ECLI:NL:RBGEL:2020:6244

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
05/860545-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kasopstelling witwassen en verboden wapenbezit

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van gewoontewitwassen en verboden wapenbezit. De verdachte, geboren in 1954, werd ervan beschuldigd gedurende een periode van meer dan zes jaar contante stortingen te hebben gedaan op bankrekeningen en contante betalingen te hebben verricht voor de aankoop van voertuigen en boten, waarvan de herkomst vermoedelijk uit misdrijven afkomstig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een negatieve kasopstelling was, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte verboden wapens en munitie voorhanden had. De verdediging voerde aan dat de verdachte geen betrokkenheid had bij criminele activiteiten en dat de inkomsten uit legale bronnen kwamen, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte niet voldoende concreet en verifieerbaar waren. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 6.000,- en werd beslag gelegd op de in beslag genomen goederen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/860545-13
Datum uitspraak : 12 november 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1954 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. H.O. den Otter, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 juni 2016, 15 december 2016, 15 oktober 2020, 16 oktober 2020 en 12 november 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging, kort gezegd, het volgende ten laste gelegd:
- feit 1: het een gewoonte maken van witwassen door het doen van een aantal contante stortingen in Nederland en het contant betalen van dertien auto’s;
- feit 2: het voorhanden hebben van verboden wapens;
- feit 3: de diefstal
subsidiairde opzetheling
meer subsidiairde schuldheling en
nog meer subsidiairhet witwassen van een boot van het merk [merk 2] ;
- feit 4: de diefstal
subsidiairde opzetheling
meer subsidiairde schuldheling en
nog meer subsidiairhet witwassen van een boot van het merk [merk 1] .
Ten aanzien van alle feiten is het verwijt dat verdachte dit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gedaan.
De volledige tenlastelegging wordt als bijlage bij dit vonnis opgenomen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Bij de politie zijn meldingen ontvangen over vermeende softdrugshandel door verdachte en zijn zoon [medeverdachte] , medeverdachte. Van de opbrengst zouden auto’s en boten zijn gekocht. Mede naar aanleiding van deze meldingen zijn onder andere financiële gegevens opgevraagd en op 21 mei 2013 heeft een aantal zoekingen plaatsgevonden.
De rechtbank zal hieronder de ten laste gelegde feiten bespreken.
Feit 1 (witwassen)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen door de vindplaats van een bedrag van
€ 2.400,- te verhullen door dit bedrag op een Duitse bankrekening te storten en een bedrag van ongeveer € 60.575,- voorhanden te hebben gehad en daarvan gebruik te hebben gemaakt door onder meer contante stortingen te doen op bankrekeningen en het aan te wenden voor de contante betaling van voertuigen, terwijl hij wist dat deze bedragen en deze goederen grotendeels -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf. Verdachte heeft zich gedurende een zeer lange tijd schuldig gemaakt aan witwassen en daarvan een gewoonte gemaakt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat geen sprake is geweest van witwassen. Verdachte is niet betrokken geweest bij hennepkwekerijen of illegale botenhandel. Er zijn inkomsten gegenereerd door het opknappen en verkopen van auto’s en boten. Op de begindatum van 1 januari 2007 was er wel degelijk legaal en legitiem (contant) geld beschikbaar. In de jaren daaraan voorafgaand is een patroon te zien van contante stortingen en opnames. De verdediging heeft bankafschriften overgelegd om dit te onderbouwen.
Beoordeling door de rechtbank
Toetsingskader
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier niet dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een specifiek strafbaar feit dat heeft geleid tot het ten laste gelegde gewoontewitwassen. Er heeft weliswaar een politieonderzoek plaatsgevonden naar de mogelijke betrokkenheid van verdachte bij hennepteelt, maar die zaak is in 2010 geseponeerd wegens onvoldoende bewijs.
De Hoge Raad hanteert in dergelijke gevallen (onder meer in het arrest van 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352) het volgende toetsingskader.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
Inleidende overwegingen
De rechtbank overweegt dat tijdens de zoeking in de loods aan de [adres 2] , die bij verdachte en zijn zoon in gebruik was [2] , een groot aantal boten en bijbehorende zaken zoals trailers en buitenboordmotoren is aangetroffen waarvan de totale waarde is getaxeerd op
€ 166.600,-. [3]
Verdachte heeft verklaard dat zowel hij als zijn echtgenote een WAO-uitkering ontvangt en dat zij gezamenlijk een netto inkomen hebben van ongeveer € 2.100,- per maand en dat er verder geen inkomsten zijn. [4] Hij spaart gemiddeld € 2.000,- per jaar. Dat geld legt hij in de kast en van dat geld koopt hij bijvoorbeeld een boot. [5]
Naar het oordeel van de rechtbank roept de waarde van de aangetroffen goederen, gelet op het inkomen van verdachte en zijn verklaring over zijn te sparen bedrag, vragen op over de herkomst van het geld waarmee die goederen zijn betaald.
Kasopstelling
Het vermoeden dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen en de auto’s die in de tenlastelegging zijn vermeld, uit enig misdrijf afkomstig zijn, is door de officier van justitie (in belangrijke mate) gebaseerd op een kasopstelling, betrekking hebbende op de periode 1 januari 2007 tot en met 21 mei 2013.
Er is een eenvoudige kasopstelling gemaakt, waarbij is gekeken naar het verschil tussen de legale contante inkomsten en de contante uitgaven. Als het verschil negatief is, is sprake van contante ontvangsten van onbekende herkomst. Een negatieve kas is immers niet mogelijk: men kan niet meer contant uitgeven dan men aan contant geld beschikbaar heeft.
De kasopstelling die als uitgangspunt op pagina 8 van het requisitoir is opgenomen ziet er als volgt uit:
Beginsaldo 1 januari 2007 € 0,-
Contante ontvangsten € 37.027,-
Eindsaldo 21 mei 2013 € 4.800,-
Beschikbaar voor contante uitgaven € 32.227,-
Werkelijke contante uitgaven € 48.947,-
Contante uitgaven botenhandel € 54.030,-
Contante uitgave [merk 2] boot € 14.750,-
Contante uitgave [merk 3] boot € 5.000,-
De negatieve kas, het verschil tussen de contante uitgaven (€ 122.727,-) en de contante inkomsten (€ 32.227,-), bedraagt volgens deze berekening € 90.500,-.
De rechtbank zal allereerst bespreken of het uit de kasopstelling voortvloeiende verschil tussen de contante ontvangsten en de contante uitgaven van verdachte juist is.
Contante ontvangsten
De verdediging heeft niet betwist dat in totaal een bedrag van € 23.050,- aan contant geld is opgenomen en een bedrag in contanten van in totaal € 13.977,- is ontvangen in verband met de verkoop van auto’s. [6] Ook de rechtbank gaat daarom uit van de juistheid van die gegevens. De totale contante ontvangsten bedragen € 37.027,-.
Op 21 mei 2013 is in de woning van verdachte een contant geldbedrag van € 4.800,- aangetroffen. [7]
Dit betekent dat een contant bedrag van € 32.227,- beschikbaar was voor het doen van uitgaven.
Contante uitgaven
De rechtbank stelt vervolgens vast dat er stortingen hebben plaatsgevonden en dat er auto’s, boten en facturen contant zijn betaald. Op die posten zal de rechtbank hieronder ingaan. Daarbij overweegt zij dat de stortingen en de aankoop van enkele auto’s specifiek in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Stortingen
Op 13 augustus 2007 is een bedrag van € 2.400,- gestort op een Duitse spaarrekening die op naam staat van de echtgenote van verdachte. [8] Een bedrag van € 860,- is op 15 augustus 2007 gestort op een rekening van verdachte [rekeningnummer 1] ). [9] Op 15 januari 2008 is een bedrag van € 4.000,- gestort op een rekening van verdachte ( [rekeningnummer 2] ). [10] Ten slotte is in 2012 nog een storting van € 7.000,- gedaan. [11] In totaal is dit een bedrag van € 14.260,-.
Auto’s
- [merk auto 6] , kenteken [kenteken 1]
Deze auto, een kampeerwagen, is op 9 mei 2007 op naam van de echtgenote van verdachte gezet. [12] Verdachte heeft verklaard dat hij deze camper voor € 2.000,- contant heeft gekocht. [13]
- [merk auto 7] , kenteken [kenteken 2]
Op 26 september 2007 is deze auto op naam van verdachte gezet. [14] Hij heeft € 7.000,- contant betaald voor deze auto. [15]
- [merk auto 1] , kenteken [kenteken 3]
Van 15 november 2007 tot 21 april 2008 heeft deze auto op naam van de echtgenote van verdachte gestaan. [16] Verdachte heeft verklaard dat hij niet veel voor deze auto heeft betaald en er ook waarschijnlijk ongeveer evenveel voor terugkreeg. [17] De vermoedelijke aankoopwaarde is € 3.500,-. [18] Bij gebreke van concrete aanwijzingen dat dit anders is, en nu de verdediging het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de uitgave voor deze auto ook niet heeft betwist, zal de rechtbank ervan uitgaan dat verdachte € 3.500,- contant voor de auto heeft betaald.
- [merk auto 8] , kenteken [kenteken 4]
Op 9 februari 2008 is deze auto, een [merk auto 8] , op naam van verdachte gezet. [19] De vermoedelijke aankoopwaarde is € 2.900,-. [20] Getuige [getuige 3] heeft weliswaar verklaard dat hij denkt deze auto voor € 1.800,- aan verdachte te hebben verkocht, maar concreet is dit niet en het wordt ook niet ondersteund door enig ander bewijs in het dossier. Nu de verdediging het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de uitgave voor deze auto ook niet heeft betwist, zal de rechtbank ervan uitgaan dat verdachte € 2.900,- contant voor de auto heeft betaald.
- [merk auto 2] , kenteken [kenteken 5]
Deze [merk auto 2] diesel [21] heeft van 23 juli 2008 tot 3 oktober 2008 op naam van verdachte gestaan. [22] De vermoedelijke aankoopwaarde is € 1.500,-. [23] Getuige [getuige 3] heeft weliswaar verklaard dat hij denkt deze auto voor € 700,- of € 750,- aan verdachte te hebben verkocht, maar concreet is dit niet en het wordt ook niet ondersteund door enig ander bewijs in het dossier. Nu de verdediging het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de uitgave voor deze auto ook niet heeft betwist, zal de rechtbank ervan uitgaan dat verdachte € 1.500,- contant voor de auto heeft betaald.
- [merk auto 9] , kenteken [kenteken 6]
Tussen 12 september 2008 en 19 juli 2010 heeft deze auto (een [merk auto 9] [24] ) op naam van verdachte gestaan. [25] De vermoedelijke aankoopwaarde is € 1.500,-. [26] Getuige [naam 3] heeft weliswaar verklaard dat hij de auto voor € 300,- aan verdachte heeft verkocht, maar dit wordt niet ondersteund door enig ander bewijs in het dossier. Nu de verdediging het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de uitgave voor deze auto ook niet heeft betwist, zal de rechtbank ervan uitgaan dat verdachte € 1.500,- contant voor de auto heeft betaald.
- [merk auto 3] , kenteken [kenteken 7]
Deze auto heeft tussen 20 oktober 2008 en 2 juni 2009 op naam van verdachte gestaan. [27] [naam 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de [merk auto 3] uit 1992 met het kenteken [kenteken 7] voor € 250,- aan verdachte heeft verkocht. [28]
- [merk auto 10] , kenteken [kenteken 8]
Tussen 30 maart 2009 en 16 april 2010 stond deze auto op naam van verdachte. [29] Bij de rechter-commissaris heeft [naam 3] verklaard dat hij de [merk auto 10] uit 1995 met het kenteken [kenteken 8] voor € 275,- aan verdachte heeft verkocht. [30]
- [merk auto 11] , kenteken [kenteken 9]
Op 2 juni 2009 is deze auto op naam van verdachte gezet. [31] Verdachte heeft verklaard dat hij deze auto voor € 2.000,- contant heeft gekocht. [32]
- [merk auto 4] , kenteken [kenteken 10]
Deze auto is op 19 juli 2010 op naam van verdachte gezet. [33] [naam 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij deze [merk auto 4] voor € 500,- heeft verkocht aan verdachte. [34] Bij gebreke van concrete aanwijzingen anderszins, zal de rechtbank ervan uitgaan dat verdachte € 500,- voor de auto heeft betaald.
- [merk auto 12] , kenteken [kenteken 11]
Tussen 9 juli 2011 en 13 januari 2012 heeft deze auto op naam van verdachte gestaan. [35] De vermoedelijke aankoopwaarde is € 2.077,-. [36] Bij gebreke van concrete aanwijzingen dat dit anders is, en nu de verdediging het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de uitgave voor deze auto ook niet heeft betwist, zal de rechtbank ervan uitgaan dat verdachte
€ 2.077,- contant voor de auto heeft betaald.
- [merk auto 13] , kenteken [kenteken 12]
Op 25 mei 2012 is deze auto op naam van de echtgenote van verdachte gezet. [37] Verdachte heeft verklaard dat hij deze auto voor € 150,- heeft gekocht. [38]
- [merk auto 5] , kenteken [kenteken 13]
Deze auto staat sinds 3 september 2012 op naam van de echtgenote van verdachte. [39] Bij de rechter-commissaris heeft [naam 2] verklaard dat hij een [merk auto 5] heeft verkocht. Als hem de factuur wordt getoond, verklaart hij dat dat een factuur van zijn bedrijf is en dat het bedrag van € 650,- zou kunnen kloppen. Hij heeft de auto verkocht aan verdachte. [40] Bij e-mail van 11 april 2017 aan de rechter-commissaris heeft [naam 2] bericht dat uit de administratie volgt dat de auto met kenteken [kenteken 13] op 3 september 2012 cash is betaald aan de balie. [41]
De rechtbank stelt vast dat een aantal auto’s op naam van de echtgenote van verdachte staat dan wel heeft gestaan. Verdachte heeft op zitting verklaard dat zij in gemeenschap van goederen zijn getrouwd en dat het niet uitmaakt of een auto op zijn naam of die van zijn vrouw is gezet. [42]
In totaal heeft verdachte een contant bedrag van € 24.302,- betaald voor de aankoop van auto’s.
Boten
Op 21 mei 2013 zijn in de eerdergenoemde loods aan de [adres 2] onder meer boten aangetroffen, te weten een [merk 4] (reg.nr. [nummer 1] ), een [merk 5] (reg.nr. [nummer 2] ), een [merk 6] , een [merk 7] (reg.nr. [nummer 3] ), een [merk 8] (reg.nr. [nummer 4] ), een [merk 9] , een [merk 10] (reg.nr. [nummer 5] ), een [merk 11] (reg.nr. [nummer 6] ), een [merk 12] , een [merk 13] (reg.nr. [nummer 7] ), een [merk 14] , een [merk 15] , een [merk 16] (reg.nr. [nummer 8] ), een [merk 17] (reg.nr. [nummer 9] ), een [merk 18] (reg.nr. [nummer 10] ), een [merk 19] (reg.nr. [nummer 11] ), een [merk 20] (reg.nr. [nummer 12] ), een [merk 21] en een [merk 3] . [43]
Al eerder, op 20 december 2012, is de [merk 2] boot aangetroffen in een loods aan de
[adres 3] . [44] [getuige 1] , de eigenaar van deze loods, heeft verklaard dat verdachte hem in september 2012 vroeg of hij twee boten kon stallen. Half oktober 2012 zag [getuige 1] dat verdachte twee boten in de hal had geplaatst. [45]
De rechtbank overweegt dat in de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 54.030,- aan contante uitgaven in verband met de aankoop van boten, waarbij het uitgangspunt is dat dit bedrag de helft is van het bedrag dat verdachte en zijn zoon in totaal voor de aankoop van boten hebben uitgegeven. Volgens de officier van justitie moet dit bedrag worden verhoogd met de uitgaven voor de [merk 2] boot (€ 14.750,-, de helft van de aankoopsom) en de [merk 3] boot
(€ 5.000,-, de gehele aankoopsom).
Ten aanzien van de in de loods aangetroffen boten overweegt de rechtbank het volgende.
- [merk 4] , reg.nr. [nummer 1]
Deze boot staat sinds 29 april 2013 op naam van verdachte. [46] Hij heeft verklaard dat de boot van hem is en dat hij er € 2.500,- voor heeft betaald. [47]
- [merk 5] , reg.nr. [nummer 2]
[medeverdachte] heeft verklaard dat deze boot van hem is en dat hij er een paar maanden voor mei 2013 € 4.750,- contant voor heeft betaald.
- [merk 6]
[medeverdachte] heeft verklaard dat deze boot van hem en zijn vader is en dat zij in 2012
€ 1.500,- contant voor deze boot hebben betaald. [48]
- [merk 7] , reg.nr. [nummer 3]
[naam 17] heeft in mei 2013 verklaard dat hij deze boot ongeveer anderhalf jaar daarvoor heeft verkocht voor € 2.850,-. [49]
- [merk 8] , reg.nr. [nummer 4]
[medeverdachte] heeft verklaard dat deze boot van hem en zijn vader is en dat zij er € 7.000,- contant voor hebben betaald. [50]
- [merk 9]
Over deze boot heeft [medeverdachte] verklaard dat deze van hem en zijn vader samen is. De boot staat al vijf of zes jaar in de loods en [medeverdachte] denkt dat ze er € 7.750,- contant voor hebben betaald. [51]
- [merk 10] , reg.nr. [nummer 5]
Verdachte en [medeverdachte] hebben niet verklaard over de aankoopsom van deze boot. De taxatiewaarde van de boot is € 3.000,-. [52] Bij gebreke van concrete aanwijzingen dat dit anders is, en nu de verdediging het in de tenlastelegging opgenomen bedrag van € 3.000,- niet heeft betwist, zal de rechtbank ervan uitgaan dat verdachte en [medeverdachte] € 3.000,- contant hebben betaald voor de boot.
- [merk 11] , reg.nr. [nummer 6]
[medeverdachte] heeft verklaard dat deze boot van hem en zijn vader samen is en dat ze deze twee jaar geleden hebben gekocht voor € 6.250,- contant. [53]
- [merk 12]
Over de [merk 12] heeft [medeverdachte] in mei 2013 verklaard dat hij deze een maand of twee geleden heeft gekocht voor € 1.750,- contant.
- [merk 13] , reg.nr. [nummer 7]
[naam 4] heeft verklaard de [merk 13] in augustus 2012 te hebben verkocht aan [medeverdachte] . De boot werd door verdachte en/of [medeverdachte] opgehaald. Zij betaalden in totaal € 2.000,- contant voor de boot. Verdachte heeft verklaard dat deze boot niet van hem is. [medeverdachte] heeft verklaard dat de [merk 13] heeft op naam van [naam 1] , zijn toenmalige vriendin, heeft gestaan omdat hij bij de aankoop geen legitimatiebewijs bij zich had en dat hij de boot bijna direct na de aankoop heeft doorverkocht. Gelet op de verklaringen van verdachte en zijn zoon, zal de rechtbank dit bedrag niet meenemen in de kasopstelling van verdachte.
- [merk 14]
Over deze boot heeft [medeverdachte] verklaard dat zijn vader en hij deze vier jaar geleden hebben gekocht voor € 6.000,- contant. [54]
- [merk 15]
[medeverdachte] heeft verklaard dat zijn vader en hij deze boot ongeveer vijf jaar geleden hebben gekocht voor € 3.000,- contant. [55]
- [merk 16] , reg.nr. [nummer 8]
[verdachte] heeft verklaard dat deze boot van [medeverdachte] is. Die heeft over de [merk 16] verklaard dat hij deze ongeveer zes jaar geleden heeft gekocht voor € 3.500,- contant.
- [merk 17] , reg.nr. [nummer 9]
Volgens de verklaring van [medeverdachte] is deze boot van hem en zijn vader. Ze hebben er in de zomer van 2012 € 5.000,- contant voor betaald. [56]
- [merk 18] , reg.nr. [nummer 10]
Over deze boot heeft [medeverdachte] verklaard dat hij en zijn vader deze ongeveer anderhalf jaar in bezit hebben. Hij denkt dat ze de boot voor € 3.000,- contant hebben gekocht. [57]
- [merk 19] , reg.nr. [nummer 11]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij in de lente van 2010, in mei ofzo, een [merk 19] heeft gekocht. Dat was van een oudere man, aan de dijk bij de steenfabriek in [plaats 1] . [getuige 2] denkt dat hij tussen de € 2.000,- en € 2.500,- heeft betaald. De boot heeft een tijdje achter zijn woning gelegen en in juli 2010 heeft [getuige 2] de boot te water gelaten in Lathum. Twee dagen heeft hij met de boot gevaren en toen ging de motor stuk. [getuige 2] heeft contact opgenomen met de man uit [plaats 1] , die de boot voor € 1.500,- heeft teruggekocht. [getuige 2] denkt dat dat in juli 2010 is geweest. [58]
De [merk 19] is volgens [medeverdachte] van hem en zijn vader. [59]
- [merk 20] , reg.nr. [nummer 12]
[medeverdachte] heeft in mei 2013 verklaard dat deze boot van hem en zijn vader is en dat ze deze drie jaar geleden voor € 7.000,- hebben gekocht. [60]
- [merk 21]
Volgens [medeverdachte] is deze boot van hem. De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet volgt wanneer en voor welk bedrag deze boot is aangekocht.
- [merk 3] boot
Verdachte heeft verklaard dat hij de [merk 3] heeft gekocht voor een contant bedrag van
€ 5.000,-. [61] [medeverdachte] heeft verklaard dat deze boot van zijn vader is. [62]
Met betrekking tot de [merk 2] boot overweegt de rechtbank dat verdachte heeft verklaard deze boot in juni 2012 te hebben gekocht voor € 29.500,- contant. [63] Van dat bedrag heeft hij € 4.000,- van [medeverdachte] gebruikt. [64] Ter zake de gestelde lening ontbreekt iedere onderbouwing. Onaannemelijk is ook dat deze (beweerdelijke) lening tot op heden, en dus ook niet in de periode na de aankoop van de [merk 2] boot, in welke periode de gezamenlijke botenhandel is voortgezet, niet zou zijn terugbetaald. De rechtbank zal er daarom van uitgaan dat [medeverdachte] € 4.000,- heeft bijdragen aan deze boot, zonder dat hier enige terugbetalingsverplichting voor verdachte tegenover staat.
De rechtbank overweegt dat verdachte onder feit 3 primair wordt verweten dat hij de [merk 2] heeft gestolen. Van dat feit zal de rechtbank hem vrijspreken, zoals bij de bespreking van feit 3 verder zal worden gemotiveerd. Voor de kasopstelling betekent dit dat de rechtbank een bedrag van € 25.500,- (€ 29.500,- minus € 4.000,-) als uitgave van verdachte zal meenemen.
Tussenconclusie boten
Uit het voorgaande volgt dat verdachte een bedrag van € 2.500,- voor de [merk 4] heeft betaald,
€ 25.500,- voor de [merk 2] en € 5.000,- voor de [merk 3] . De [merk 5] , de [merk 12] , de [merk 16] en de [merk 13] zijn van [medeverdachte] . De aankoopsom van deze vier boten wordt daarom bij de kasopstelling van verdachte buiten beschouwing gelaten. Datzelfde geldt voor de [merk 21] omdat niet duidelijk wanneer en voor welk bedrag deze boot is aangekocht.
De overige boten zijn van verdachte en zijn zoon samen. [medeverdachte] heeft daarover verklaard dat het klopt dat als hij samen met zijn vader een boot koopt, ze ieder de helft van de prijs betalen. [65] Dit betekent dat de helft van de voor die boten betaalde bedragen als uitgaven bij verdachte in de kasopstelling worden meegenomen. Dit betreft een bedrag van € 26.925,-. In totaal heeft verdachte een bedrag van € 57.425,- betaald voor de aanschaf van de boten.
Zoals hiervoor is overwogen, neemt de rechtbank ten aanzien van een aantal boten aan dat deze niet door verdachte en [medeverdachte] gezamenlijk zijn aangekocht en gezamenlijke eigendom waren (en ten aanzien van de [merk 2] boot dat [medeverdachte] daaraan slechts een geringe bijdrage heeft geleverd). In reactie op het afwijkende standpunt hierover van de officier van justitie (uitgezonderd haar standpunt over de boten [merk 3] en [merk 4] ) overweegt de rechtbank in dit verband nog als volgt. Verdachte en [medeverdachte] hebben over een aantal boten verklaard dat zij deze samen hebben aangekocht en over een (kleiner) aantal boten dat deze door een van hen beiden zijn aangekocht en dus slechts van een van hen beiden waren. De rechtbank ziet geen aanleiding om de juistheid van de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] , specifiek over de boten die van een van hen beiden waren, in twijfel te trekken. Ook waar het gaat om de andere boten gaat zij immers uit van de juistheid van de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] . Daarbij komt dat het dossier ook geen bewijs biedt dat de gang van zaken anders is geweest, meer in het bijzonder dat verdachte en [medeverdachte] , over en weer, wel hebben bijgedragen aan de aankoop van de boten waarvan zij stellen dat die slechts door een van hen zijn aangekocht.
Overige contante uitgaven in verband met de boten
[medeverdachte] heeft verklaard een drietal motorblokken te hebben gekocht. Voor elk blok is
€ 500,- contant betaald. Twee van de blokken zijn twee of drie jaar geleden gekocht; het derde blok was van een sloopboot die [medeverdachte] en verdachte drie of vier jaar geleden hebben gekregen, alleen voor het motorblok is toen betaald. [66]
Tussen 5 mei 2009 en 28 november 2012 is een aantal facturen van [naam 12] contant betaald. Dit zijn facturen op naam van [medeverdachte] dan wel [bedrijf 1] (het bedrijf van [medeverdachte] [67] ). In totaal gaat het om een contant betaald bedrag van € 7.052,72. [68]
Op 11 november 2011 is een factuur van Jachthaven [jachthaven] aan [bedrijf 1] van € 900,- contant betaald. [69]
Daarnaast zijn er facturen van [naam 13] / [naam 14] contant betaald. Tussen 7 mei 2009 en 30 mei 2012 gaat het om een totaalbedrag van € 11.965,48. De facturen stonden op naam van verdachte dan wel [bedrijf 1] . [70]
Ten slotte zijn er facturen contant betaald van [bedrijf 2] (€ 99,40), [bedrijf 3] . (€ 38,67) en [supermarkt] (€ 30,-). [71]
Daarmee is in totaal een bedrag van € 21.586,27 contant betaald. De rechtbank zal de helft van dit bedrag, te weten € 10.793,13, meenemen in de kasopstelling van verdachte.
Overige contante uitgaven van verdachte
Tussen 15 april 2008 en 10 mei 2013 is een bedrag van in totaal € 710,- contant betaald bij [bedrijf 5] , [bedrijf 6] [supermarkt] , [bedrijf 7] , [bedrijf 8] , [bedrijf 9] en de [bedrijf 10] . [72]
Conclusie van de rechtbank met betrekking tot de kasopstelling
Zoals eerder is vastgesteld was een bedrag van € 32.227,- beschikbaar voor het doen van contante uitgaven.
Contante uitgaven
Stortingen € 14.206,-
Contante betalingen auto’s € 24.302,-
Contante betalingen boten € 57.425,-
Overige contante betalingen boten € 10.793,13
Overige contante betalingen € 710,-
Totale contante uitgaven € 107.490,13
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat er aanzienlijk meer contante uitgaven dan contante inkomsten zijn geweest. Het verschil bedraagt € 75.263,13.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt dit een vermoeden van witwassen.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij op 1 januari 2007 een contant bedrag aan spaargeld in huis bewaarde. Dit was oorspronkelijk een bedrag van NLG 40.000,- tot NLG 45.000,-, dat verdachte heeft verdiend bij [bedrijf 11] .
De verdediging heeft verder naar voren gebracht dat met het opknappen en vervolgens verkopen van auto’s en boten contante inkomsten zijn gegenereerd.
De rechtbank zal, gelet op het eerder weergegeven toetsingskader, beoordelen of deze verklaringen concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Met betrekking tot het contante spaargeld overweegt de rechtbank dat verdachte op 21 mei 2013 heeft verklaard dat hij sinds 15 jaar in de WAO zit omdat hij is afgekeurd. [73] Dit betekent dat verdachte bij aanvang van de periode die in de tenlastelegging is opgenomen, 1 januari 2007, al ongeveer tien jaar leefde van een uitkering. De rechtbank stelt verder vast dat verdachte over de jaren 2005, 2006 en 2007 bij de Belastingdienst geen aangifte heeft gedaan van box III vermogen [74] , terwijl ook contant geld (boven een bepaalde vrijstelling) moet worden opgegeven.
Dat verdachte in de jaren ’90 heeft gespaard kan volgen uit de door de verdediging ter zitting overgelegde bankafschriften. Maar met het enkel aanwijzen van de legale verkrijging van gelden in een periode (zeer) ruim voor 1 januari 2007 is niet de aanwezigheid van legaal contant vermogen op die datum gebleken. Daarom volgt de rechtbank de verdediging niet in dit betoog.
Met betrekking tot de verkoop van auto’s overweegt de rechtbank dat bij de kasopstelling rekening is gehouden met een bedrag van € 13.977,- aan contante inkomsten in verband met de verkoop van auto’s. Niet is aangevoerd dat verdachte meer inkomsten heeft verkregen uit de autoverkoop en dit bedrag daarom te laag is. Over de verkoop van boten in de ten laste gelegde periode overweegt de rechtbank dat de politie verdachte hierover niet specifiek heeft bevraagd. Hoewel uit de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] volgt dat er ook boten werden verkocht, waarmee dan (na het door hemzelf en zijn zoon verrichte opknapwerk) enige winst werd gegenereerd, en dit de rechtbank op zichzelf ook niet hoogst onwaarschijnlijk voorkomt, heeft verdachte dit op geen enkele manier geconcretiseerd. Er is geen min of meer verifieerbare informatie verstrekt over wanneer welke boot voor welk bedrag aan wie is verkocht. Volgens verdachte was veelal sprake van contante betalingen en werden er geen bonnen of kwitanties opgemaakt en is ook niet op een andere manier een administratie bijgehouden.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte weliswaar geen hoogst onwaarschijnlijke verklaringen heeft gegeven, maar dat deze niet concreet en verifieerbaar zijn waar het gaat om de herkomst van de geldbedragen die tijdens de bewezenverklaarde periode contant zijn gestort en uitgegeven. Dit betekent dat er voor het openbaar ministerie geen reden was meer of ander onderzoek te doen.
De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek van de verdediging om nader onderzoek te (laten) doen naar de beschikbare bankafschriften af, omdat niet valt in te zien welk onderzoek, relevant voor de contante geldstroom in de ten laste gelegde periode, zou kunnen plaatsvinden naar aanleiding van die gegevens.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat de gestorte geldbedragen en de contant betaalde auto’s onmiddellijk respectievelijk middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist.
Handelingen van verdachte
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte enkele malen contant geld heeft gestort op een rekening die (ook) op zijn naam staat. Uit het dossier volgt dat verdachte in Nederland rekeningen heeft bij de [bank] , te weten [rekeningnummer 3] [75] , [rekeningnummer 4] , [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 1] . [76] Dit zijn de in de tenlastelegging vermelde rekeningnummers. Een ander rekeningnummer, dat dan van een Duitse bank zou zijn, staat niet in de tenlastelegging. Daarom komt de rechtbank tot het oordeel dat het in de tenlastelegging vermelde bedrag van € 14.260,- moet worden verminderd met het bedrag van € 2.400,- dat volgens het dossier op een Duitse bankrekening op naam van de echtgenote van verdachte is gestort. Dit betekent dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte een geldbedrag van € 11.860,- heeft verworven en voorhanden gehad. Op de vraag of dit een strafbaar feit oplevert, zal de rechtbank hierna ingaan.
Op basis van de eerder opgenomen bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank bewezen dat verdachte geldbedragen en auto’s heeft verworven en voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of daarvan gebruik heeft gemaakt.
Vrijspraak medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank is ten aanzien van de in de tenlastelegging vermelde stortingen en autoaankopen niet bewezen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Daarom wordt verdachte van het medeplegen vrijgesproken.
Gewoontewitwassen
Gelet op de totale hoogte van het witgewassen geldbedrag, de frequentie en de periode van ruim zes jaar, is de rechtbank van oordeel dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van witwassen.
Eindconclusie feit 1
Het voorgaande betekent dat de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 2 (verboden wapenbezit)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte is een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het verslag van binnentreden in de woning aan de [adres 1] met bijbehorende
lijst met inbeslaggenomen goederen (AH045 en AH045-01), p. 1207-1210;
- het proces-verbaal van bevindingen (AH067), p. 1232-1233;
- het proces-verbaal Wet Wapens en Munitie (AH099), p. 1463-1465;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2020.
De rechtbank komt niet tot bewezenverklaring van het medeplegen zodat verdachte van dat onderdeel zal worden vrijgesproken.
Feit 3 ( [merk 2] boot)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk witwassen van deze boot door het verhullen van de vindplaats.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daarbij naar voren gebracht dat verdachte de [merk 2] boot heeft gekocht. De enkele opmerking van [benadeelde 2] van enkele maanden daarna dat hij de eigenaar van de boot is, betekent niet dat verdachte een onderzoeksplicht had of moest vermoeden dat de boot van misdrijf afkomstig was.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij de [merk 2] begin juni 2012 heeft gekocht van [naam 5] . Hij heeft
€ 29.500,- contant betaald voor de boot en kreeg toen sleutels en mappen met papieren. Deze verklaring wordt bevestigd door [medeverdachte] en getuige [naam 7] , die bij de koop aanwezig waren.
In november 2012 heeft [benadeelde 2] tegen verdachte gezegd dat hij de eigenaar is van de [merk 2] . Hij zou de boot in 2010 hebben gekocht van [naam 5] en diens partner [naam 6] . Vervolgens zijn in Duitsland rechtszaken gevoerd over de eigendom van de boot. Wat daar verder ook van zij, dat verdachte de [merk 2] heeft gestolen, volgt naar het oordeel niet uit de beschikbare bewijsmiddelen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan evenmin worden bewezen dat verdachte in juni 2012, ten tijde van het verkrijgen van de [merk 2] , wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de boot door een misdrijf was verkregen. Hierbij wijst de rechtbank op de verklaringen van [naam 7] , [naam 12] en havenmeester [naam 9] dat [naam 5] volgens hen de eigenaar van de [merk 2] was.
Ook de officier van justitie is van mening dat verdachte (en overigens ook [medeverdachte] ) de boot hebben gekocht van [naam 5] . Zij heeft er echter op gewezen dat verdachte, nadat [benadeelde 2] in november 2012 verklaarde de eigenaar van de [merk 2] te zijn, de boot uit het water heeft laten halen en in de loods bij [getuige 1] heeft laten zetten en zo de vindplaats van de [merk 2] heeft verhuld. Volgens de officier van justitie wist (in de vorm van voorwaardelijk opzet) verdachte toen dat de boot van een misdrijf, namelijk verduistering, afkomstig was en dat [naam 5] destijds niet bevoegd was de [merk 2] te verkopen.
De rechtbank volgt de officier van justitie hierin niet. De enkele omstandigheid dat [benadeelde 2] claimde de eigenaar van de [merk 2] te zijn, levert naar het oordeel van de rechtbank niet het bewijs op dat verdachte op dat moment wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de boot uit misdrijf afkomstig was.
Gelet op al het bovenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de onder 3 ten laste gelegde feiten.
Feit 4 ( [merk 1] boot)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Verdachte heeft, door in te stemmen met het stallen van de [merk 1] boot in zijn loods, de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een goed afkomstig van misdrijf, voorhanden had.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
De [merk 1] die op 21 mei 2013 in de loods in [adres 2] is gevonden, is nader onderzocht. Op de boot is een Craft Identification Number (CIN) gevonden, te weten [nummer 13] , waarvan de politie heeft geconstateerd dat dit op de juiste plaats, maar niet op de juiste wijze was aangebracht. De vorm van het CIN wijkt af van de CIN’s die door [merk 1] worden aangebracht en het CIN is niet door de fabrikant van [merk 1] afgegeven. Dat CIN is vervalst, dan wel valselijk aangebracht, aldus de verbalisanten. Vervolgens is nader onderzoek gedaan waarbij nog een ander kenmerk waaruit de juiste identiteit van de boot kan worden afgeleid, is aangetroffen op de plaats en wijze waarop de fabrikant dit standaard doet. Dit kenmerk past bij een [merk 1] met CIN [nummer 14] . Verder is de naam ‘ [naam 16] ’ zichtbaar geworden. Uit contact met dit bedrijf is gebleken dat de boot met CIN [nummer 14] is verkocht aan [benadeelde 1] en dat de boot in 2011 is gestolen in [plaats 2] . In het politiesysteem is één aangifte gevonden van de diefstal van een [merk 1] . Deze concept-aangifte is gedaan door [benadeelde 1] , die op 21 november 2011 heeft geconstateerd dat zijn [merk 1] is gestolen uit een schuur in [plaats 2] . In de concept-aangifte is weliswaar een ander CIN vermeld, te weten [nummer 15] , maar naar het oordeel van de rechtbank mag worden aangenomen dat sprake is van een foutieve vermelding en volgt uit de overige omstandigheden dat de [merk 1] die in [adres 2] is aangetroffen, in 2011 is gestolen van [benadeelde 1] . Dat verdachte hierbij betrokken is geweest, volgt op geen enkele wijze uit het dossier.
Volgens de officier van justitie kan het valse CIN verdachte niet zijn ontgaan. De rechtbank overweegt dat verdachte naar eigen zeggen al sinds de jaren ’70 met boten bezig is. Dit betekent dat verdachte weet dat een boot een CIN heeft. Maar of voor verdachte duidelijk moest zijn dat het CIN op de [merk 1] niet juist was, is voor de rechtbank niet evident. De beschrijving in het proces-verbaal is zo algemeen dat het de rechtbank niet duidelijk is op basis van welke concrete vaststelling(en) de politie concludeert dat de vorm van het CIN afwijkt van de CIN’s die door [merk 1] worden aangebracht en dat het CIN niet door de fabrikant van [merk 1] is afgegeven. De rechtbank concludeert dat het betreffende proces-verbaal en de overige inhoud van het procesdossier ten aanzien van de [merk 1] onvoldoende bewijs bieden voor het oordeel dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de [merk 1] , die in de loods gestald stond, van misdrijf afkomstig was.
Verdachte heeft verklaard dat een jonge man en een oudere man hem vroegen of zij een boot bij hem konden stallen in verband met vertrek naar het buitenland. Verdachte heeft een kopie gemaakt van het identiteitsbewijs van de jongere man. Deze man, [naam 10] , is in 2016 door de politie verhoord en heeft verklaard dat zijn vader drie jaar geleden naar Turkije is vertrokken. Dit past op zichzelf bij hetgeen verdachte heeft verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte de [merk 1] weliswaar voorhanden gehad, ondanks dat hij niet beschikte over de sleutel, maar kan niet worden bewezen dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de boot van diefstal afkomstig was.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van feit 4.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2007 tot en met 21 mei 2013, te Tolkamer, in de gemeente Rijnwaarden, en/althans (elders) in Nederland
en/of in de Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
(telkens
) van een voorwerp, te weten:
-
een of meergeldbedrag
(en
), en
/of
- een personenauto (merk [merk auto 6] , kenteken [kenteken 1] ), en
/of
- een personenauto (merk [merk auto 7] , kenteken [kenteken 2] ), en
/of
- een personenauto (merk [merk auto 1] , kenteken [kenteken 3] ), en
/of
- een personenauto (merk [merk auto 8] , kenteken [kenteken 4] ), en
/of
- een personenauto (merk [merk auto 2] , kenteken [kenteken 5] ), en
/of
- een personenauto ( merk [merk auto 9] , kenteken [kenteken 6] ), en
/of
- een personenauto (merk [merk auto 3] , kenteken [kenteken 7] ), en
/of
- een personenauto (merk [merk auto 10] , kenteken [kenteken 8] ), en
/of
- een personenauto (merk [merk auto 11] , kenteken [kenteken 9] ), en
/of
- een personenauto (merk [merk auto 4] , kenteken [kenteken 10] ), en
/of
- een personenauto (merk [merk auto 12] , kenteken [kenteken 11] ), en
/of
- een personenauto (merk [merk auto 13] , kenteken [kenteken 12] ), en
/of
- een personenauto (merk [merk auto 5] , kenteken [kenteken 13] ), en
/of
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) en/of goed(eren) was/waren en/of bovenomschreven geldbedrag(en) en/of goed(eren)heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of en/althans van die
/datgeldbedrag
(en
)en
/ofgoed
(eren
)gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij
en/of zijn mededader(s)wist
(en) dan wel redelijkerwijs kon(den) vermoedendat bovenomschreven geldbedrag
(en
)en
/ofgoed
(eren
)– onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig
was/waren uit
vermogensdelicten en/of de teelt/handel in verdovende middelen en/of uitenig
(e) ander(e)misdrijf
/ven
(immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s):
* in
of omstreeksde periode van 1 januari 2007 tot en met 21 mei 2013
een of meercontante storting
(en
)gedaan op de bankrekeningen nrs. [rekeningnummer 3] en/of [rekeningnummer 4] en/of [rekeningnummer 2] en/of [rekeningnummer 1] (tot een totaal bedrag van euro 11.860 ,--), en/of
* op of omstreeks 9 mei 2007 een contante betaling gedaan van euro 2.000,-- betreffende de aankoop van een auto, merk [merk auto 6] kenteken [kenteken 1] , en
/of
* op of omstreeks 26 september 2007 een contante betaling gedaan van euro 7.000,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 7] , kenteken [kenteken 2] , en
/of
* op of omstreeks 15 november 2007 een contante betaling gedaan van euro 3.500,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 1] , kenteken [kenteken 3] , en
/of
* op of omstreeks 9 februari 2008 een contante betaling gedaan van euro 2.900,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 8] , kenteken [kenteken 4] , en
/of
* op of omstreeks 23 juli 2008 een contante betaling gedaan van euro 1.500,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 2] , kenteken [kenteken 5] , en
/of
* op of omstreeks 12 september 2008 een contante betaling gedaan van euro 1.500,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 9] , kenteken [kenteken 6] , en
/of
* op of omstreeks 20 oktober 2008 een contante betaling gedaan van euro 250,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 3] , kenteken [kenteken 7] , en
/of
* op of omstreeks 30 maart 2009 een contante betaling gedaan van euro 275,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 10] , kenteken [kenteken 8] , en
/of
* op of omstreeks 2 juni 2009 een contante betaling gedaan van euro 2.000,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 11] , kenteken [kenteken 9] , en
/of
* op of omstreeks 19 juli 2010 een contante betaling gedaan van euro 500,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 4] , kenteken [kenteken 10] , en
/of
* op of omstreeks 9 juli 2011 een contante betaling gedaan van euro 2.077,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 12] , kenteken [kenteken 11] , en
/of
* op of omstreeks 25 mei 2012 een contante betaling gedaan van euro 150,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 13] , kenteken [kenteken 12] , en
/of
* op of omstreeks 3 september 2012 een contante betaling gedaan van euro 650,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 5] , kenteken [kenteken 13] ,
en verdachte
(tezamen met zijn mededader(s))van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op
of omstreeks21 mei 2013 te [adres 1] en/of [adres 2] , in de gemeente Rijnwaarden,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
- in een loods aan de [adres 2] een
(vuur
)wapen van categorie III onder onder 1, te weten een dubbelloops hagel geweer (kal. 16),
(telkens)voorhanden heeft gehad, en
/of
- in de woning [adres 1]
een of meer stuk(s)munitie van categorie III, te weten 37
, althans een of meerhagelpatro
(o)n
(en
)kal. 16 en
/of3
, althans een of meersein/signaal patro
(o)n
(en
), en
/of
- in de woning [adres 1] een spuitbusje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met
(een
) giftige en/of verstikkende en/ofweerloosmakende en/of traanverwekkende stof
(fen)van de categorie II, onder 6°,
(telkens
)voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Met betrekking tot feit 1 en onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2913) overweegt de rechtbank dat het enkel storten van een geldbedrag op een eigen rekening, zonder dat sprake is van (overige) gedragingen van de verdachte gericht op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dit geldbedrag, niet zonder meer als witwassen kan worden gekwalificeerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van handelingen die gericht waren op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de gestorte geldbedragen. Dit betekent dat het onder 1 bewezenverklaarde, voor zover het gaat om een bedrag van € 11.860,-,
niet kan worden gekwalificeerd als strafbaar feit. Verdachte dient daarom voor dat geldbedrag te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voor het overige levert het bewezenverklaarde op:
feit 1:
gewoontewitwassen;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van
€ 50.000,-.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de forse overschrijding van de redelijke termijn. Verder is medische informatie overgelegd, waaruit volgt dat een detentie buitengewoon ongewenst is.
Zelfs een taakstraf zou onverantwoord zijn. Ook is aangevoerd dat de eis van de officier van justitie onbegrijpelijk is. Er zou met het opleggen van een voorwaardelijke geldboete kunnen worden volstaan, dan wel met een aanzienlijk lagere geldboete.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zes jaar schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Het witwassen van geld heeft een ontwrichtende werking op de integriteit van het financieel en economisch verkeer. Dat rekent de rechtbank verdachte aan. Hij heeft daarnaast verboden wapens en munitie voorhanden gehad.
De rechtbank overweegt dat er geen oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht is met betrekking tot witwassen. In witwaszaken wordt daarom ook wel gekeken naar het oriëntatiepunt Fraude. Uitgaande van het negatieve verschil van de kasopstelling van iets meer dan € 75.000,- geldt dan als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf tot negen maanden dan wel een taakstraf gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf (bij een benadelingsbedrag van € 70.000,- tot € 125.000,-).
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn zeer fors is overschreden. Van een bijzondere omstandigheid die die overschrijding zou kunnen rechtvaardigen is naar haar oordeel geen sprake. Als in dit geval binnen de redelijke termijn tot strafoplegging zou zijn gekomen was, in aanmerking nemende voormeld oriëntatiepunt, het bedrag van € 70.000,- en de duur van de pleegperiode, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van in ieder geval zes maanden zonder meer passend geweest. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan echter, gelet op de forse termijnoverschrijding, niet meer aan de orde zijn. Afgezet tegen een te hanteren uitgangspunt van zes maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, acht de rechtbank een geldboete van € 50.000,-, zoals door de officier van justitie geëist, niet in proportie en aanzienlijk te hoog. Daarbij weegt ook mee dat de rechtbank tot een minder vergaande bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en bovendien, meer dan de officier van justitie lijkt te doen, rekening wil houden met het feit dat de behandeling van de strafzaak jarenlang op zich heeft laten wachten, met de nodige nadelige gevolgen voor verdachte van dien, zoals ter terechtzitting is gebleken. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de slechte gezondheidssituatie van verdachte, die maakt dat hij niet in staat is een taakstraf te verrichten.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geldboete van € 6.000,- passend en zal deze opleggen.

8.Het beslag

De rechtbank stelt op basis van de door de officier van justitie verstrekte beslaglijst van
11 september 2020 vast dat er nog beslag rust op enkele onder verdachte in beslag genomen goederen. Van een deel van die goederen volgt uit het dossier dat ze zijn vervreemd (AH125). Dit betekent echter niet dat er geen beslissing over het beslag moet volgen.
De rechtbank overweegt dat in de tenlastelegging van verdachte geen boten zijn vermeld. Deze boten zijn echter wel meegenomen in de kasopstelling en in het vonnis van [medeverdachte] is -kort gezegd- bewezen verklaard het medeplegen (namelijk met verdachte) van het witwassen van een aantal boten. Omdat duidelijk uit het dossier en de beslaglijst volgt dat de boten (ook) onder verdachte in beslag zijn genomen, ziet de rechtbank reden voor verbeurdverklaring van de boten die op de tenlastelegging van [medeverdachte] staan vermeld en van de overige boten, aanhangers en buitenboordmotoren die op de beslaglijst staan. Deze goederen zijn immers bij dezelfde zoeking aangetroffen en naar het oordeel van de rechtbank moeten al deze goederen worden aangemerkt als voorwerpen die aan verdachte toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen. Die conclusie trekt de rechtbank ook ten aanzien van het in de woning van verdachte aangetroffen contante geldbedrag van € 4.800,-.

9.De beoordeling van de civiele vordering

Feit 4
[benadeelde 1] heeft zich gevoegd in het strafproces ter verkrijging van schadevergoeding, waarbij hij heeft vermeld dat vergoeding van de boot vanuit de verzekering heeft plaatsgevonden. Hij heeft geen concreet bedrag genoemd en enkel beschreven dat hij na de diefstal van zijn boot tijd kwijt is geweest en extra geld heeft besteed aan de aanschaf van een nieuwe boot.
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
De rechtbank verklaart [benadeelde 1] , gelet op de vrijspraak van verdachte, niet-ontvankelijk in de vordering.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 57 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van feit 3 en feit 4;
 verklaart bewezen dat verdachte hetgeen overigens is tenlastegelegd, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 kwalificeert het onder 1 bewezen verklaarde voor een deel, te weten wat betreft een geldbedrag van € 11.860,-, niet als strafbaar feit en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van dit deel van feit 1;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde voor het overige oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 6.000,-bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 65 dagen vervangende hechtenis;
 bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,-- per dag;
 verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen te weten: de goederen met de nummers 1-20 en 22-30 en het geldbedrag van € 4.800,- onder nummer 32 op de beslaglijst;
 verklaart benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 4) niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. J.M. Hamaker en
mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2020.
BIJLAGE
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na een toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 21 mei 2013, te [adres 1] , in de gemeente Rijnwaarden, en/althans (elders) in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
(telkens) van een voorwerp, te weten:
- een of meer geldbedrag(en), en/of
- een personenauto (merk [merk auto 6] , kenteken [kenteken 1] ), en/of
- een personenauto (merk [merk auto 7] , kenteken [kenteken 2] ), en/of
- een personenauto (merk [merk auto 1] , kenteken [kenteken 3] ), en/of
- een personenauto (merk [merk auto 8] , kenteken [kenteken 4] ), en/of
- een personenauto (merk [merk auto 2] , kenteken [kenteken 5] ), en/of
- een personenauto ( merk [merk auto 9] , kenteken [kenteken 6] ), en/of
- een personenauto (merk [merk auto 3] , kenteken [kenteken 7] ), en/of
- een personenauto (merk [merk auto 10] , kenteken [kenteken 8] ), en/of
- een personenauto (merk [merk auto 11] , kenteken [kenteken 9] ), en/of
- een personenauto (merk [merk auto 4] , kenteken [kenteken 10] ), en/of
- een personenauto (merk [merk auto 12] , kenteken [kenteken 11] ), en/of
- een personenauto (merk [merk auto 13] , kenteken [kenteken 12] ), en/of
- een personenauto (merk [merk auto 5] , kenteken [kenteken 13] ), en/of
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) en/of goed(eren) was/waren en/of bovenomschreven geldbedrag(en) en/of goed(eren) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of en/althans van die/dat geldbedrag(en) en/of goed(eren) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dan wel redelijkerwijs kon(den) vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) en/of goed(eren) – onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit vermogensdelicten en/of de teelt/handel in verdovende middelen en/of uit enig(e) ander(e) misdrijf/ven
(immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
* in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 21 mei 2013 een of meer contante storting(en) gedaan op de bankrekeningen nrs. [rekeningnummer 3] en/of [rekeningnummer 4] en/of [rekeningnummer 2] en/of [rekeningnummer 1] (tot een totaal bedrag van euro 14.260,--), en/of
* op of omstreeks 9 mei 2007 een contante betaling gedaan van euro 4.500,-- betreffende de aankoop van een auto, merk [merk auto 6] kenteken [kenteken 1] , en/of
* op of omstreeks 26 september 2007 een contante betaling gedaan van euro 8.950,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 7] , kenteken [kenteken 2] , en/of
* op of omstreeks 15 november 2007 een contante betaling gedaan van euro 3.500,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 1] , kenteken [kenteken 3] , en/of
* op of omstreeks 9 februari 2008 een contante betaling gedaan van euro 2.900,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 8] , kenteken [kenteken 4] , en/of
* op of omstreeks 23 juli 2008 een contante betaling gedaan van euro 1.500,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 2] , kenteken [kenteken 5] , en/of
* op of omstreeks 12 september 2008 een contante betaling gedaan van euro 1.500,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 9] , kenteken [kenteken 6] , en/of
* op of omstreeks 20 oktober 2008 een contante betaling gedaan van euro 1.500,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 3] , kenteken [kenteken 7] , en/of
* op of omstreeks 30 maart 2009 een contante betaling gedaan van euro 1.500,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 10] , kenteken [kenteken 8] , en/of
* op of omstreeks 2 juni 2009 een contante betaling gedaan van euro 2.950,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 11] , kenteken [kenteken 9] , en/of
* op of omstreeks 19 juli 2010 een contante betaling gedaan van euro 1.850,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 4] , kenteken [kenteken 10] , en/of
* op of omstreeks 9 juli 2011 een contante betaling gedaan van euro 2.077,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 12] , kenteken [kenteken 11] , en/of
* op of omstreeks 25 mei 2012 een contante betaling gedaan van euro 500,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 13] , kenteken [kenteken 12] , en/of
* op of omstreeks 3 september 2012 een contante betaling gedaan van euro 750,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk auto 5] , kenteken [kenteken 13] ,
en verdachte (tezamen met zijn mededader(s)) van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt; (parketnummer 05/860545-13)
2.
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te [adres 1] en/of [adres 2] , in de gemeente Rijnwaarden,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
- in een loods aan de [adres 2] een (vuur)wapen van categorie III onder onder 1, te weten een dubbelloops hagel geweer (kal. 16), (telkens) voorhanden heeft gehad, en/of
- in de woning [adres 1] een of meer stuk(s) munitie van categorie III, te weten 37, althans een of meer hagelpatro(o)n(en) kal. 16 en/of 3, althans een of meer sein/signaal patro(o)n(en), en/of
- in de woning [adres 1] een spuitbusje pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, (telkens) voorhanden heeft gehad.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(parketnummer 05/860545-13 * ordner 4, pag 1463-1465)
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 9 november 2012 te Tolkamer, in de gemeente Rijnwaarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit jachthaven [jachthaven] ) heeft weggenomen een boot (Merk: [merk 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een
valse sleutel;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 20 december 2012 in de gemeente Rijnwaarden,, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een boot (merk: [merk 2] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die boot wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 20 december 2012 in de gemeente Rijnwaarden,, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een boot (merk: [merk 2] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die boot redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; (parketnummer 05/860545-13 * aangifte A01.01)
nog meer subsidiair:
hij op of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 20 december 2012 in de gemeente Rijnwaarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een boot (merk: [merk 2] ) de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dan wel rederlijkerwijs kon(den) vermoeden dat bovenomschreven boot, onmiddellijk of middelijke, afkomstig was uit misdrijf
immers heeft verdachte nadat hij en/of zijn mededader(s) vernamen dat een derde (de heer [benadeelde 2] ) eigenaar was van de boot onverwijld opdracht gegeven tot vervoer van deze boot naar een andere, niet met verdachte en/of mededader(s) in verband te brengen locatie;
4.
hij in of omstreeks de periode van 21 november 2011 tot en met 25 november 2011, althans in of omstreeks de periode van 21 november 2011 tot en met 21 mei 2013 te Blokzijl, in de gemeente Steenwijkerland, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een boot (merk: [merk 1] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 21 november 2011 tot en met 21 mei 2013 in de gemeente Rijnwaarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een boot (merk: [merk 1] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die boot wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 21 november 2011 tot en met 21 mei 2013 in de gemeente Rijnwaarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een boot (merk: [merk 1] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die boot redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; (parketnummer 05/860545-13 * aangifte A03.01);
nog meer subsidiair:
hij op of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 21 mei 2013 in de gemeente Rijnwaarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een boot (merk: [merk 1] ) de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dan wel rederlijkerwijs kon(den) vermoeden dat bovenomschreven boot, onmiddellijk of middelijke, afkomstig was uit misdrijf.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [naam 11] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, Bureau Financiële Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 20140324.1400 (07DFR12007 Boot), gesloten op 24 juli 2014, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V01.04), p. 2017.
3.Taxatierapport pleziervaartuigen en trailers van [naam 15] van 27 mei 2013, p. 1386-1416.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V01.01), p. 1993.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V01.02), p. 1999 en 2002.
6.Excel-overzicht kasopstelling (AH149), p. 1795-1796.
7.Verslag van binnentreden met bijbehorende lijst van inbeslaggenomen goederen (AH045 en AH045-01), p. 1207-1210.
8.Excel-overzicht kasopstelling (AH149), p. 1795.
9.Rekeningafschrift (AH025-21), ongenummerde pagina.
10.Rekeningafschrift (AH025-27), ongenummerde pagina.
11.Excel-overzicht kasopstelling (AH149), p. 1795.
12.Gegevens RDW (AH027-03), p. 767.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V01.03), p. 2009.
14.Gegevens RDW (AH027-01), p. 764.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V01.03), p. 2009.
16.Gegevens RDW (AH027-03), p. 767.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V01.03), p. 2010.
18.Proces-verbaal van bevindingen voertuigen onderzoek Boot (AH027), p. 762.
19.Gegevens RDW (AH027-01), p. 764.
20.Proces-verbaal van bevindingen voertuigen onderzoek Boot (AH027), p. 759.
21.Proces-verbaal van bevindingen voertuigen onderzoek Boot (AH027), p. 759.
22.Gegevens RDW (AH027-01), p. 764.
23.Proces-verbaal van bevindingen voertuigen onderzoek Boot (AH027), p. 759.
24.Proces-verbaal van bevindingen voertuigen onderzoek Boot (AH027), p. 759.
25.Gegevens RDW (AH027-01), p. 764.
26.Proces-verbaal van bevindingen voertuigen onderzoek Boot (AH027), p. 759.
27.Gegevens RDW (AH027-01), p. 764.
28.Proces-verbaal van verhoor van [naam 3] bij de rechter-commissaris op 11 april 2017.
29.Gegevens RDW (AH027-01), p. 764.
30.Proces-verbaal van verhoor van [naam 3] bij de rechter-commissaris op 11 april 2017.
31.Gegevens RDW (AH027-01), p. 764.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V01.03), p. 2009.
33.Gegevens RDW (AH027-01), p. 764.
34.Proces-verbaal van verhoor van [naam 3] bij de rechter-commissaris op 11 april 2017.
35.Gegevens RDW (AH027-01), p. 764.
36.Proces-verbaal van bevindingen voertuigen onderzoek Boot (AH027), p. 758.
37.Gegevens RDW (AH027-03), p. 767.
38.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V01.03), p. 2009.
39.Gegevens RDW (AH027-03), p. 767.
40.Proces-verbaal van verhoor [naam 2] bij de rechter-commissaris op 11 april 2017.
41.E-mail van [naam 2] aan de rechter-commissaris van 11 april 2017 (bijlage bij het verhoor).
42.Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 15 oktober 2020.
43.Proces-verbaal van bevindingen met overzicht goederen (AH067 en AH067-01), p. 1232-1235.
44.Proces-verbaal van bevindingen (AH020-06), p. 696-698.
45.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] (AH020-10), p. 702-703.
46.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek naar aangetroffen boten en trailers (AH075), p. 1253.
47.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V01.05), p. 2037
48.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V02.04), p. 2182.
49.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek naar aangetroffen boten en trailers (AH075), p. 1254.
50.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V02.04), p. 2181.
51.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V02.04), p. 2181.
52.Taxatierapport [naam 15] (AH093), p. 1394.
53.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V02.04), p. 2181.
54.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V02.04), p. 2182.
55.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V02.04), p. 2182.
56.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V02.04), p. 2182.
57.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V02.04), p. 2183.
58.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] (G08.01), p. 1873-1874.
59.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V02.04), p. 2183.
60.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V02.04), p. 2182.
61.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V01.03), p. 2010.
62.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V02.02), p. 2111-2112.
63.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V01.03), p. 2011-2013.
64.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V02.02), p. 2110-2111.
65.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V02.04), p. 2183.
66.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V02.05), p. 2225.
67.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V02.01), p. 2104.
68.Proces-verbaal verstrekking [naam 12] (AH034), p. 1078-1082.
69.Proces-verbaal verstrekking jachthaven [jachthaven] (AH035), p. 1112.
70.Proces-verbaal bevindingen [naam 14] met bijlagen (AH082 en AH082-01), 1285-1287 en de facturen op p. 1293, p. 1298, p. 1315, p. 1316, p. 1318 en p. 1324-1330.
71.Excel-overzicht kasopstelling (AH149), p. 1799.
72.Relaas Proces-verbaal p. 39 en Excel-overzicht kasopstelling (AH149), p. 1795 en 1796.
73.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1991-1993.
74.Proces-verbaal verstrekking Belastingdienst met bijlagen (AH017, AH017-02, AH017-03 en AH017-04), p. 528 en p. 535-542.
75.Uitdraai AH017-42, p. 626.
76.Uitdraai AH017-38 t/m -40, p. 622-624.