afwijking constateert. [7] Indien de certificerende instelling binnen een periode van één jaar na de constatering van een categorie III-afwijking voor de zesde keer een categorie III-afwijking constateert worden deze zes afwijkingen beschouwd als zijnde een categorie II-afwijking. [8] De sanctieregeling kent een hardheidsclausule: de certificerende instelling kan slechts afwijken van deze bepaling, indien naar haar oordeel een strikte toepassing daarvan voor één of meer belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze bepaling te dienen doelen, dan wel zou leiden tot onbillijkheden van zwaarwegende aard. [9]
5.2.
Voor 1 april 2019 was de sanctieregeling opgenomen in paragraaf 7 van bijlage XIIIe, behorend bij artikel 4.28 van de Arbeidsomstandighedenregeling (Arboregeling).
Is sprake van strijd met het legaliteitsbeginsel?
6. Eiseres betoogt dat afwijkingen die zijn geconstateerd vóór 1 april 2019 en die op dat moment nog niet zijn gesanctioneerd, na 1 april 2019 niet meer gesanctioneerd kunnen worden. De afwijkingen hebben beweerdelijk onder de tot 1 april 2019 geldende voorschriften plaatsgevonden, maar zijn door Normec gesanctioneerd op basis van het Certificatieschema. Dat is volgens eiseres in strijd met het legaliteitsbeginsel.
6.1.
Daarmee is de vraag aan de orde of Normec de schorsing mag baseren op afwijkingen die zijn geconstateerd voor de inwerkingtreding van het Certificatieschema op 1 april 2019.
6.2.
De schorsing van het certificaat is een bestuurlijke sanctie. Voor bestuurlijke sancties houdt het legaliteitsbeginsel in dat deze slechts worden opgelegd indien de overtreding en de sanctie bij of krachtens een aan de gedraging voorafgaand wettelijk voorschrift zijn omschreven.
6.3.
Vaststaat dat een deel van de afwijkingen (overtredingen) is geconstateerd voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Certificatieschema. Deze vielen toen onder de Bijlagen XIIIa en XIIIe bij de Arboregeling en konden onder omstandigheden leiden tot een onvoorwaardelijke schorsing van het procescertificaat.
6.4.
In het Certificatieschema is slechts voor de geldigheid van procescertificaten en de aanwijzing van certificerende instellingen overgangsrecht opgenomen. Voor geconstateerde afwijkingen en daarop te stellen sancties is geen overgangsrecht vastgesteld. Wel is in de toelichting bij het Certificatieschema opgemerkt dat dit de bijlagen XIIIa en XIIIe van de Arboregeling vervangt. De vraag doet zich nu voor hoe het legaliteitsbeginsel in dit geval moet worden toegepast.
6.5.
Het legaliteitsbeginsel staat er niet aan de weg dat een schorsing van het procescertificaat ook gebaseerd wordt op afwijkingen die zijn geconstateerd voor de inwerkingtreding van het Certificatieschema op 1 april 2019. Want het staat vast dat de normen en sancties die waren opgenomen in de bijlagen XIIIa en XIIIe nagenoeg identiek zijn aan die van het Certificatieschema. Materieel gezien zijn er nauwelijks wijzigingen. Eiseres heeft ook op de zitting erkend dat de geldende normen voor en na 1 april 2019 voor haar duidelijk waren en dat zij precies wist waaraan zij zich moest houden. Daarmee staat vast dat de normen en sancties voor eiseres kenbaar waren, net als de gevolgen van afwijkingen en de op te leggen sancties. Eiseres kon haar gedrag dus op kenbare normen afstemmen. Dat er voor geconstateerde afwijkingen en daarop te stellen sancties geen overgangsrecht is vastgesteld, maakt onder deze omstandigheden niet dat het legaliteitsbeginsel is geschonden.
Normec heeft in dit verband ook terecht gesteld dat zowel de normering van bijlage XIIIa en XIIIe als het per 1 april 2019 geldende Certificatieschema is gebaseerd op de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet), welke wet reeds in werking was ten tijde van de oudste vastgestelde overtreding. De bevoegdheid tot schorsing, wijziging of intrekking van een certificaat is tot slot op 1 januari 2012 geregeld in artikel 1.5g van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit) en dit artikel is na de invoering niet meer gewijzigd.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Normec heeft niet gehandeld in strijd met het legaliteitsbeginsel.
Kunnen de constateringen van de auditors van Normec en van de Omgevingsdienst aan de schorsing van het procescertificaat ten grondslag worden gelegd?
7. Eiseres stelt dat de constateringen van de auditors van Normec en van de Omgevingsdienst niet aan de schorsing van het procescertificaat ten grondslag kunnen worden gelegd.
7.1.
Eiseres voert in dit verband aan dat Normec geen toezichthouder is in de zin van artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), subsidiair dat zij als een private toezichthouder moet worden aangemerkt. Uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [10] volgt dat privaat toezicht, waarbij een financiële prikkel tot het constateren van overtredingen een rol speelt, ontoelaatbaar is.
7.1.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat Normec is aangewezen als certificerende instantie op grond van artikel 20, tweede lid, van de Arbowet. In die hoedanigheid is Normec bevoegd tot afgifte van een procescertificaat en bevoegd om een afgegeven procescertificaat te schorsen of in te trekken. Ook volgt uit artikel 65 van het Certificatieschema dat Normec gehouden is ieder certificatiejaar (onaangekondigde) beoordelingen uit te voeren. Normec heeft dus een algemene handhavingsbevoegdheid en de vraag of sprake is van een toezichthouder in de zin van artikel 5:11 van de Awb is daarom niet relevant. Hetzelfde geldt voor de vraag of Normec als een private toezichthouder moet worden aangemerkt.
7.2.
Eiseres voert verder aan dat de afwijkingsformulieren verslagen van bevindingen zijn als bedoeld in artikel 19 van Bijlage XIIIe van de Arboregeling en artikel 66 van het Certificatieschema. De afwijkingsformulieren worden door de auditors niet op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en berusten niet op eigen waarnemingen. Eiseres verwijst hiervoor naar uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 30 mei 2018 [11] en 18 juli 2018 [12] .
7.2.1.
Zoals Normec terecht stelt, is het systeem van de asbestregelgeving dat door certificerende instellingen inspecties moeten worden verricht en dat de certificerende instelling op basis van die inspecties moet besluiten of een procescertificaat verleend, geschorst, ingetrokken of anderszins gesanctioneerd moet worden. De verwijzing naar genoemde uitspraken leidt niet tot een ander oordeel. De uitspraak van de Afdeling van 30 mei 2018 stelt slechts dat aan een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal meer gewicht toekomt dan een enkele verklaring, maar geenszins dat aan een enkele verklaring geen gewicht toekomt. Ook de uitspraak van de Afdeling van 18 juli 2018 zegt niets over de waarde van een verklaring die niet op ambtseed of ambtsbelofte is opgesteld.
7.3.
Eiseres betoogt verder dat de meldingen van de Omgevingsdienst onrechtmatig zijn en niet aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen worden gelegd. De toezichthouders van de Omgevingsdienst zijn namelijk geen toezichthouders als bedoeld in artikel 24 van de Arbowet. Ook is er geen wettelijke grondslag voor het uitwisselen van informatie tussen de Omgevingsdienst en Normec. Die grondslag kan in ieder geval niet gevonden worden in artikel 4.29 van de Arboregeling. Bijlage XIIIg behorend bij dat artikel regelt alleen informatie-uitwisseling tussen de inspectie SZW en certificerende instellingen.
7.3.1.
De Omgevingsdienst is een toezichthoudende instelling die onder andere controleert en zelfstandig handhavend kan optreden tegen overtredingen van onder meer wettelijke regels over het verwijderen van asbest, omdat de Omgevingsdienst moet worden aangemerkt als een regionale uitvoeringsdienst. [13] De Omgevingsdienst oefent bovendien namens een aantal gemeenten diverse taken uit op het gebied van onder meer de milieuzorg. Medewerkers van de Omgevingsdienst zijn aangewezen als toezichthouders die handhavend tegen milieuregels mogen optreden, bijvoorbeeld door het opleggen van lasten onder dwangsom. Zij mogen ook controles uitvoeren. Niet gebleken is voorts van enige regel dat Normec na een melding van de Omgevingsdienst niets mag doen met de melding. Ook volgt niet uit bijlage XIIIg dat zij een exclusieve uitwisselingsregeling bevat.
7.4
Eiseres betoogt in dit verband tot slot dat de onderzoeken naar aanleiding van de meldingen onrechtmatig zijn. Uit het vierde lid van artikel 21, vierde lid, van Bijlage XIIIe van de Arboregeling blijkt dat Normec verplicht is binnen vier weken een onderzoek in te stellen nadat een maatregel zoals stillegging is getroffen en aan Normec is verstrekt. Dat is na de tijdelijke stillegging op 28 februari 2019 niet gebeurd. Ten aanzien van afwijking 2 is volgens eiseres geen besluit tot stillegging gevolgd op basis waarvan een onderzoek kan worden ingesteld.
7.4.1
Normec stelt terecht dat de tijdelijke stillegging op 28 februari 2019 aan haar is verzonden en dat de termijn dan gaat lopen op 1 maart 2019. Dit betekent dat het onderzoek op 28 maart 2019 tijdig is ingesteld. De rechtbank is verder van oordeel dat een besluit tot stillegging geen vereiste is voor het instellen van een onderzoek door Normec.
7.5.
Deze beroepsgronden slagen niet. De constateringen van de auditors van Normec en van de Omgevingsdienst mogen aan de schorsing van het procescertificaat ten grondslag worden gelegd.
Is sprake van zes categorie II afwijkingen binnen één jaar?
8. Het is aan Normec om aan te tonen dat sprake was van zes categorie II afwijkingen binnen één jaar. Eiseres voert samengevat aan dat Normec daarin niet is geslaagd en legt dit per gestelde afwijking in haar beroepsgronden uit. De rechtbank beoordeelt eerst de beroepsgrond gericht tegen de escalatie van de categorie III afwijkingen.
De escalatie van de categorie III afwijkingen
8.1.
Eiseres betoogt dat de periode van één jaar loopt van 2 april 2018 tot 2 april 2019. De afwijkingen die zijn geconstateerd op 15 augustus 2017, 11 december 2017 en 28 februari 2018 vallen buiten deze periode.
8.1.1.
Deze beroepsgrond heeft betrekking op de escalatie als bedoeld in artikel 70, derde lid, aanhef en onder b, van het Certificatieschema van zes categorie III afwijkingen binnen een jaar naar één categorie II afwijking. Het betreft de afwijkingen die onder 2.3 zijn vermeld bij 5.
Normec stelt zich op het standpunt dat deze afwijkingen op grond van artikel 70, derde lid, aanhef en sub b, van het Certificatieschema op 19 juni 2018 zijn geëscaleerd naar een afwijking in categorie II. Het moment waarop de escalatie plaatsvindt, is maatgevend voor het moment waarop de daaruit voortgevloeide afwijking in categorie II geacht mag worden te zijn geconstateerd en dat betekent dat sprake is van zes afwijkingen binnen één jaar.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat het moet gaan om de datum van de daadwerkelijk constatering van de afwijking en niet om het moment waarop de escalatie door Normec is vastgesteld. Dat is volgens eiseres de meest logische redenering, omdat anders het jaar als bedoeld in artikel 70, vijfde lid, aanhef en onder b, van het Certificatieschema wordt opgerekt en zoals in het geval van eiseres bijna twee jaar zou beslaan.
De rechtbank is van oordeel dat artikel 70, vijfde lid, aanhef en onder b, van het Certificatieschema naar de strekking van de bepaling moet worden uitgelegd. Dit betekent dat de categorie III overtredingen die hebben geleid tot escalatie ook binnen het jaar als bedoeld in artikel 70, vijfde lid, aanhef en onder b, van het Certificatieschema moeten zijn geconstateerd. Daarvan is geen sprake. Hierdoor is geen sprake van zes categorie III afwijkingen binnen dat jaar en dus ook niet van één categorie II afwijking die door escalatie tot stand is gekomen. De beroepsgrond slaagt. De gestelde geëscaleerde categorie II afwijking kan niet aan de schorsing ten grondslag worden gelegd.
Tussenconclusie
8.2
De schorsing kan, gelet op wat onder 8.1.1 is overwogen, geen stand houden. De aard van de zaak en de aangevoerde beroepsgronden zijn echter aanleiding om ook een tweetal afwijkingen te bespreken, omdat die om uiteenlopende redenen ten onrechte aan de schorsing ten grondslag zijn gelegd (zie onder 8.3 en 8.4).
Afwijking BHF-JB13H-II/01 van 29 januari 2019
8.3.
Uit het door Normec opgestelde afwijkingsformulier blijkt dat tijdens asbestverwijderingswerkzaamheden op 29 januari 2019 geen 20 Pascal onderdruk aanwezig was. Bij nadere bestudering van de uitdraai van de onderdrukregistratie bleek dit al langere tijd het geval te zijn, zo ook op 28 januari 2019. Dit is volgens Normec in strijd met artikel 43, derde lid, aanhef en onder d en h, van het Certificatieschema.
8.3.1.
Eiseres voert aan dat ten tijde van de controle nog geen asbestverwijderings-werkzaamheden werden verricht, zodat geen sprake was van een afwijking. Er werden wel werkzaamheden verricht, maar er was nog geen sprake van asbestsanering. Er werd wel schoon gemaakt, maar ook dat betekent niet dat er asbestsanering plaatsvindt. Ook stelt eiseres dat in het rapport van de Omgevingsdienst de werkzaamheden niet staan beschreven. Het plafond dat volgens het logboek is verwijderd, was niet asbesthoudend. Er is dus geen bewijs dat op 28 en 29 januari 2019 asbestverwijderingswerkzaamheden werden verricht. Volgens eiseres heeft Normec onvoldoende onderzoek gedaan en staan de feiten over de beweerdelijke afwijking onvoldoende vast.
8.3.2.
Uit artikel 4.54a, eerste lid, van het Arbobesluit volgt dat als asbestverwijderingswerkzaamheden worden beschouwd:
a. het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van bouwwerken, met uitzondering van grondwerken, of objecten waarin asbest of asbesthoudende producten is respectievelijk zijn verwerkt;
b. het verwijderen van asbest of asbesthoudende producten uit de bouwwerken of objecten, bedoeld in onderdeel a;
c. het opruimen van asbest of asbesthoudende producten die ten gevolge van een incident zijn vrijgekomen.
8.3.3.
Op grond van de stukken staat onvoldoende vast dat op de gecontroleerde locatie al begonnen was met asbestverwijderingswerkzaamheden. Uit de omstandigheid dat in het logboek is beschreven dat op 28 januari 2019 schoonmaakwerkzaamheden zijn uitgevoerd, evenals plakwerk, kan niet zonder nader bewijs worden afgeleid dat een aanvang is gemaakt met de asbestverwijderingswerkzaamheden. Niet blijkt dat is begonnen met het afbreken of uit elkaar nemen, verwijderen of opruimen van asbesthoudende producten. Ook van de verwijderde plafonplaat staat niet vast dat dit asbesthoudend was. Anders dan door Normec is gesteld, blijkt uit de definitie ook niet dat al tijdens de opbouw van een containment sprake is van asbestverwijderingswerkzaamheden.
8.3.4.
Dit betekent dat Normec deze afwijking ten onrechte aan de schorsing ten grondslag heeft gelegd. Ook deze beroepsgrond slaagt.
Afwijking BHF-JW28C-III/01 van 11 december 2017
8.4.
Uit het afwijkingsformulier blijkt dat de auditor heeft vastgesteld dat het certificaat van de facefit-test van[naam] was verlopen op 7 december 2017, terwijl na die datum door hem nog saneringswerkzaamheden binnen het werkgebied zijn uitgevoerd. Dit is volgens Normec een overtreding van artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, van bijlage XIIIa van de Arboregeling.
8.4.1.
Eiseres voert aan dat werd voldaan aan de eis dat een keer per certificatiejaar een test moest worden uitgevoerd. Het certificatiejaar was immers nog niet verstreken. Er is dus geen sprake van een afwijking.
8.4.2.
De vraag of op 11 december 2017 sprake was van een afwijking moet worden beoordeeld aan de hand van de toen geldende normen. In het destijds geldende artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, van bijlage XIIIa van de Arboregeling is – voorzover van belang – opgenomen dat de DTA aantoonbaar één keer per certificatiejaar met een volgelaatsmasker een erkende facefit-test uitvoert. Omdat eiseres onweersproken heeft gesteld dat het certificatiejaar nog niet was verlopen en Klaassen in dat jaar een facefit-test heeft uitgevoerd, heeft Normec ten onrechte deze afwijking vastgesteld. Dat betekent ook, los van wat hiervoor onder 8.1.1 is overwogen, dat Normec ten onrechte stelt dat binnen één jaar zes afwijkingen uit categorie III zijn vastgesteld die op 19 juni 2018 zijn geëscaleerd naar één categorie II afwijking. De beroepsgrond slaagt.
Worden de overige beroepsgronden besproken?
9. Gelet op het voorgaande kunnen de overige beroepsgronden, waaronder de vraag of het bestreden besluit een deugdelijke motivering bevat en of het evenredigheidsbeginsel geschonden is, onbesproken blijven.
Wat betekent dit voor deze zaak?
10. Het beroep is gegrond. De onvoorwaardelijke schorsing van het procescertificaat is in strijd met artikel 70 van het Certificatieschema. Dit betekent dat de schorsing niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt daarom het besluit van 20 mei 2020. De rechtbank neemt nu zelf een beslissing [14] en bepaalt dat het besluit van 29 mei 2019 wordt herroepen.
10.1.
Omdat het beroep gegrond is moet Normec het griffierecht dat eiseres heeft betaald aan haar vergoeden. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Normec moet deze betalen. De vergoeding wordt als volgt berekend. [15] Voor de bijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, de hoorzitting bijgewoond, een beroepschrift ingediend en is naar de zitting op de rechtbank gekomen. Het gaat om vier handelingen met een waarde van € 525 per handeling. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 2.010.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 20 mei 2020;
  • herroept het besluit van 29 mei 2019;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • bepaalt dat Normec het griffierecht van € 354 dat eiseres heeft betaald moet vergoeden;
  • veroordeelt Normec tot betaling van € 2.010 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, voorzitter, mr. D.J. Post en mr. S.E.M. Lichtenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H.M. Steigenga-Gerritsen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.De afwijkingen zijn vermeld in de door partijen aangehouden volgorde.
2.Dit volgt uit artikel 4.54d van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
3.Dit volgt uit artikel 4.27 van de Arbeidsomstandighedenregeling. Het Certificatieschema is vastgesteld door de Stichting Ascert op 15 november 2018 en door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gepubliceerd in de Staatscourant van 6 december 2018 (Strct. 2019, 68771).
4.Dit volgt uit artikel 20 van de Arbeidsomstandighedenwet in samenhang met artikel 4.28 van de Arbeidsomstandighedenregeling.
5.Dit volgt uit artikel 1.5g, derde lid, aanhef en onder c, van het Arbeidsomstandighedenbesluit.
6.Dit volgt uit artikel 79 van het Certificatieschema.
7.Dit volgt uit artikel 70 van het Certificatieschema.
8.Dit volgt uit artikel 70, derde lid, onder b, van het Certificatieschema.
9.Dit volgt uit artikel 73, eerste lid, van het Certificatieschema. De rechtbank leest daarbij in deze bepaling de term ‘’deze bijlage’’ als het Certificatieschema.
10.Uitspraken van 16 september 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:2947, en 2 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4192.
13.Dit vloeit voort uit artikel 257ba (eerste lid) van het Wetboek van Strafvordering, artikel 4.1 (aanhef en onder a) van het Besluit OM-afdoening en bijlage II van dit besluit, dat onder meer verwijst naar (de artikelen 3, 5, 6 en 7 van) het Asbestverwijderingsbesluit 2005 en (de artikelen 1.26 en 1.33 van) het Bouwbesluit 2012.
14.De rechtbank bepaalt dit met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb.
15.De berekening is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.