ECLI:NL:RBGEL:2020:6437

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
C/05/371830 / HZ ZA 20-259
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van provisie door assurantietussenpersoon na intermediairwisseling

In deze zaak vordert de eiseres, een assurantietussenpersoon, dat de rechtbank voor recht verklaart dat Achmea, een schadeverzekeraar, ten onrechte is overgegaan tot het terugvorderen van provisie. De eiseres heeft bemiddeld bij de totstandkoming van een WIA-verzekering voor de zorginstelling GKD, waarbij zij recht had op doorlopende provisie. Na een fusie van GKD met een andere instelling, werd de verzekering overgeboekt naar een nieuwe intermediair, Robidus. Achmea heeft vervolgens een bedrag van € 51.039,79 aan provisie teruggevorderd, wat de eiseres betwist. De rechtbank oordeelt dat het terugboekrisico, dat voortvloeit uit de intermediairwisseling, op de eiseres blijft rusten. De rechtbank stelt vast dat de eiseres niet heeft aangetoond dat het terugboekrisico is overgegaan op Robidus. De vorderingen van de eiseres worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan op 9 december 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/371830 / HZ ZA 20-259
Vonnis van 9 december 2020
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[eiseres],
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. J.O.I. Leliveld te [woonplaats],
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde,
advocaat mr. I.C. Boot te Utrecht.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Achmea worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 16 september 2020
  • het B8-formulier van [eiseres] van 13 oktober 2020 met daarbij productie 17
  • het B8-formulier van Achmea van 14 oktober 2020 met daarbij productie 10
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 29 oktober 2020.
1.2.
Ten slotte is opnieuw vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is een (register)assurantieadviseur en makelaar in assurantiën. Zij houdt zich hoofdzakelijk bezig met bemiddeling bij assurantiën, maar ook financieringen, hypotheken, pensioenen en – in mindere mate – bemiddeling bij verkoop van onroerend goed.
2.2.
Achmea is een schadeverzekeraar.
2.3.
In 2010 heeft [eiseres] bemiddeld bij de totstandkoming van een verzekeringsovereenkomst tussen Achmea en de zorginstelling Stichting GroenekruisDomicura (hierna: GDK). Het betrof een WIA-verzekering, meer in het bijzonder een WGA Uitstapverzekering. Het inlooprisico was in het kader van de verzekering tegen koopsom meeverzekerd. De verzekering – vervat in een maatwerkcontract – is ingegaan per 1 januari 2011 en had een looptijd van vijf jaren.
2.4.
In de toepasselijke WIA Verzekeringen Algemene Voorwaarden (nummer 210.101; productie 1 bij antwoord) is in artikel 3.5.10 bepaald dat zowel de verzekeraar als de verzekeringnemer het recht heeft de verzekering tussentijds te beëindigen als de verzekerde organisatie fuseert of wordt gesplitst.
2.5.
In verband met bovengenoemde WIA-verzekering had [eiseres] recht op een door Achmea aan haar te betalen doorlopende provisie van 10,0% over de jaarlijkse premie ter zake de verzekerde loonsom die GKD was verschuldigd, alsook op een doorlopende provisie van 10,0% over het vaste jaarbedrag van de koopsom.
2.6.
Op 4 respectievelijk 13 januari 2011 hebben [eiseres] en Achmea de tussen hen gesloten samenwerkingsovereenkomst ondertekend (productie 2 bij antwoord), die onder meer luidt als volgt:
“(…)
Artikel 18 – Retourprovisie
18.1
De tussenpersoon die aan de verzekeringnemer zogenaamde retourprovisie verstrekt, doet dit geheel en al voor eigen rekening en risico en verbindt daarmee Avéro Achmea/Woonfonds Hypotheken tegenover verzekeringnemer of tegenover de tussenpersoon op geen enkele wijze.
18.2
Avéro Achmea/Woonfonds Hypotheken is daarom niet gehouden om bij intermediairwijziging, portefeuilleoverdracht, terugboeking van provisie, overname van het premie-incasso, en dergelijke, met de retourprovisie rekening te houden. Avéro Achmea/Woonfonds Hypotheken is gerechtigd om iedere schade die zij voortvloeiend uit de verstrekking van retourprovisie lijdt, op de tussenpersoon te verhalen. De tussenpersoon is zich bewust van de fiscale gevolgen van retourprovisie, onder meer voor wat betreft de fiscale behandeling van levensverzekeringen en is verplicht de verzekerde hieromtrent schriftelijk te informeren.
(…)
Artikel 20 – Beloning
(…)
20.2.3
Indien de verzekering waarvoor intermediairwijziging wordt verzocht eenschadeverzekeringbetreft blijft de provisieaanspraak van de (oude) tussenpersoon bestaan tot de eerstvolgende contractsvervaldatum, tenzij de geldende provisieregeling anders bepaalt.(…)”.
2.7.
Op de afspraken tussen [eiseres] en Achmea over de provisierechten is verder van toepassing het Provisiereglement Schade, Zorg en Inkomen van 1 januari 2012 (onderdeel van productie 13 bij dagvaarding). Dit Provisiereglement bevat onder meer de volgende bepalingen:
“(…)
3 Algemene bepalingen schadeverzekeringen
3.1
Terugbetaling provisie
Bij geheel of gedeeltelijk royement dan wel wijziging van een verzekering waarvoor provisie is toegekend, wordt deze provisie – berekend over de te restitueren premie – teruggeboekt.
(…)

4.Provisierechten Schade/Zorg/Inkomen bij overvoer naar een ander intermediair

4.1
Als een verzekering op verzoek van de verzekeringnemer wordt overgevoerd naar de portefeuille van een ander intermediair behoudt het oude intermediair aanspraak op provisie tot de eerstkomende contractsvervaldatum. Als de verzekering op de datum van overboeking volgens de polisvoorwaarden niet meer kan worden opgezegd per eerstkomende contractsvervaldatum loopt het provisierecht van het oude intermediair door tot de daaropvolgende contractsvervaldatum of tot een eerdere beëindiging door opzegging.
4.2
Deze regeling wordt als volgt uitgevoerd. Omdat de verzekering zich na de overvoerdatum in de portefeuille van het nieuwe intermediair bevindt wordt de provisie iedere betaaltermijn/per hoofdpremievervaldatum in die portefeuille opgevoerd. Zolang het oude intermediair nog provisierechten heeft wordt de opgevoerde provisie bij het nieuwe intermediair gedebiteerd en bij het oude intermediair gecrediteerd. Het oude intermediair ontvangt de provisie zoals deze op het moment van het verzoek om intermediairwijziging was, uitgezonderd bij royement en bij overgang van de verzekeringnemer naar een collectieve zorgverzekering. In geval van royement vervalt de provisie voor het oude intermediair. Bij overgang van de verzekeringnemer naar een collectieve zorgverzekering wordt de provisie voor het oude intermediair berekend over de nieuwe collectieve premie. De provisie over verhogingen en bijsluitingen op bestaande objecten wordt toegekend aan het nieuwe intermediair. Het oude intermediair kan dus nimmer meer provisie ontvangen dan op het moment van overboeking van de verzekering.(…)”
2.8.
Eind juni 2013 heeft GKD aan [eiseres] laten weten dat zij, omdat zij ging fuseren met de Stichting Vivre (hierna: Vivre), per 1 juli 2013 zou overstappen naar een andere intermediair, namelijk Robidus Risk Consulting B.V. (hierna: Robidus). Die overstap is met ingang van 1 juli 2013 gerealiseerd. Vanaf die datum is Robidus het nieuwe intermediair voor de verzekering en is de verzekering overgeboekt naar haar portefeuille.
2.9.
Bij brieven van 17 juli 2013 (productie 4 bij dagvaarding en antwoord) heeft Achmea de inwilliging van het verzoek van GKD aan haar, om de verzekering over te sluiten naar een andere intermediair, bevestigd aan [eiseres], GKD en Robidus.
2.10.
Bij de voornoemde brief van Achmea aan [eiseres] was een provisieoverzicht gevoegd (productie 5 bij dagvaarding), waarin werd bevestigd dat [eiseres] na de intermediairwisseling gedurende de resterende looptijd van het contract nog recht had op de provisie zoals deze op het moment van het verzoek om intermediairwijziging was. [eiseres] zou zodoende nog een bedrag van in totaal € 70.156,22 aan provisie ontvangen, verspreid over de jaren 2014 en 2015.
2.11.
Bij e-mail van 25 juli 2013 (productie 6 bij dagvaarding) heeft [eiseres] aan Achmea de ontvangst van het provisieoverzicht bevestigd. Daarbij heeft [eiseres] verzocht om in het overzicht ook de provisierechten met betrekking tot de koopsomfinanciering te verwerken.
2.12.
Bij e-mail van 2 augustus 2013 (productie 7 bij dagvaarding) heeft Achmea aan [eiseres] bevestigd dat ook met betrekking tot de koopsomfinanciering provisie zal worden gecrediteerd. Alle provisiebedragen zouden in januari/februari 2014 en 2015 worden gecrediteerd op de rekening-courant.
2.13.
Naar aanleiding van de intermediairwisseling heeft [eiseres] afspraken gemaakt met GKD over de restitutie van aan GKD betaalde retourprovisie. Op basis hiervan heeft GKD aan [eiseres] 50% van de retourprovisie terugbetaald, oftewel een bedrag van € 8.500,00.
2.14.
Zowel GKD als (oud-)medewerkers van GKD hebben [eiseres] na de intermediairwisseling en gedurende de looptijd van de verzekering nog tot in 2015 benaderd met vragen inzake lopende dossiers. [eiseres] heeft in zoverre haar dienstverlening aan GKD tot dan toe voortgezet.
2.15.
Bij e-mail van 29 augustus 2013 (onderdeel van productie 11 bij dagvaarding) heeft een Senior Consultant van Robidus aan Achmea onder meer geschreven:
“(…)
Sinds 1 juli 2013 zijn wij intermediair op polis WGA Uitstap(…)
van Groenkruis Domicura te [woonplaats]. Per 1 januari 2014 zullen een aantal entiteiten die op de polis staan komen te verdwijnen in verband met een fusie met Stichting Vivre. Het personeel van deze entiteiten zal instromen in Vivre. De volgende entiteiten zullen ophouden te bestaan en van de polis afgaan:
St. Groenkruis Domicura
St. Groenekruis Domicura Oproepkrachten
Gr. Kruis Dom. Kraamzorg BV
De overige 2 entiteiten(…)
blijven bestaan en staan los van de fusie.
Dit betekent m.i. dat de polis wel dient te blijven bestaan, en dat ook de regeling voor de betaling van het vaste jaarbedrag van 340K blijft bestaan t/m 2015. De loonsom zal echter wel gaan dalen per 2014.
Heeft dit gevolgen voor het percentage van de basispremie? Zo ja, welke?
Ik ga er van uit dat jullie in de systemen kunnen zien om welke loonsommen het gaat per entiteit en wat er dus verdwijnt en wat er blijft. Zo niet, er gaan ongeveer 841 mensen uit met een relevante loonsom van ongeveer 19,9 miljoen euro.(…)”
2.16.
Per 1 januari 2014 zijn GKD en Vivre opgeheven en opgegaan in de Stichting Envida. Na deze fusie is een groot aantal van de werknemers van Stichting Envida verzekerd bij Allianz. Zij vielen dus niet langer onder de verzekering bij Achmea. De bij Achmea verzekerde loonsom is als gevolg daarvan gedaald van € 25.163.635,00 naar € 5.531.376,00.
2.17.
In februari/maart 2014 en 2015 heeft [eiseres] de onder 2.12 bedoelde provisie van Achmea ontvangen.
2.18.
Bij brief van 18 november 2015 (productie 9 bij dagvaarding) heeft Achmea [eiseres] meegedeeld dat een bedrag van € 51.039,79 te veel provisie op de risicopremie zou zijn betaald in 2014 en 2015.
2.19.
Bij brief van 24 december 2015 (productie 10 bij dagvaarding) heeft Achmea aan [eiseres] toegelicht dat per 1 januari 2014 de loonsom voor GKD door een fusie – gedoeld wordt op de fusie van GKD met Vivre – is verlaagd en dat dit bij de berekening van de provisie abusievelijk niet is opgemerkt. Achmea heeft een betalingsregeling aan [eiseres] aangeboden.
2.20.
Achmea heeft het onder 2.18 genoemde bedrag op de rekening-courant gedebiteerd. [eiseres] heeft daartegen geprotesteerd en bezwaar gemaakt tegen het door Achmea ingenomen standpunt, alsook Achmea aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stelt te hebben geleden als gevolg van de gang van zaken.
2.21.
Partijen hebben vervolgens uitvoerig met elkaar gecorrespondeerd over deze kwestie (productie 11 bij dagvaarding). Zij hebben geprobeerd een minnelijke regeling te treffen. Dit heeft erin geresulteerd dat Achmea het bedrag van € 51.039,79 in 2016 in twaalf termijnen op de rekening-courant heeft gedebiteerd en dat zij heeft voorgesteld een bedrag van € 1.500,00 aan [eiseres] te betalen ter compensatie. Achmea heeft laatstgenoemd bedrag gecrediteerd op de rekening-courant, hoewel [eiseres] had aangegeven dat bedrag veel te laag te vinden.
2.22.
Bij brief van 12 februari 2020 (productie 12 bij dagvaarding) heeft de advocaat van [eiseres] Achmea gesommeerd om het bedrag van € 51.039,79 aan provisie terug te betalen en haar subsidiair aansprakelijk gesteld voor alle schadelijke gevolgen van haar handelwijze in het kader van overvoer van de door tussenkomst van [eiseres] gesloten verzekering van GKD naar de opvolgend intermediair.
2.23.
In reactie hierop heeft Achmea bij brief van 12 maart 2020 (productie 13 bij dagvaarding) gewezen op het Provisiereglement (zie hierboven 2.7). Daaruit vloeit volgens Achmea voort dat de provisie uiteindelijk lager kan worden, omdat een verzekering geheel of gedeeltelijk tussentijds wordt geroyeerd. Volgens Achmea is dat in deze zaak ook gebeurd en behoort dit “terugboekrisico” tot het ondernemersrisico van [eiseres].
2.24.
Bij brief van 23 maart 2020 (productie 14 bij dagvaarding) heeft [eiseres] het standpunt van Achmea weersproken en Achmea voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld om de – volgens [eiseres] – ten onrechte van haar teruggevorderde provisie binnen zeven dagen aan haar terug te betalen. Achmea heeft hierop niet meer gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I.
primair:voor recht verklaart dat Achmea op grond van de (contractuele) relatie tussen partijen ten onrechte is overgegaan tot het terugvorderen dan wel op de rekening-courant verrekenen van (primair: de gehele; subsidiair: een deel van) de provisie;
subsidiair:voor recht verklaart dat Achmea haar recht om provisie van [eiseres] terug te vorderen heeft verwerkt dan wel dat recht buiten toepassing moet blijven, zodat zij op die basis evengoed ten onrechte is overgegaan tot het terugvorderen dan wel op de rekening-courant verrekenen van (primair: de gehele; subsidiair: een deel van) de provisie;
meer subsidiair:voor recht verklaart dat Achmea aansprakelijk is voor alle schade die [eiseres] lijdt als gevolg van de laattijdige terugvordering dan wel verrekening van de provisie;
II.
primair:Achmea veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] terug te betalen het bedrag van € 49.539,79, althans subsidiair een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag aan provisie, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke data waarop de deelbedragen in 2016 op de rekening-courant zijn gedebiteerd, subsidiair vanaf 26 februari 2020, meer subsidiair de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
subsidiair:Achmea veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting ten titel van schadevergoeding aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 21.000,00, althans subsidiair een door de rechtbank in goede justitie te bepalen schadevergoeding, althans meer subsidiair een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2018, subsidiair 26 februari 2020, meest subsidiair vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
III. Achmea veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen de buitengerechtelijke kosten van primair € 2.500,00, subsidiair € 1.270,00, althans (meer subsidiair) een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening;
IV. Achmea veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover indien Achmea niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis daaraan zal hebben voldaan;
V. Achmea veroordeelt in de nakosten.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag, kort gezegd, dat de afspraken die zij met Achmea heeft gemaakt over de provisie bindend zijn en dat Achmea dus ten onrechte is overgegaan tot terugvordering. Subsidiair geldt volgens [eiseres] dat Achmea bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat de gedane provisie-uitkeringen conform de provisie-overeenkomst en de samenwerkingsovereenkomst waren gedaan en Achmea haar (pretense) aanspraak op terugvordering van provisie niet meer geldend zou maken. Onder meer daarom is volgens [eiseres] sprake van rechtsverwerking. Daarnaast stelt [eiseres] zich op het standpunt dat het door Achmea gestelde recht om provisie terug te vorderen buiten toepassing moet blijven omdat het wel toepassen daarvan op grond van artikel 6:248 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een resultaat zou opleveren dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Voor het geval de provisie terecht door Achmea mocht blijken te zijn teruggevorderd, houdt [eiseres] Achmea aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van het feit dat de provisie pas zo laat is teruggevorderd dan wel verrekend.
3.3.
Achmea voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres], met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
3.4.
De rechtbank zal hierna nader ingaan op de stellingen van partijen, voor zover voor de beoordeling van belang.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of het op [eiseres] rustende terugboekrisico door de intermediairwijziging al dan niet op Robidus is overgegaan. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Zij overweegt daartoe het volgende.
4.2.
[eiseres] is als assurantietussenpersoon betrokken geweest bij het afsluiten van de WIA-verzekering van GKD bij Achmea. In het kader hiervan heeft [eiseres] van Achmea een overeengekomen provisie ontvangen. Op zichzelf is niet in geschil dat [eiseres] op grond van het toepasselijke Provisiereglement het bijbehorende terugboekrisico liep. Dat is het risico dat bij beëindiging van de verzekeringsovereenkomst binnen de overeengekomen looptijd de “niet-verdiende” provisie zou moeten worden terugbetaald. De tussenpersoon moet dan het betreffende deel van de provisie die hij al heeft ontvangen aan de verzekeraar terugbetalen. In dit geval is het terugboekrisico geregeld in artikel 3.1 van het Provisiereglement (zie 2.7). Volgens die bepaling wordt de provisie, berekend over de te restitueren premie, teruggeboekt bij geheel of gedeeltelijk royement of wijziging van een verzekering waarvoor provisie is toegekend.
4.3.
Deze regeling brengt mee dat op [eiseres] een voorwaardelijke verbintenis tot terugbetaling van de aan haar uitbetaalde provisie rustte. De verschuldigdheid daarvan hing af van de vraag of de door haar bemiddeling tot stand gekomen WIA-verzekering voor het einde van de looptijd – al dan niet gedeeltelijk – zou worden geroyeerd of gewijzigd. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van een voorwaardelijke schuld. De vraag is of die voorwaardelijke schuld op het opvolgende intermediair, Robidus, is overgegaan.
4.4.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat dit het geval is en dat Achmea daarom ten onrechte het bedrag van € 51.039,79 aan provisie van haar heeft teruggevorderd. Volgens [eiseres] is het altijd zo geweest dat bij een intermediairwijziging het terugboekrisico overgaat naar het nieuwe intermediair en is dat hier dus ook het geval. [eiseres] verwijst in dit kader naar de samenwerkingsovereenkomst en artikel 4.2 van het Provisiereglement (zie 2.7). Ter zitting heeft [eiseres] zich ook nog beroepen op de passage in de brief van 13 maart 2020 van de advocaat van Achmea: “
Dit terugboekrisico gaat ook mee over tijdens een intermediairwijziging. Het voortijdig opzeggen of wijzigen van verzekeringen vormt een ondernemersrisico voor intermediairs en verzekeraars”.
Achmea betwist dat de passage gelezen moet worden zoals [eiseres] dat doet, mede in de context van de brief is dat niet zo bedoeld. Voorts stelt Achmea zich – eveneens onder verwijzing naar genoemde bepaling in het Provisiereglement – op het standpunt dat het terugboekrisico voor provisierechten van het oude intermediair ook na overboeking van een verzekering naar een nieuwe intermediair blijft rusten op het oude intermediair. Achmea meent dan ook dat zij het genoemde bedrag aan provisie onverschuldigd aan [eiseres] heeft betaald en dit daarom mocht terugvorderen en terugboeken in rekening-courant. Overeenkomstig de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering rust de bewijslast op [eiseres], nu zij zich beroept op de rechtsgevolgen van haar stelling dat het terugboekrisico is overgegaan op Robidus.
4.5.
Partijen verschillen van mening over de betekenis van artikel 4.2 van het Provisiereglement. Daarmee is een kwestie van uitleg aan de orde. Die uitleg kan niet alleen worden gegeven op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bepaling, maar daarbij komt het ook aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen en aan de bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij ten aanzien daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158, Haviltex). Dit laatste blijft beslissend, ook als bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de gekozen bewoordingen (HR 5 april 2013, ECLI:NL:HR:BY8101).
4.6.
Met toepassing van deze maatstaf is de rechtbank van oordeel dat de door [eiseres] voorgestane uitleg van artikel 4.2 van het Provisiereglement – welke uitleg erop neerkomt dat de door haar te ontvangen provisie tot 1 januari 2016 (de eerstvolgende contractsvervaldatum) onafhankelijk was van eventueel na de intermediairwijziging doorgevoerde wijzigingen in de verzekering – niet kan worden gevolgd. Artikel 4.2 bepaalt dat het oude intermediair de provisie ontvangt zoals deze op het moment van het verzoek om intermediairwijziging was, uitgezonderd bij royement. In geval van royement vervalt de provisie voor het oude intermediair, aldus artikel 4.2. Royement betekent beëindiging van een verzekering. Deze tekst kan redelijkerwijs niet anders worden begrepen dan dat in geval van royement/beëindiging de aanspraak op provisie voor het oude intermediair komt te vervallen. [eiseres] voert weliswaar aan dat geen sprake is van royement, maar hij licht niet toe wat royement dan inhoudt. Ten aanzien van de werknemers van Stichting Envida ten gunste van wie de verzekering na de intermediairwijziging is ondergebracht bij Allianz is de verzekering bij Achmea wel degelijk geroyeerd.
4.7.
Artikel 3.1 van het Provisiereglement bepaalt dat de provisie, berekend over de te restitueren premie, in geval van een geheel of gedeeltelijk royement wordt teruggeboekt.
De rechtbank herhaalt dat dit terugboekrisico kwalificeert als een voorwaardelijke schuld. Daarop zijn de wettelijke vereisten voor schuldoverneming van toepassing. Op grond van artikel 6:155 BW gaat een schuld van de schuldenaar over op een derde, indien deze derde – in dit geval het nieuwe intermediair Robidus – die schuld van de schuldenaar – in dit geval het oude intermediair [eiseres] – overneemt. Wil sprake kunnen zijn van overname van het terugboekrisico, dan is dus noodzakelijk dat daarover met het nieuwe intermediair wilsovereenstemming is bereikt. Nu [eiseres] zich op het standpunt stelt dat het terugboekrisico is overgegaan op Robidus als opvolgend intermediair, had het op haar weg gelegen om hierover stellingen in te nemen. Met name had zij moeten stellen en onderbouwen welke afspraken zij met Robidus heeft gemaakt over de overname van de klant en de voorwaarden waaronder die overname zou plaatsvinden. Daartoe behoren ook afspraken over het al dan niet door Robidus overnemen van het terugboekrisico. [eiseres] heeft hierover echter helemaal niets gesteld, laat staan onderbouwd. Daarmee heeft zij niet voldaan aan haar stelplicht op dit punt. Aan bewijslevering komt de rechtbank dan niet toe.
4.8.
Gezien het voorgaande komt niet vast te staan dat het terugboekrisico is overgegaan van [eiseres] op Robidus. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat het terugboekrisico is blijven rusten op [eiseres]. Hieruit volgt dat Achmea op goede gronden het bedrag van € 51.039,79 aan teveel uitgekeerde provisie van [eiseres] heeft teruggevorderd.
4.9.
Hetgeen [eiseres] meer of anders heeft aangevoerd, maakt het voorgaande niet anders. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, is niet komen vast te staan dat tussen [eiseres] en Achmea bindende afspraken zijn gemaakt over het recht op de overeengekomen provisie, anders dan de afspraken in het Provisiereglement waarover de rechtbank in het voorgaande heeft geoordeeld dat zij geen steun bieden aan het standpunt van [eiseres]. Het door Achmea aan [eiseres] verstrekte provisieoverzicht van 17 juli 2013 (zie 2.10) en het feit dat Achmea de provisie aanvankelijk wel aan [eiseres] heeft uitgekeerd zijn, in het licht van de gemotiveerde betwisting door Achmea, op zichzelf niet als dergelijke bindende afspraken aan te merken.
4.10.
Van rechtsverwerking is, anders dan [eiseres] meent, evenmin sprake. De rechtbank stelt daartoe voorop dat in het algemeen van rechtsverwerking slechts sprake kan zijn indien de gerechtigde zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van het betreffende recht. Voor het aannemen van rechtsverwerking is enkel tijdsverloop of enkel stilzitten onvoldoende. Vereist is de aanwezigheid van bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet meer geldend zal maken, hetzij de wederpartij in zijn positie onredelijk zou worden benadeeld in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken (Hoge Raad 29 september 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1827). Van dergelijke bijzondere omstandigheden is geen sprake. Aan [eiseres] kan worden toegegeven dat geruime tijd is verstreken tussen de daling van de loonsom en het terugboeken van de provisie door Achmea. Achmea heeft echter ter zitting nader toegelicht dat sprake was van een grote fusie, zodat het veel tijd heeft gekost voordat zij kon vaststellen wat de resterende loonsom – en dus de resterende premie en de daarover verschuldigde provisie – bedroeg. Bovendien heeft Achmea op zichzelf onweersproken aangevoerd dat er in het algemeen alleen een informatiestroom bestaat van de klant naar de verzekeraar via het intermediair, en niet van de klant via de verzekeraar naar het intermediair. Het lag daarom niet voor de hand dat Achmea [eiseres] rechtstreeks tussentijds zou informeren over de stand van zaken rond de fusie van [eiseres]’ voormalige klant GKD. Gelet hierop is geen sprake van door Achmea bij [eiseres] gewekt gerechtvaardigd vertrouwen dat zij haar aanspraak op de provisie niet meer geldend zou maken. Daarbij komt dat in het verleden ook sprake is geweest van terugboeken van eerder uitgekeerde provisie, zodat [eiseres] op de hoogte was van het terugboekrisico. Ook is geen sprake van een onredelijke benadeling van de positie van [eiseres]. [eiseres] voert in dit verband aan dat zij slechts 50% van de retourprovisie van GKD heeft teruggevraagd, niet met GKD heeft kunnen onderhandelen over verdere compensatie van het provisieverlies en vele uren heeft besteed aan dienstverlening aan GKD en haar (oud-)werknemers. [eiseres] stelt dat zij dit anders zou hebben aangepakt als zij zou hebben geweten dat de loonsom zou worden verlaagd. Zoals Achmea hiertegen echter terecht aanvoert, zijn dit eigen afwegingen en beslissingen van [eiseres] geweest, waar Achmea buiten staat. Als deze beslissingen achteraf bezien verkeerd blijken uit te pakken, kan dat niet aan Achmea worden tegengeworpen, maar ligt dat in de risicosfeer van [eiseres]. Ten aanzien van de retourprovisie komt daar nog bij dat Achmea op grond van artikel 18 van de samenwerkingsovereenkomst (zie 2.6) niet wordt verbonden door de verstrekking van retourprovisie door de tussenpersoon aan de verzekeringnemer, en dat Achmea bij intermediairwijziging en terugboeking van provisie geen rekening hoeft te houden met de retourprovisie.
4.11.
Gezien het voorgaande levert toepassing van het recht van Achmea om het teveel aan uitgekeerde provisie terug te vorderen ook geen resultaat op dat in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW). Evenmin is de handelwijze van Achmea onrechtmatig jegens [eiseres] (artikel 6:162 BW). Hierbij speelt een rol dat het verwijt van [eiseres] aan Achmea dat zij niet akkoord had moeten gaan met de overstap van de Stichting Envida naar Allianz binnen de duur van het contract onvoldoende nader is toegelicht om als onrechtmatig jegens [eiseres] te gelden.
4.12.
Gezien het voorgaande bestaat geen grond voor aansprakelijkheid van Achmea voor de schade die [eiseres] stelt te hebben geleden als gevolg van het feit dat de provisie pas zo laat is teruggevorderd dan wel verrekend.
4.13.
Al het voorgaande leidt tot de integrale afwijzing van de vorderingen van [eiseres]. De aangevoerde gronden kunnen die vorderingen niet dragen.
4.14.
[eiseres] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. De rechtbank begroot de kosten aan de kant van Achmea op:
- griffierecht € 2.042,00
- salaris advocaat
2.148,00(2,0 punten × tarief € 1.074)
Totaal € 4.190,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Achmea tot op heden begroot op € 4.190,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2020.
JE/St