ECLI:NL:RBGEL:2020:6243

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 november 2020
Publicatiedatum
25 november 2020
Zaaknummer
05/860546-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoontewitwassen, valsheid in geschrift en verboden wapenbezit in de zaak van verdachte te Lobith

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 12 november 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van gewoontewitwassen, valsheid in geschrift en verboden wapenbezit. De verdachte, geboren in 1978, werd beschuldigd van het witwassen van aanzienlijke bedragen door contante stortingen te doen op bankrekeningen in Nederland en Duitsland, en het aankopen van verschillende voertuigen en boten met vermoedelijk crimineel verkregen geld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van ruim zes jaar zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, deels samen met zijn vader. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte een verboden wapen voorhanden had en opzettelijk valse horloges in voorraad had. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, waaronder valsheid in geschrift, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk de hypotheekverstrekker heeft misleid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problemen. De rechtbank heeft ook beslag gelegd op de in beslag genomen goederen, waaronder boten en voertuigen, die als verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/860546-13
Datum uitspraak : 12 november 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] .
Raadsman: mr. S. Kriekaard, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 9 juni 2016, 15 december 2016, 15 oktober 2020, 16 oktober 2020 en 12 november 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging, kort gezegd het volgende ten laste gelegd:
- feit 1: het een gewoonte maken van witwassen door het doen van een aantal contante stortingen in Nederland en Duitsland en het contant betalen van een kampeerwagen, drie auto’s en achttien boten;
- feit 2: valsheid in geschrift
subsidiairoplichting;
- feit 3: het voorhanden hebben van verboden wapens;
- feit 4: het in voorraad hebben van valse horloges;
- feit 5: de diefstal
subsidiairde opzetheling
meer subsidiairde schuldheling en
nog meer subsidiairhet witwassen van een boot van het merk [merk 13] ;
- feit 6: de diefstal
subsidiairde opzetheling
meer subsidiairde schuldheling en
nog meer subsidiairhet witwassen van een boot van het merk [merk 26] .
Ten aanzien van alle feiten, met uitzondering van feit 4, is het verwijt dat verdachte dit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gedaan.
De volledige tenlastelegging wordt als bijlage bij dit vonnis opgenomen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Bij de politie zijn meldingen ontvangen over vermeende softdrugshandel door verdachte en zijn vader [medeverdachte] , medeverdachte. Van de opbrengst zouden auto’s en boten zijn gekocht. Mede naar aanleiding van deze meldingen zijn onder andere financiële gegevens opgevraagd en op 21 mei 2013 heeft een aantal zoekingen plaatsgevonden.
De rechtbank zal hieronder de ten laste gelegde feiten bespreken.
Feit 1 (witwassen)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen door de vindplaats van een bedrag van
€ 45.180,- te verhullen en een bedrag van ongeveer € 41.313,- voorhanden te hebben gehad en daarvan gebruik te hebben gemaakt door onder meer contante stortingen te doen op (buitenlandse) bankrekeningen en het aan te wenden voor de contante betaling van voer- en vaartuigen, terwijl hij wist dat deze bedragen en deze goederen grotendeels -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf. Verder heeft verdachte verhuld wie de rechthebbenden waren op een aantal vaartuigen.
Verdachte heeft zich gedurende een zeer lange tijd schuldig gemaakt aan witwassen en daarvan een gewoonte gemaakt.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, met overlegging van bankafschriften, naar voren gebracht, kort gezegd, dat aannemelijk is dat er op 1 januari 2007 startkapitaal was. Verder zijn er contante inkomsten gegenereerd door het opknappen en verkopen van auto’s en boten.
Beoordeling door de rechtbank
Toetsingskader
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier niet dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een specifiek strafbaar feit dat heeft geleid tot het ten laste gelegde gewoontewitwassen. Er heeft weliswaar een politieonderzoek plaatsgevonden naar de mogelijke betrokkenheid van verdachte bij hennepteelt, maar die zaak is in 2010 geseponeerd wegens onvoldoende bewijs.
De Hoge Raad hanteert in dergelijke gevallen (onder meer in het arrest van 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352) het volgende toetsingskader.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het openbaar ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden.
Indien de door het openbaar ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs.
Inleidende overwegingen
De rechtbank overweegt dat tijdens de zoeking in de loods aan de Beijenwaard 2 in Spijk, die bij verdachte en zijn vader in gebruik was [2] , een groot aantal boten en bijbehorende zaken zoals trailers en buitenboordmotoren is aangetroffen waarvan de totale waarde is getaxeerd op
€ 166.600,-. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij € 1.700,- netto per maand verdient [4] , dat hij van dat bedrag ongeveer € 650,- per maand overhoudt en dat hij daarmee spaart om later bijvoorbeeld privé boten te kunnen kopen en verder door te verkopen. [5]
Naar het oordeel van de rechtbank roept de waarde van de aangetroffen goederen, gelet op het inkomen van verdachte en zijn verklaring over het maandelijks voor sparen beschikbare bedrag, vragen op over de herkomst van het geld waarmee die goederen zijn betaald.
Kasopstelling
Het vermoeden dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen, de auto’s en de vaartuigen die in de tenlastelegging zijn vermeld, uit enig misdrijf afkomstig zijn, is door de officier van justitie (in belangrijke mate) gebaseerd op een kasopstelling, betrekking hebbende op de periode 1 januari 2007 tot en met 21 mei 2013.
Er is een eenvoudige kasopstelling gemaakt, waarbij is gekeken naar het verschil tussen de legale contante inkomsten en de contante uitgaven. Als het verschil negatief is, is sprake van contante ontvangsten van onbekende herkomst. Een negatieve kas is immers niet mogelijk: men kan niet meer contant uitgeven dan men aan contant geld beschikbaar heeft.
De kasopstelling die als uitgangspunt op pagina 8 van het requisitoir is opgenomen ziet er als volgt uit:
Beginsaldo 1 januari 2007 € 0,-
Contante ontvangsten € 116.430,-
Eindsaldo 21 mei 2013 € 0,-
Beschikbaar voor contante uitgaven € 116.430,-
Werkelijke contante uitgaven € 110.463,-
Contante uitgaven botenhandel € 54.030,-
Contante uitgave [merk 13] boot € 14.750,-
De negatieve kas, het verschil tussen de contante uitgaven (€ 179.243,-) en de contante inkomsten (€ 116.430,-), bedraagt volgens deze berekening € 62.813,-.
De rechtbank zal allereerst bespreken of het uit de kasopstelling voortvloeiende verschil tussen de contante ontvangsten en de contante uitgaven van verdachte juist is.
Contante ontvangsten
De verdediging heeft niet betwist dat in totaal een bedrag van € 95.780,- aan contant geld is opgenomen en een bedrag in contanten van in totaal € 20.650,- is ontvangen in verband met de verkoop van auto’s. [6] Ook de rechtbank gaat uit van de juistheid van die gegevens. De totale contante ontvangsten bedragen € 116.430,-. Dat bedrag was beschikbaar voor het doen van uitgaven.
Contante uitgaven
De rechtbank stelt vervolgens vast dat er stortingen hebben plaatsgevonden en dat er auto’s, boten en facturen contant zijn betaald. Op die posten zal de rechtbank hieronder ingaan. Daarbij overweegt zij dat de stortingen en de aankoop van enkele auto’s en boten specifiek in de tenlastelegging zijn opgenomen.
Stortingen
Er zijn in de ten laste gelegde periode stortingen gedaan op een Duitse bankrekening van verdachte ( [rekeningnummer 3] ). In totaal gaat het om een bedrag van € 45.180,-. [7] Ook zijn stortingen gedaan op Nederlandse bankrekeningen van verdachte. Dit betreft onder meer stortingen op
30 januari 2009 (€ 1.000,-) en 20 maart 2009 (€ 3.000,-) op rekening [rekeningnummer 1] . [8] Op 5 april 2011 is een bedrag van € 2.300,- gestort op diezelfde rekening en op 19 april 2011 een bedrag van € 3.000,-. Op 4 november 2011 is een bedrag van € 3.650,- op die rekening gestort [9] en op
15 mei 2012 een bedrag van € 2.100,-. [10] In totaal is op de Nederlandse bankrekeningen van verdachte (naast bovengenoemd nummer nog [rekeningnummer 2] [11] ) een bedrag van € 25.850,- gestort. [12]
Auto’s
- [merk 1] [kenteken 1]
Deze camper staat sinds 14 oktober 2009 op naam van verdachte. [13] Hij heeft verklaard de camper ongeveer vijf jaar geleden te hebben gekocht voor € 6.000,- contant. [14]
- [merk 2] [kenteken 2]
Tussen 1 december 2010 en 13 oktober 2012 heeft deze auto op naam van verdachte gestaan. [15]
De vermoedelijke aankoopwaarde was € 10.500,-. [16] Bij gebreke van concrete aanwijzingen dat dit anders is, en nu de verdediging het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de uitgave voor deze auto ook niet heeft betwist, zal de rechtbank ervan uitgaan dat verdachte
€ 10.500,- contant voor de auto heeft betaald.
- [merk 3] [kenteken 3]
Vanaf 4 november 2011 staat deze auto op naam van verdachte. [17] Hij heeft daarover verklaard dat hij deze auto samen met [naam 1] heeft gekocht voor € 1.500,-. Verdachte heeft daar
€ 750,- van betaald. [18]
- [merk 2] [kenteken 4]
Deze [merk 2] staat sinds 11 oktober 2012 op naam van verdachte. [19] Verdachte heeft verklaard dat hij € 10.750,- heeft betaald. [20] Volgens hem was dat per bank. De politie is nagegaan of deze transactie werd gedaan, maar deze mutatie is niet aangetroffen. [21] Daarom vindt de rechtbank ook in dit geval een contante betaling bewezen.
In totaal heeft verdachte een bedrag van € 28.000,- contant betaald voor de aanschaf van auto’s.
Boten
Op 21 mei 2013 zijn in de eerdergenoemde loods aan de Beijenwaard 2 onder meer boten aangetroffen, te weten een [merk 4] (reg.nr. [registratienummer 1] ), een [merk 5] (reg.nr. [registratienummer 2] ), een [merk 6] , een [merk 7] (reg.nr. [registratienummer 3] ), een [merk 8] (reg.nr. [registratienummer 4] ), een [merk 9] , een [merk 11] (reg.nr. [registratienummer 5] ), een [merk 12] (reg.nr. [registratienummer 6] ), een [merk 14] , een [merk 15] (reg.nr. [registratienummer 7] ), een [merk 16] , een [merk 17] , een [merk 18] (reg.nr. [registratienummer 8] ), een [merk 19] (reg.nr. [registratienummer 9] ), een [merk 20] (reg.nr. [registratienummer 10] ), een [merk 21] (reg.nr. [registratienummer 11] ), een [merk 22] (reg.nr. [registratienummer 12] ), een [merk 23] en een [merk 24] . [22]
Al eerder, op 20 december 2012, is de [merk 13] boot aangetroffen in een loods aan de
’s Gravenwaard 4 in Tolkamer. [23] [getuige 2] , de eigenaar van deze loods, heeft verklaard dat [medeverdachte] hem in september 2012 vroeg of hij twee boten kon stallen. Half oktober 2012 zag [getuige 2] dat [medeverdachte] twee boten in de hal had geplaatst. [24]
De rechtbank overweegt dat in de kasopstelling is uitgegaan van een bedrag van € 54.030,- aan contante uitgaven in verband met de aankoop van boten, waarbij het uitgangspunt is dat dit bedrag de helft is van het bedrag dat verdachte en zijn vader in totaal voor de aankoop van boten hebben uitgegeven. Volgens de officier van justitie moet dit bedrag worden verhoogd met de uitgave voor de [merk 13] boot (€ 14.750,-).
Ten aanzien van de in de loods aangetroffen boten overweegt de rechtbank het volgende.
- [merk 4] , reg.nr. [registratienummer 1]
Deze boot staat sinds 29 april 2013 op naam van [medeverdachte] . Hij heeft verklaard dat de boot van hem is en dat hij er € 2.500,- voor heeft betaald.
- [merk 5] , reg.nr. [registratienummer 2]
Verdachte heeft verklaard dat deze boot van hem is en dat hij er een paar maanden voor mei 2013 € 4.750,- contant voor heeft betaald. [25]
- [merk 6] / [merk 25]
Verdachte heeft verklaard dat deze boot van hem en zijn vader is en dat zij in 2012 € 1.500,- contant voor deze boot hebben betaald. [26]
- [merk 7] , reg.nr. [registratienummer 3]
Veldt heeft in mei 2013 verklaard dat hij deze boot ongeveer anderhalf jaar daarvoor heeft verkocht voor € 2.850,-. [27]
- [merk 8] , reg.nr. [registratienummer 4]
Verdachte heeft verklaard dat deze boot van hem en zijn vader is en dat zij er € 7.000,- contant voor hebben betaald. [28]
- [merk 9]
Over deze boot heeft verdachte verklaard dat deze van hem en zijn vader samen is. De boot staat al vijf of zes jaar in de loods en verdachte denkt dat ze er € 7.750,- contant voor hebben betaald. [29]
- [merk 11] , reg.nr. [registratienummer 5]
Verdachte en [medeverdachte] hebben niet verklaard over de aankoopsom van deze boot. De taxatiewaarde van de boot is € 3.000,-. [30] Bij gebreke van concrete aanwijzingen dat dit anders is, en nu de verdediging het in de tenlastelegging opgenomen bedrag van € 3.000,- niet heeft betwist, zal de rechtbank ervan uitgaan dat verdachte en [medeverdachte] € 3.000,- contant hebben betaald voor de boot.
- [merk 12] , reg.nr. [registratienummer 6]
Verdachte heeft verklaard dat deze boot van hem en zijn vader samen is en dat ze deze twee jaar geleden hebben gekocht voor € 6.250,- contant. [31]
- [merk 14]
Over de [merk 14] heeft verdachte in mei 2013 verklaard dat hij deze een maand of twee geleden heeft gekocht voor € 1.750,- contant. [32]
- [merk 15] , reg.nr. 38-25-Y
[naam 4] heeft verklaard de [merk 15] in augustus 2012 te hebben verkocht aan [verdachte] . De boot werd door verdachte en/of [medeverdachte] opgehaald. Zij betaalden in totaal
€ 2.000,- contant voor de boot. [33] De [merk 15] heeft op naam van [naam 3] , de toenmalige vriendin van verdachte, gestaan. Dat was omdat hij bij de aankoop geen legitimatiebewijs bij zich had. Bijna direct na de aankoop heeft hij de boot doorverkocht. Dat was in de zomer van 2012. [34] [medeverdachte] heeft verklaard dat deze boot niet van hem is. [35] Gelet op de verklaringen van verdachte en zijn vader neemt de rechtbank een bedrag van € 2.000,- mee in de kasopstelling van verdachte.
- [merk 16]
Over deze boot heeft verdachte verklaard dat zijn vader en hij deze vier jaar geleden hebben gekocht voor € 6.000,- contant. [36]
- [merk 17]
Verdachte heeft verklaard dat zijn vader en hij deze boot ongeveer vijf jaar geleden hebben gekocht voor € 3.000,- contant. [37]
- [merk 18] , reg.nr. [registratienummer 8]
[medeverdachte] heeft verklaard dat deze boot van verdachte is. [38] Verdachte heeft over de [merk 18] verklaard dat hij deze ongeveer zes jaar geleden heeft gekocht voor € 3.500,- contant. [39]
- [merk 19] , reg.nr. [registratienummer 9]
Volgens de verklaring van verdachte is deze boot van hem en zijn vader. Ze hebben er in de zomer van 2012 € 5.000,- contant voor betaald. [40]
- [merk 20] , reg.nr. [registratienummer 10]
Over deze boot heeft verdachte verklaard dat hij en zijn vader deze ongeveer anderhalf jaar in bezit hebben. Hij denkt dat ze de boot voor € 3.000,- contant hebben gekocht. [41]
- [merk 21] , reg.nr. [registratienummer 11]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij in de lente van 2010, in mei ofzo, een [merk 21] heeft gekocht. Dat was van een oudere man, aan de dijk bij de steenfabriek in Spijk. [getuige] denkt dat hij tussen de € 2.000,- en € 2.500,- heeft betaald. De boot heeft een tijdje achter zijn woning gelegen en in juli 2010 heeft [getuige] de boot te water gelaten in Lathum. Twee dagen heeft hij met de boot gevaren en toen ging de motor stuk. [getuige] heeft contact opgenomen met de man uit Spijk, die de boot voor € 1.500,- heeft teruggekocht. [getuige] denkt dat dat in juli 2010 is geweest. [42]
De [merk 21] is volgens verdachte van hem en zijn vader. [43]
- [merk 22] , reg.nr. [registratienummer 12]
Verdachte heeft in mei 2013 verklaard dat deze boot van hem en zijn vader is en dat ze deze drie jaar geleden voor € 7.000,- hebben gekocht. [44]
- [merk 23]
Volgens verdachte is deze boot van hem. De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet volgt wanneer en voor welk bedrag deze boot is aangekocht.
- [merk 13] boot
[medeverdachte] heeft deze boot in juni 2012 gekocht voor € 29.500,- contant. Van dat bedrag heeft hij € 4.000,- van verdachte gebruikt. [45] Ter zake de gestelde lening ontbreekt iedere onderbouwing. Onaannemelijk is ook dat deze (beweerdelijke) lening tot op heden, en dus ook niet in de periode na de aankoop van de [merk 13] boot, in welke periode de (gezamenlijke) botenhandel is voortgezet, niet zou zijn terugbetaald. De rechtbank zal er daarom van uitgaan dat verdachte € 4.000,- heeft bijdragen aan deze boot, zonder dat daar enige terugbetalingsverplichting voor [medeverdachte] tegenover staat.
De rechtbank overweegt dat verdachte onder feit 3 primair wordt verweten dat hij de [merk 13] heeft gestolen. Van dat feit zal de rechtbank hem integraal vrijspreken, zoals bij de bespreking van feit 3 verder zal worden gemotiveerd. Voor de kasopstelling betekent dit dat de rechtbank een bedrag van € 4.000,- als uitgave van verdachte zal meenemen.
Tussenconclusie boten
Uit het voorgaande volgt dat verdachte een bedrag van € 4.750,- heeft betaald voor de [merk 5]
, € 1.750,- voor de [merk 14] , € 3.500,- voor de [merk 18] en € 2.000,- voor de [merk 15] . Verder heeft hij een bedrag van € 4.000,- bijgedragen aan de door zijn vader gekochte [merk 13] .
De [merk 4] is van de vader van verdachte. Niet bewezen kan worden dat verdachte heeft bijgedragen aan de betaalde aankoopsom. De aankoopsom van de boot wordt daarom bij de kasopstelling van verdachte buiten beschouwing gelaten. Datzelfde geldt voor de [merk 23] omdat niet duidelijk is wanneer en voor welk bedrag deze boot is aangekocht. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het witwassen ten aanzien van de in tenlastelegging opgenomen [merk 4] en [merk 23] .
De overige boten zijn van verdachte en zijn vader samen. Verdachte heeft daarover verklaard dat het klopt dat als hij samen met zijn vader een boot koopt, ze ieder de helft van de prijs betalen. [46] Dit betekent dat de helft van de voor die boten betaalde bedragen als uitgaven bij verdachte in de kasopstelling worden meegenomen. Dit betreft een bedrag van € 26.925,-. In totaal heeft verdachte een bedrag van € 42.925,- betaald voor de aanschaf van de boten.
Zoals hiervoor is overwogen, neemt de rechtbank ten aanzien van een aantal boten aan dat deze niet door verdachte en [medeverdachte] gezamenlijk zijn aangekocht en gezamenlijke eigendom waren (en ten aanzien van de [merk 13] boot dat verdachte daaraan slechts een geringe bijdrage heeft geleverd). In reactie op het afwijkende standpunt hierover van de officier van justitie (uitgezonderd haar standpunt over de boot [merk 4] ) overweegt de rechtbank in dit verband nog als volgt. Verdachte en [medeverdachte] hebben over een aantal boten verklaard dat zij deze samen hebben aangekocht en over een (kleiner) aantal boten dat deze door een van hen beiden zijn aangekocht en dus slechts van een van hen beiden waren. De rechtbank ziet geen aanleiding om de juistheid van de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] , specifiek over de boten die van een van hen beiden waren, in twijfel te trekken. Ook waar het gaat om de andere boten gaat zij immers uit van de juistheid van de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] . Daarbij komt dat het dossier ook geen bewijs biedt dat de gang van zaken anders is geweest, meer in het bijzonder dat verdachte en [medeverdachte] , over en weer, wel hebben bijgedragen aan de aankoop van de boten waarvan zij stellen dat die slechts door een van hen zijn aangekocht.
Overige contante uitgaven in verband met de boten
Verdachte heeft verklaard een drietal motorblokken te hebben gekocht. Voor elk blok is
€ 500,- contant betaald. Twee van de blokken zijn twee of drie jaar geleden gekocht; het derde blok was van een sloopboot die [medeverdachte] en verdachte drie of vier jaar geleden hebben gekregen; alleen voor het motorblok is toen betaald. [47]
Tussen 5 mei 2009 en 28 november 2012 is een aantal facturen van [naam 5] watersport contant betaald. Dit zijn facturen op naam van verdachte dan wel [bedrijf 1] (het bedrijf van verdachte [48] ). In totaal gaat het om een contant betaald bedrag van € 7.052,72. [49]
Op 11 november 2011 is een factuur van Jachthaven [jachthaven] aan [bedrijf 1] van € 900,- contant betaald. [50]
Daarnaast zijn er facturen van [bedrijf 2] contant betaald. Tussen 7 mei 2009 en 30 mei 2012 gaat het om een totaalbedrag van € 11.965,48. De facturen stonden op naam van [medeverdachte] dan wel [bedrijf 1] . [51]
Ten slotte zijn er facturen contant betaald van [bedrijf 3] (€ 99,40), [bedrijf 4] (€ 38,67) en [bedrijf 5] (€ 30,-). [52]
Daarmee is in totaal een bedrag van € 21.586,27 contant betaald. De rechtbank zal de helft van dit bedrag, te weten € 10.793,13, meenemen in de kasopstelling van verdachte.
Overige contante uitgaven van verdachte
Tussen 16 mei 2008 en 30 april 2013 zijn voor in totaal € 3.933,29 rekeningen contant betaald bij [bedrijf 6] , [bedrijf 7] , [bedrijf 8] , [bedrijf 9] , [bedrijf 10] , [bedrijf 11] , [bedrijf 12] , [bedrijf 5] , [bedrijf 13] en [bedrijf 14] . [53]
Conclusie van de rechtbank met betrekking tot de kasopstelling
Zoals eerder is vastgesteld was een bedrag van € 116.430,-. beschikbaar voor het doen van contante uitgaven.
Contante uitgaven
Stortingen € 71.030,-
Contante betalingen auto’s € 28.000,-
Contante betalingen boten € 42.925,-
Overige contante betalingen boten € 10.793,13
Overige contante betalingen € 3.933,29
Totale contante uitgaven € 156.681,42
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat er meer contante uitgaven dan contante inkomsten zijn geweest. Het verschil bedraagt € 40.251,42.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt dit verschil een vermoeden van witwassen.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij contante inkomsten heeft uit zijn onderneming in verband met bemiddeling bij en aan- en verkoop van boten, [bedrijf 1] . Verder heeft hij wel eens contant geld van zijn oma gekregen en van zijn ouders geleend. Ter zitting is naar voren gebracht dat verdachte op 1 januari 2007 wel beschikte over een startkapitaal, anders dan bij de kasopstelling als uitgangspunt is genomen.
De rechtbank zal, gelet op het eerder weergegeven toetsingskader, beoordelen of deze verklaringen concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
De rechtbank overweegt dat het best zo kan zijn dat verdachte op 1 januari 2007 beschikte over vermogen, maar dat hij op die datum contant geld had, zoals relevant is voor de kasopstelling die ten grondslag ligt aan de verdenking van witwassen, is niet gebleken. Over de gift(en) van zijn oma en de leningen van zijn ouders heeft verdachte verklaard dat hier geen documentatie van is. [54] Dit betekent dat deze verklaringen niet concreet en min of meer verifieerbaar zijn.
De rechtbank constateert verder dat de politie verdachte niet specifiek heeft bevraagd over de verkoop van boten in de ten laste gelegde periode. Hoewel uit de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] volgt dat er ook boten werden verkocht, waarmee dan (na het door hemzelf en zijn vader verrichte opknapwerk) enige winst werd gegenereerd, en dit de rechtbank op zichzelf ook niet hoogst onwaarschijnlijk voorkomt, heeft verdachte dit op geen enkele manier geconcretiseerd. Er is geen min of meer verifieerbare informatie verstrekt over wanneer welke boot voor welk bedrag aan wie is verkocht. Ditzelfde geldt voor de contante inkomsten van verdachte uit zijn onderneming. Volgens verdachte was veelal sprake van contante betalingen en werden er geen bonnen of kwitanties opgemaakt, en is ook niet op een andere manier een administratie bijgehouden. Daarmee ook ontbreekt ook op dit punt enige concretisering en min of meer verifieerbare informatie.
De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte weliswaar geen hoogst onwaarschijnlijke verklaringen heeft gegeven, maar dat deze niet concreet en min of meer verifieerbaar zijn waar het gaat om de herkomst van de geldbedragen die tijdens de bewezenverklaarde periode contant zijn gestort en uitgegeven. Dit betekent dat er voor het openbaar ministerie geen reden was meer of ander onderzoek te doen.
De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek van de verdediging om nader onderzoek te (laten) doen naar de beschikbare bankafschriften af, omdat niet valt in te zien welk onderzoek, relevant voor de contante geldstroom in de ten laste gelegde periode, zou kunnen plaatsvinden naar aanleiding van die gegevens.
De rechtbank komt tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat de gestorte geldbedragen en de contant betaalde auto’s en boten onmiddellijk respectievelijk middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist. Op basis van de eerder opgenomen bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank bewezen dat verdachte een geldbedrag en auto’s en boten heeft verworven en voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of daarvan gebruik heeft gemaakt.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet verborgen of verhuld wie de eigenaar van enkele boten was. Weliswaar zijn op Marktplaats.nl meerdere e-mailadressen en namen gebruikt, maar alle advertenties zijn te herleiden tot het telefoonnummer van verdachte. Hij heeft hierover verklaard dat hij meerdere e-mailadressen gebruikt in verband met problemen met zijn (toenmalige) schoonfamilie. Ook uit de overige door de officier van justitie genoemde omstandigheden, zoals de omstandigheid dat de [merk 15] op naam van [naam 3] is geregistreerd, volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat sprake van een doelbewuste constructie om te verhullen of verbergen wie de rechthebbende op een bepaalde boot was. Van dat onderdeel zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Medeplegen
Naar het oordeel van de rechtbank is deels sprake van medeplegen. Daarbij is van belang dat uit de hierboven opgenomen verklaringen volgt dat een groot deel van de boten door verdachte en zijn vader samen is betaald en zij samen de loods aan de Beijenwaard 2 in Spijk gebruikten voor de opslag van de boten. Ook heeft verdachte verklaard dat zijn vader en hij de spullen meestal samen haalden. [55] De rechtbank overweegt verder dat de vader van verdachte samen met een hypotheekadviseur de herfinanciering van verdachtes woning heeft geregeld. [56] Naar het oordeel van de rechtbank was [medeverdachte] dus op de hoogte van de financiële situatie van verdachte.
[medeverdachte] werkte (in mei 2013) al 15 jaar niet meer en ontvangt sindsdien een uitkering. [57]
Ook verdachte heeft dit geweten. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte en zijn vader van elkaar wisten dat het geld dat contant is betaald voor de boten die zij samen hebben gekocht, van misdrijf afkomstig was. Voor zover het gaat om deze boten is dan ook sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
Gewoontewitwassen
Gelet op de totale hoogte van het witgewassen geldbedrag, de frequentie en de periode van ruim zes jaar, is de rechtbank van oordeel dat verdachte, deels samen met zijn vader, een gewoonte heeft gemaakt van witwassen.
Eindconclusie
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 (valsheid in geschrift)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat hij wetenschap had van de valsheid van de inhoud van de inkomensverklaring. Ook kan het vereiste oogmerk niet bewezen worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat de handtekening niet van verdachte is. Hij heeft deze stukken niet onder ogen gehad en heeft vertrouwd op zijn ouders en hypotheekadviseur [naam 6] . Dit kan hem in strafrechtelijke zin niet worden verweten. Er kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat verdachte te goeder trouw heeft gehandeld. Daarom moet vrijspraak volgen.
Beoordeling door de rechtbank
Uit informatie van de Belastingdienst volgt dat het inkomen van verdachte beduidend minder bedroeg dan het in de inkomensverklaring en de aanvraag voor het verkrijgen van de hypotheek vermelde bedrag van € 48.600,-. Het betreft naar het oordeel van de rechtbank een (zoals hierna zal blijken opzettelijk) valselijk opgemaakte inkomensverklaring.
De rechtbank constateert dat verdachte vaag en wisselend is in zijn verklaringen over het wel of niet ondertekenen van de inkomensverklaring. Hij heeft onder meer verklaard dat het zou kunnen dat hij iets heeft getekend zonder het te lezen. Gelet op de bij de politie afgelegde verklaring van [medeverdachte] dat verdachte heeft getekend en de verklaring van [naam 6] dat niemand anders in aanmerking komt om die handtekening te zetten, is de rechtbank van oordeel dat er geen aanleiding is om eraan te twijfelen dat het verdachte is geweest die de inkomensverklaring heeft ondertekend. Verdachte heeft die inkomensverklaring ondertekend en dus ook onder ogen gehad, waarbij het daarin vermelde onjuiste inkomen, dat aanzienlijk hoger was dan zijn werkelijke inkomen, hem niet kan zijn ontgaan. Daarmee mag tevens worden aangenomen dat hij weet had van de valsheid van de inkomensverklaring.
Voor een bewezenverklaring van valsheid in geschrift is echter ook vereist dat verdachte het oogmerk had om de inkomensverklaring te (doen) gebruiken door deze als echt en onvervalst te (doen) verstrekken aan [hypotheekverstrekker 1] en deze hypotheekverstrekker op die manier te misleiden. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier volgt dat [medeverdachte] samen met hypotheekadviseur [naam 6] de herfinanciering van de woning van verdachte heeft voorbereid. [naam 6] zou de papieren regelen en verdachte hoefde alleen nog maar te tekenen, zo heeft [medeverdachte] verklaard. [naam 6] heeft verklaard dat hij een oplossing zocht omdat het inkomen van verdachte niet hoog genoeg was en dacht die gevonden te hebben door de inkomsten van [medeverdachte] en zijn echtgenote op te tellen bij het inkomen van verdachte. Gelet op deze gang van zaken, waarbij verdachte niet lijkt te zijn betrokken bij de door [naam 6] gekozen en voorgestelde, maar niet toegestane, constructie en verdachte enkel lijkt te zijn afgegaan op de telefonische mededeling dat alles geregeld en in orde was, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen dat verdachte het oogmerk heeft gehad op misleiding van de hypotheekverstrekker. Van het bestaan van een zodanig oogmerk blijkt uit de bewijsmiddelen niet. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van zowel het primaire als het subsidiaire feit.
Feit 3 (verboden wapenbezit)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot het stroomstootwapen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Van het voorhanden hebben van het dubbelloops hagelgeweer moet verdachte worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Gelet op de verklaring van [medeverdachte] dat het dubbelloops hagelgeweer, dat in de loods is aangetroffen, van hem is, zal de rechtbank verdachte van het voorhanden hebben daarvan vrijspreken. Daarvoor is geen bewijs.
Ten aanzien van het stroomstootwapen is verdachte een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het verslag van binnentreden in de woning aan de [adres] met bijbehorende
lijst met inbeslaggenomen goederen (AH043 en AH043-01), p. 1201-1204;
- het proces-verbaal Wet Wapens en Munitie (AH098), p. 1460-1461;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 oktober 2020.
De rechtbank komt niet tot bewezenverklaring van het medeplegen zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Feit 4 (valse horloges)
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan alleen een bewezenverklaring volgen voor het horloge met de merknaam ‘ [merk 27] ’. Van het horloge met de merknaam ‘ [merk 28] ’ is niet duidelijk waar het is aangetroffen en van de twee horloges met de merknaam ‘ [merk 29] ’ is geen beoordeling met betrekking tot de valsheid voorhanden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vier horloges overduidelijk vals zijn, maar dat verdachte moet worden vrijgesproken gelet op het bepaalde in artikel 337, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Beoordeling door de rechtbank
Op 21 mei 2013 zijn in de woning van verdachte twee horloges met de merknaam ‘ [merk 29] ’ en één horloge met de merknaam ‘ [merk 27] ’ aangetroffen. [58] In het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de aangifte merkenvervalsing staat verder dat er een horloge met de merknaam ‘ [merk 28] ’ is aangetroffen in de [merk 2] van verdachte, die stond geparkeerd op de inrit van diens woning. [59] Dit past bij de vermelding van een horloge met de merknaam ‘ [merk 28] ’ op het ‘Overzicht goederen’ [60] en de verklaring van verdachte ter zitting dat er ook een horloge in zijn auto is gevonden. [61]
In het hierboven genoemde proces-verbaal zijn de vier horloges beschreven en is vermeld dat de verbalisant, omdat hij het vermoeden had dat het om vervalsingen ging, foto’s van de betreffende horloges heeft verzonden naar de coöperatieve vereniging [vereniging] , waarna hij de bevestiging kreeg dat het om vervalsingen ging. [62] De rechtbank leidt uit deze bewoordingen af dat deze conclusie is getrokken ten aanzien van alle vier horloges. In dit verband is ook van belang dat [vereniging] namens [merk 28] en [merk 27] heeft aangifte gedaan, waarbij is vermeld dat is vastgesteld dat sprake is van vervalsingen, [63] en dat ook namens [merk 29] aangifte is gedaan. [64]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de horloges heeft gekregen van vrienden die in Spanje op vakantie waren geweest. Hij nam aan dat ze niet echt waren. [65]
Gelet op het bovenstaande vindt de rechtbank bewezen dat verdachte op 21 mei 2013 opzettelijk vier valse horloges in voorraad heeft gehad. Op het beroep op artikel 337, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht zal de rechtbank ingaan bij de vraag naar de strafbaarheid van verdachte.
Feit 5 ( [merk 13] boot)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. [medeverdachte] heeft zich ten aanzien van deze boot schuldig gemaakt aan witwassen door de vindplaats van de van misdrijf (verduistering) afkomstige boot te verhullen. Bewijs dat verdachte hieraan een actieve bijdrage heeft geleverd is er echter niet.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daarbij naar voren gebracht dat [medeverdachte] de [merk 13] boot heeft gekocht. De enkele opmerking van [naam 7] van enkele maanden daarna dat hij de eigenaar is, betekent niet dat verdachte een onderzoeksplicht had of moest vermoeden dat de boot van misdrijf afkomstig was.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat zijn vader de [merk 13] begin juni 2012 voor € 29.500,- contant heeft gekocht van [naam 1] . [medeverdachte] kreeg toen sleutels en een kopie van de ‘Bootschein’.
In november 2012 heeft [naam 7] tegen verdachte gezegd dat hij de eigenaar is van de [merk 13] . Hij zou de boot in 2010 hebben gekocht van [naam 1] en diens partner [naam 9] . Vervolgens zijn in Duitsland rechtszaken gevoerd over de eigendom van de boot. Wat daar verder ook van zij, dat verdachte (samen met zijn vader) de [merk 13] heeft gestolen, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de beschikbare bewijsmiddelen niet. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het primaire feit.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte de [merk 13] niet heeft verworven of voorhanden gehad. Hij is in november 2012 enkel aanwezig geweest bij het uit het water halen van de boot. Dat hij daarmee een bijdrage heeft geleverd aan het verhullen van de vindplaats van de (volgens de officier van justitie verduisterde) boot, kan niet bewezen worden. Ook [medeverdachte] zal van dit (ook in zijn geval als nog meer subsidiair ten laste gelegde) witwasfeit worden vrijgesproken.
Ook de overige onder 5 ten laste gelegde feiten kunnen daarom niet worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
Feit 6 ( [merk 26] boot)
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Verdachte heeft samen met zijn vader de loods in Spijk in gebruik gehad en heeft de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij een goed afkomstig van misdrijf, voorhanden heeft gehad.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
De [merk 26] die op 21 mei 2013 in de loods in Spijk is gevonden, is nader onderzocht. Op de boot is een Craft Identification Number (CIN) gevonden, te weten [CIN 1] , waarvan de politie heeft geconstateerd dat dit op de juiste plaats, maar niet op de juiste wijze was aangebracht. De vorm van het CIN week af van de CIN’s die door [merk 26] worden aangebracht en het CIN is niet door de fabrikant van [merk 26] afgegeven. Dat CIN is vervalst, dan wel valselijk aangebracht, aldus de verbalisanten. Vervolgens is nader onderzoek gedaan waarbij nog een ander kenmerk waaruit de juiste identiteit van de boot kan worden afgeleid, is aangetroffen op de plaats en wijze waarop de fabrikant dit standaard doet. Dit kenmerk past bij een [merk 26] met CIN [CIN 2] . Verder is de naam ‘ [naam 11] ’ zichtbaar geworden. Uit contact met dit bedrijf is gebleken dat de boot met CIN [CIN 2] is verkocht aan [naam 10] en dat de boot in 2011 is gestolen in Blokzijl. In het politiesysteem is één aangifte gevonden van de diefstal van een [merk 26] . Deze concept-aangifte is gedaan door [naam 10] , die op 21 november 2011 heeft geconstateerd dat zijn [merk 26] is gestolen uit een schuur in Blokzijl. In de concept-aangifte is weliswaar een ander CIN vermeld, te weten [CIN 3] , maar naar het oordeel van de rechtbank mag worden aangenomen dat sprake is van een foutieve vermelding en volgt uit de overige omstandigheden dat de [merk 26] die in Spijk is aangetroffen, in 2011 is gestolen van [naam 10] . Dat verdachte hierbij betrokken is geweest, volgt op geen enkele wijze uit het dossier.
De rechtbank overweegt dat [medeverdachte] heeft ingestemd met het stallen van de [merk 26] in de loods in Spijk. Verdachte is daarbij niet betrokken geweest.
Volgens de officier van justitie kan het valse CIN verdachte niet zijn ontgaan. Dat voor verdachte duidelijk moest zijn dat het CIN op de [merk 26] niet juist was, is naar het oordeel van de rechtbank niet evident. De beschrijving in het proces-verbaal is zo algemeen dat het niet duidelijk is op basis van welke concrete vaststelling(en) de politie concludeert dat de vorm van het CIN afwijkt van de CIN’s die door [merk 26] worden aangebracht en dat het CIN niet door de fabrikant van [merk 26] is afgegeven. De rechtbank concludeert dat het betreffende proces-verbaal en de overige inhoud van het procesdossier ten aanzien van de [merk 26] onvoldoende bewijs bieden voor het oordeel dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat de [merk 26] , die in de loods gestald stond, van misdrijf afkomstig was.
Gelet op het bovenstaande zal verdachte van dit feit worden vrijgesproken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
een of meertijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 1 januari 2007 tot en met 21 mei 2013, te Lobith, in de gemeente Rijnwaarden, en/althans (elders) in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderenen/althans alleen,
(telkens
) van een voorwerp, te weten:
-
een of meergeldbedrag
(en
), en
/of
- een kampeerwagen (merk [merk 1] , kenteken [kenteken 1] ), en
/of
- een personenauto (merk [merk 2] , kenteken [kenteken 2] ), en
/of
- een personenauto (merk [merk 3] , kenteken [kenteken 3] ), en
/of
- een personenauto (merk [merk 2] , kenteken [kenteken 4] ), en
/of
- een boot ( [merk 4] , reg.nr. [registratienummer 1] ), en/of
- een boot ( [merk 5] , reg.nr. [registratienummer 2] ), en
/of
- een boot ( [merk 6] / [merk 25] ), en
/of
- een boot ( [merk 7] , reg.nr. [registratienummer 3] ), en
/of
- een boot ( [merk 8] , reg.nr. [registratienummer 4] ), en
/of
- een boot ( [merk 9] ), en
/of
- een boot ( [merk 11] , reg.nr. [registratienummer 5] ), en
/of
- een boot ( [merk 12] , reg.nr. [registratienummer 6] ), en
/of
- een boot ( [merk 14] ), en
/of
- een boot ( [merk 15] , reg.nr. [registratienummer 7] ), en
/of
- een boot ( [merk 16] ), en
/of
- een boot ( [merk 17] ), en
/of
- een boot ( [merk 18] , reg.nr. [registratienummer 8] ), en
/of
- een boot ( [merk 19] , reg.nr. [registratienummer 9] ), en
/of
- een boot ( [merk 20] , reg.nr. [registratienummer 10] ), en
/of
- een boot ( [merk 21] , reg.nr. [registratienummer 11] ), en
/of
- een boot ( [merk 22] , reg.nr. [registratienummer 12] ), en
/of
- een boot ( [merk 23] ),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) en/of goed(eren) was/waren en/of bovenomschreven geldbedrag(en) en/of goed(eren)heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of en/althans van die
/datgeldbedrag
(en
)en
/ofgoed
(eren) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en
/ofzijn mededader
(s)wist
(en
) dan wel redelijkerwijs kon(den) vermoedendat bovenomschreven geldbedrag
(en
)en
/ofgoed
(eren
)- onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig
was/waren uit
vermogensdelicten en/of de teelt/handel in verdovende middelen en/of uitenig
(e) ander(e)misdrijf
/ven
(immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader
(s):
* in
of omstreeksde periode van 1 januari 2007 tot en met 24 mei 2012
een of meercontante storting
(en
)gedaan op de Duitse bankrekening nr. [rekeningnummer 3] (tot een totaal bedrag van euro 45.180,--), en
/of
* in
of omstreeksde periode van 1 januari 2009 tot en met 21 mei 2013
een of meercontante storting
(en
)gedaan op de bankrekeningen nrs. [rekeningnummer 2] en/of [rekeningnummer 1]
en/of [rekeningnummer 4] en/of [rekeningnummer 5](tot een totaal bedrag van euro 25.850,--), en
/of
* op of omstreeks 14 oktober 2009 een contante betaling gedaan van euro 6.000,-- betreffende de aankoop van een auto, merk [merk 1] kenteken [kenteken 1] , en
/of
* op of omstreeks 1 december 2010 een contante betaling gedaan van euro 10.500,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk 2] , kenteken [kenteken 2] , en
/of
* op of omstreeks 4 november 2011 een contante betaling gedaan van euro 750,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk 3] , kenteken [kenteken 3] , en/of
* op of omstreeks 11 oktober 2012 een contante betaling gedaan van euro 10.750,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk 2] , kenteken [kenteken 4] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 2.700,--, althans 2.500,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 4] , reg.nr. [registratienummer 1] , en/of
* een contante betaling gedaan van
euro 8.000,--, althanseuro 4.750,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 5] , reg.nr. [registratienummer 2] , en
/of
* een contante betaling gedaan van euro 1.500,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 6] , en
/of
* een contante betaling gedaan van euro 2.850,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 7] , reg.nr. [registratienummer 3] , en
/of
* een contante betaling gedaan van euro 7.000,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 8] , reg.nr. [registratienummer 4] , en
/of
* een contante betaling gedaan van euro 7.750,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 9] , en
/of
* een contante betaling gedaan van euro 3.000,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 11] , reg.nr. [registratienummer 5] , en
/of
* een contante betaling gedaan van
euro 6.600,--, althanseuro 6.250,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 12] , reg.nr. [registratienummer 6] , en
/of
* een contante betaling gedaan van euro 1.750,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 14] , en
/of
* een contante betaling gedaan van euro 2.000,--
, althans euro 400,--,betreffende de aankoop van de boot [merk 15] , reg.nr. [registratienummer 7] , en
/of
* een contante betaling gedaan van euro 6.000,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 16] , en
/of
* een contante betaling gedaan van euro 3.000,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 17] , en
/of
* een contante betaling gedaan van euro 3.500,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 18] , reg.nr. [registratienummer 8] , en
/of
* een contante betaling gedaan van
euro 8.500,--, althanseuro 5.000,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 19] , reg.nr. [registratienummer 9] , en
/of
* een contante betaling gedaan van euro 3.000,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 20] , reg.nr. [registratienummer 10] , en
/of
* een contante betaling gedaan van
euro 2.000,--, althanseuro 1.500,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 21] , reg.nr. [registratienummer 11] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 7.000,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 22] , reg.nr. [registratienummer 12] ,
en/of
* een contante betaling gedaan van euro 2.800,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 23] ,
en verdachte (tezamen met zijn mededader
(s)) van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
3.
hij op
of omstreeks21 mei 2013 te Lobith
en/of Spijk, in de gemeente Rijnwaarden
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
- in een woning aan [adres] te Lobith een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht
(ordner 4, pag 1460), en/of
- in een loods aan de Beijenwaard te Spijk een (vuur)wapen van categorie III onder onder 1, te weten een dubbelloops hagel geweer (ordner 4, pag 1463),
(telkens)voorhanden heeft gehad;
4.
hij op
of omstreeks21 mei 2013 te Lobith, in de gemeente Rijnwaarden, opzettelijk
a.valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken
, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien, en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst, en/of
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertoonden,
te weten
een of meerhorloge
(s
)met de merknaam en/of het beeldmerk " [merk 29] " en/of " [merk 27] " en/of " [merk 28] ", in voorraad heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Met betrekking tot feit 1 en onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 2014 (ECLI:NL:HR:2014:2913) overweegt de rechtbank dat het enkel storten van een geldbedrag op een eigen rekening, zonder dat sprake is van (overige) gedragingen van de verdachte, gericht op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dit geldbedrag, niet zonder meer als witwassen kan worden gekwalificeerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van handelingen die gericht waren op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de gestorte geldbedragen. Naar het oordeel van de rechtbank is ook het slechts storten van eigen geld op een Duitse bankrekening in dit geval geen verbergende of verhullende handeling. Verdachte is immers woonachtig in de grensstreek, had een Duitse partner en een zoon die in Duitsland wonen en bovendien stond de rekening gewoon op zijn naam. Dit betekent dat het onder 1 bewezenverklaarde, voor zover het gaat om de gestorte bedragen van in totaal € 71.030,- niet kan worden gekwalificeerd als strafbaar feit. Verdachte dient daarom voor dat geldbedrag te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voor het overige levert het bewezenverklaarde op:
feit 1:medeplegen van gewoontewitwassen
en
gewoontewitwassen;
feit 3:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 4:opzettelijk valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken in voorraad hebben, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

Met betrekking tot feit 4 overweegt de rechtbank dat de verdediging een beroep heeft gedaan op artikel 337, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, waarin is vermeld dat niet strafbaar is hij die enkele waren, onderdelen daarvan of merken als omschreven in het eerste lid in voorraad heeft uitsluitend voor eigen gebruik.
Verdachte heeft verklaard dat hij de vier horloges zelf heeft gebruikt. Omdat er geen aanwijzingen zijn voor het tegendeel en het om een gering aantal horloges gaat, waarvan zeker één beschadigd was, is de rechtbank van oordeel dat het beroep op deze strafuitsluitingsgrond slaagt. Verdachte zal voor dit feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Voor het overige is verdachte strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die zijn strafbaarheid uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van
€ 50.000,-.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de forse overschrijding van de redelijke termijn. Verder is beschreven welke gevolgen de inval en de hele strafzaak op verdachte hebben (gehad). Dit betreft niet alleen financiële en relationele gevolgen, maar verdachte heeft ook psychische problemen en is daarvoor onder behandeling.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim zes jaar schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen, deels samen met zijn vader. Het witwassen van geld heeft een ontwrichtende werking op de integriteit van het financieel en economisch verkeer. Dat rekent de rechtbank verdachte aan. Hij heeft daarnaast een verboden wapen voorhanden gehad.
De rechtbank overweegt dat er geen oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht is met betrekking tot witwassen. In witwaszaken wordt daarom ook wel gekeken naar het oriëntatiepunt Fraude. Uitgaande van het negatieve verschil van de kasopstelling van iets meer dan € 40.000,- geldt dan als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden dan wel een taakstraf (bij een benadelingsbedrag van € 10.000,- tot € 70.000,-).
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn zeer fors is overschreden. Van een bijzondere omstandigheid die die overschrijding zou kunnen rechtvaardigen is naar haar oordeel geen sprake. Als in dit geval binnen de redelijke termijn tot strafoplegging zou zijn gekomen was, in aanmerking nemende voormeld oriëntatiepunt, het bedrag van € 40.000,- en de duur van de pleegperiode, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van in ieder geval vier maanden zonder meer passend geweest. Oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan echter, gelet op de forse termijnoverschrijding, niet meer aan de orde zijn. Afgezet tegen een te hanteren uitgangspunt van vier maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, acht de rechtbank een geldboete van € 50.000,-, zoals door de officier van justitie geëist, niet in proportie en aanzienlijk te hoog. Daarbij weegt ook mee dat de rechtbank tot een minder vergaande bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en bovendien, meer dan de officier van justitie lijkt te doen, rekening wil houden met het feit dat de behandeling van de strafzaak jarenlang op zich heeft laten wachten, met de nodige nadelige gevolgen voor verdachte van dien, zoals ter terechtzitting is gebleken. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de krappe financiële situatie van verdachte en de omstandigheid dat hij op dit moment psychische problemen heeft, waarvoor hij psychiatrische behandeling ondergaat.
Gebleken is dat verdachte in staat is een werkstraf te verrichten. De rechtbank acht, alles afwegende, de maximale taakstraf van 240 uur passend en zal deze opleggen.

8.Het beslag

De rechtbank stelt op basis van de door de officier van justitie verstrekte beslaglijst van
11 september 2020 vast dat er nog beslag rust op enkele onder verdachte in beslag genomen goederen. Volgens de beslaglijst zijn de boten en de overige tijdens de zoeking aangetroffen goederen onder [medeverdachte] in beslag genomen. Uit het dossier volgt dat deze goederen ook onder verdachte in beslag zijn genomen. Van een deel van die goederen volgt uit het dossier dat ze zijn vervreemd (AH125). Dit betekent echter niet dat er geen beslissing over het beslag moet volgen.
De rechtbank ziet reden voor verbeurdverklaring van de boten die op de tenlastelegging van verdachte staan vermeld en van de overige boten, aanhangers en buitenboordmotoren die op de beslaglijst staan. Deze goederen zijn immers bij dezelfde zoeking aangetroffen en naar het oordeel van de rechtbank moeten al deze goederen worden aangemerkt als voorwerpen die aan verdachte toebehoren of die hij geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen. Die conclusie trekt de rechtbank ook ten aanzien van de [merk 2] met kenteken [kenteken 4] .
Gelet op de vrijspraak van verdachte voor feit 2 beslist de rechtbank dat de woning aan de [adres] dient te worden teruggegeven aan de rechthebbende.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

Feit 2
[bank] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding. In de vordering is beschreven dat ten onrechte een lening van € 215.000,- is verstrekt en dat verder onderzoekskosten (€ 976,-) en administratieve kosten (€ 15,-) zijn gemaakt.
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
De rechtbank verklaart [bank] , gelet op de vrijspraak van verdachte, niet-ontvankelijk in de vordering.
Feit 6
[naam 10] heeft zich gevoegd in het strafproces ter verkrijging van schadevergoeding, waarbij hij heeft vermeld dat vergoeding van de boot vanuit de verzekering heeft plaatsgevonden. Hij heeft geen concreet bedrag genoemd en enkel beschreven dat hij na de diefstal van zijn boot tijd kwijt is geweest en extra geld heeft besteed aan de aanschaf van een nieuwe boot.
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
De rechtbank verklaart [naam 10] , gelet op de vrijspraak van verdachte, niet-ontvankelijk in de vordering.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder feit 2, feit 5 en feit 6 ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 kwalificeert het onder 1 bewezenverklaarde voor een deel, te weten wat betreft een geldbedrag van € 71.030,-, niet als strafbaar feit en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ten aanzien van dit deel van feit 1;
 verstaat dat het bewezenverklaarde voor het overige oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte voor het onder feit 4 bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat hem ten aanzien van dat feit van alle rechtsvervolging;
 verklaart verdachte voor het overige strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
  • verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen te weten: de goederen met de nummers 1-20 en 22-30 en de [merk 2] met kenteken [kenteken 4] onder nummer 35 op de beslaglijst;
  • gelast de teruggave van de woning aan de [adres] (nummers 33 en 34 op de beslaglijst) aan de rechthebbende;
 verklaart de benadeelde partij [bank] (feit 2) niet-ontvankelijk in de vordering;
 verklaart de benadeelde partij [naam 10] (feit 6) niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. J.M. Hamaker en
mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken
ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2020.
BIJLAGE
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na een toegewezen vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 21 mei 2013, te Lobith, in de gemeente Rijnwaarden, en/althans (elders) in Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
(telkens) van een voorwerp, te weten:
- een of meer geldbedrag(en), en/of
- een kampeerwagen (merk [merk 1] , kenteken [kenteken 1] ), en/of
- een personenauto (merk [merk 2] , kenteken [kenteken 2] ), en/of
- een personenauto (merk [merk 3] , kenteken [kenteken 3] ), en/of
- een personenauto (merk [merk 2] , kenteken [kenteken 4] ), en/of
- een boot ( [merk 4] , reg.nr. [registratienummer 1] ), en/of
- een boot ( [merk 5] , reg.nr. [registratienummer 2] ), en/of
- een boot ( [merk 6] / [merk 25] ), en/of
- een boot ( [merk 7] , reg.nr. [registratienummer 3] ), en/of
- een boot ( [merk 8] , reg.nr. [registratienummer 4] ), en/of
- een boot ( [merk 9] ), en/of
- een boot ( [merk 11] , reg.nr. [registratienummer 5] ), en/of
- een boot ( [merk 12] , reg.nr. [registratienummer 6] ), en/of
- een boot ( [merk 14] ), en/of
- een boot ( [merk 15] , reg.nr. [registratienummer 7] ), en/of
- een boot ( [merk 16] ), en/of
- een boot ( [merk 17] ), en/of
- een boot ( [merk 18] , reg.nr. [registratienummer 8] ), en/of
- een boot ( [merk 19] , reg.nr. [registratienummer 9] ), en/of
- een boot ( [merk 20] , reg.nr. [registratienummer 10] ), en/of
- een boot ( [merk 21] , reg.nr. [registratienummer 11] ), en/of
- een boot ( [merk 22] , reg.nr. [registratienummer 12] ), en/of
- een boot ( [merk 23] ),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) en/of goed(eren) was/waren en/of bovenomschreven geldbedrag(en) en/of goed(eren) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of en/althans van die/dat geldbedrag(en) en/of goed(eren) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dan wel redelijkerwijs kon(den) vermoeden dat bovenomschreven geldbedrag(en) en/of goed(eren) – onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit vermogensdelicten en/of de teelt/handel in verdovende middelen en/of uit enig(e) ander(e) misdrijf/ven
(immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
* in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 24 mei 2012 een of meer contante storting(en) gedaan op de Duitse bankrekening nr. [rekeningnummer 3] (tot een totaal bedrag van euro 45.180,--), en/of
* in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 21 mei 2013 een of meer contante storting(en) gedaan op de bankrekeningen nrs. [rekeningnummer 2] en/of [rekeningnummer 1] en/of [rekeningnummer 4] en/of [rekeningnummer 5] (tot een totaal bedrag van euro 25.850,--), en/of
* op of omstreeks 14 oktober 2009 een contante betaling gedaan van euro 10.500,-- betreffende de aankoop van een auto, merk [merk 1] kenteken [kenteken 1] , en/of
* op of omstreeks 1 december 2010 een contante betaling gedaan van euro 10.500,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk 2] , kenteken [kenteken 2] , en/of
* op of omstreeks 4 november 2011 een contante betaling gedaan van euro 4.500,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk 3] , kenteken [kenteken 3] , en/of
* op of omstreeks 11 oktober 2012 een contante betaling gedaan van euro 10.000,-- betreffende de aankoop van een personenauto, merk [merk 2] , kenteken [kenteken 4] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 2.700,--, althans 2.500,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 4] , reg.nr. [registratienummer 1] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 8.000,--, althans euro 4.750,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 5] , reg.nr. [registratienummer 2] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 1.500,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 6] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 2.850,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 7] , reg.nr. [registratienummer 3] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 7.000,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 8] , reg.nr. [registratienummer 4] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 7.750,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 9] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 3.000,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 11] , reg.nr. [registratienummer 5] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 6.600,--, althans euro 6.250,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 12] , reg.nr. [registratienummer 6] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 1.750,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 14] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 2.000,--, althans euro 400,--, betreffende de aankoop van de boot [merk 15] , reg.nr. [registratienummer 7] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 6.000,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 16] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 3.000,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 17] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 3.000,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 18] , reg.nr. [registratienummer 8] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 8.500,--, althans euro 5.000,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 19] , reg.nr. [registratienummer 9] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 3.000,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 20] , reg.nr. [registratienummer 10] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 2.000,--, althans euro 1.500,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 21] , reg.nr. [registratienummer 11] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 7.000,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 22] , reg.nr. [registratienummer 12] , en/of
* een contante betaling gedaan van euro 2.800,-- betreffende de aankoop van de boot [merk 23] ,
en verdachte (tezamen met zijn mededader(s)) van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt; (parketnummer 05/860546-13)
2.
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode maand november 2007 te Lobith en/of Tolkamer in de gemeente Rijnwaarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen althans alleen (telkens) een bij [hypotheekverstrekker 1] in gebruik zijnd(e):
* aanvraag(formulier) voor (het verkrijgen van) een hypothecaire geldlening dd. 5 november 2007 (AH032-02, pag 935), en/of
* een inkomensverklaring dd. 16 november 2007 (AH032-03, pag 936)
- ( telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, en/of opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van dat aanvraag(formulier) en/of die inkomensverklaring,
immers heeft verdachte en/of zijn medeverdachte valselijk en/of in strijd met de waarheid op dat aanvraagformulier voor het verkrijgen van een hypothecaire geldlening en/of op die inkomensverklaring vermeld en/of doen of laten vermelden dat het (jaar)inkomen uit loondienst van (verdachte) [verdachte] euro 48.600,-- zou bedragen en/of (vervolgens ) dat aanvraagformulier en/of die inkomensverklaring heeft/hebben ondertekend,
zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, en/of bestaande dat gebruik maken hierin dat verdachte en/of verdachtes mededader(s) die inkomensverklaring aan [hypotheekverstrekker 1] heeft/hebben
verstrekt;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op (een) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode maand november 2007 te Lobith en/of Tolkamer in de gemeente Rijnwaarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of
door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [hypotheekverstrekker 1] en/of [hypotheekverstrekker 2] heeft bewogen tot de afgifte van een hypothecaire geldlening (voor een bedrag van euro 215.000,--), in elk geval van enig goed/geld,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid ten behoeve van het verkrijgen van die hypothecaire geldlening een valse inkomensverklaring verstrekt waaruit zou moeten blijken dat verdachtes (jaar)inkomen uit loondienst euro 48.600,-- zou bedragen,
waardoor die [hypotheekverstrekker 1] en/of [hypotheekverstrekker 2] werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
(parketnummer 05/860546-13 * onderzoek "boot", ordner 1, aangifte pag. 71 t/m
81 en ordner 3, AH32-02 en AH32-03 pag 927 t/m 936)
3.
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Lobith en/of Spijk, in de gemeente Rijnwaarden,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/althans alleen,
- in een woning aan [adres] te Lobith een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht (ordner 4, pag 1460), en/of
- in een loods aan de Beijenwaard te Spijk een (vuur)wapen van categorie III onder onder 1, te weten een dubbelloops hagel geweer (ordner 4, pag 1463),
(telkens) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (parketnummer 05/860546-13)
4.
hij op of omstreeks 21 mei 2013 te Lobith, in de gemeente Rijnwaarden, opzettelijk
a. valse, vervalste of wederrechtelijk vervaardigde merken, en/of
b. waren, die zelf of op hun verpakking valselijk waren voorzien van de handelsnaam van een ander of van het merk waarop een ander recht had, en/of
c. waren, die ter aanduiding van herkomst, valselijk van de naam van een bepaalde plaats, met bijvoeging van een verdichte handelsnaam, waren voorzien, en/of
d. waren, waarop of op de verpakking waarvan een handelsnaam van een ander of een merk waarop een ander recht had, zij het dan ook met een geringe afwijking, was nagebootst, en/of
e. waren of onderdelen daarvan die valselijk hetzelfde uiterlijk vertoonden als een tekening of model waarop een ander recht had, dan wel daarmede slechts ondergeschikte verschillen vertoonden,
te weten een of meer horloge(s) met de merknaam en/of het beeldmerk " [merk 29] " en/of " [merk 27] " en/of " [merk 28] ", in voorraad heeft gehad;
(parketnummer 05/860546-13 * onderzoek "Boot" * ordner 4, aangiften AH102-01
en AH1202-02)
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 9 november 2012 te Tolkamer, in de gemeente Rijnwaarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit jachthaven [jachthaven] ) heeft weggenomen een boot (Merk: [merk 13] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een
valse sleutel;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 20 december 2012 in de gemeente Rijnwaarden,, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een boot (merk: [merk 13] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die boot wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2012 tot en met 20 december 2012 in de gemeente Rijnwaarden,, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een boot (merk: [merk 13] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die boot redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
(parketnummer 05/860546-13 * aangifte A01.01)
nog meer subsidiair:
hij op of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 20 december 2012 in de gemeente Rijnwaarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een boot (merk: [merk 13] ) de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dan wel rederlijkerwijs kon(den) vermoeden dat bovenomschreven boot, onmiddellijk of middelijke, afkomstig was uit misdrijf
immers heeft verdachte nadat hij en/of zijn mededader(s) vernamen dat een derde (de heer [naam 7] ) eigenaar was van de boot onverwijld opdracht gegeven tot vervoer van deze boot naar een andere, niet met verdachte en/of mededader(s) in verband te brengen locatie;
6.
hij in of omstreeks de periode van 21 november 2011 tot en met 25 november 2011, althans in of omstreeks de periode van 21 november 2011 tot en met 21 mei 2013 te Blokzijl, in de gemeente Steenwijkerland, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een boot (merk: [merk 26] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 10] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of door middel van een valse sleutel;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 21 november 2011 tot en met 21 mei 2013 in de gemeente Rijnwaarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een boot (merk: [merk 26] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die boot wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 21 november 2011 tot en met 21 mei 2013 in de gemeente Rijnwaarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een boot (merk: [merk 26] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die boot redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(parketnummer 05/860546-13 * A03.01)
nog meer subsidiair:
hij op of omstreeks de periode van 21 november 2011 tot en met 21 mei 2013 in de gemeente Rijnwaarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een boot (merk: [merk 26] ) de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en) dan wel rederlijkerwijs kon(den) vermoeden dat bovenomschreven boot, onmiddellijk of middelijke, afkomstig was uit misdrijf.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, Bureau Financiële Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 20140324.1400 (07DFR12007 Boot), gesloten op 24 juli 2014, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V01.04), p. 2017.
3.Taxatierapport pleziervaartuigen en trailers van [rapporteur] van 27 mei 2013, p. 1386-1416.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.01), p. 2104.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.02), p. 2108.
6.Excel-overzicht kasopstelling (AH149), p. 1795-1796.
7.Excel-overzicht kasopstelling (AH149), p. 1797-1798, en bijlage bij het proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.02.03), p. 2179.
8.Rekeningafschrift AH025-09, ongenummerd.
9.Rekeningafschrift AH025-09, ongenummerd.
10.Rekeningafschrift AH025-09, ongenummerd.
11.Proces-verbaal verstrekking Belastingdienst (AH017), p. 528-529.
12.Excel-overzicht kasopstelling (AH149), p. 1797-1798.
13.Gegevens RDW (AH027-03), p. 766.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.03), p. 2126.
15.Gegevens RDW (AH027-03), p. 766.
16.Proces-verbaal van bevindingen voertuigen onderzoek Boot (AH027), p. 761.
17.Gegevens RDW (AH027-03), p. 766.
18.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.03), p. 2126.
19.Gegevens RDW (AH027-03), p. 766.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.03), p. 2126.
21.Proces-verbaal aanvraag machtiging leggen conservatoir beslag (AH117), p. 1664.
22.Proces-verbaal van bevindingen met overzicht goederen (AH067 en AH067-01), p. 1232-1235.
23.Proces-verbaal van bevindingen (AH020-06), p. 696-698.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] (AH020-10), p. 702-703.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.04), p. 2181.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.04), p. 2182.
27.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek naar aangetroffen boten en trailers (AH075), p. 1254.
28.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.04), p. 2181.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.04), p. 2181.
30.Taxatierapport [rapporteur] (AH093), p. 1394.
31.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.04), p. 2181.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.04), p. 2183.
33.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek naar aangetroffen boten en trailers (AH075), p. 1256.
34.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.04), p. 2182.
35.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V01.05), p. 2038.
36.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.04), p. 2182.
37.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.04), p. 2182.
38.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V01.05), p. 2039.
39.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.04), p. 2182.
40.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.04), p. 2182.
41.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.04), p. 2183.
42.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] (G08.01), p. 1873-1874.
43.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.04), p. 2183.
44.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.04), p. 2182.
45.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.02), p. 2110-2111.
46.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.04), p. 2183.
47.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.05), p. 2225.
48.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.01), p. 2104.
49.Proces-verbaal verstrekking [naam 5] watersport (AH034), p. 1078-1082.
50.Proces-verbaal verstrekking jachthaven [jachthaven] (AH035), p. 1112.
51.Proces-verbaal bevindingen [bedrijf 2] met bijlagen (AH082 en AH082-01), 1285-1287 en de facturen op p. 1293, p. 1298, p. 1315, p. 1316, p. 1318 en p. 1324-1330.
52.Excel-overzicht kasopstelling (AH149), p. 1799.
53.Excel-overzicht (AH149), p. 1797-1798.
54.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.02), p. 2109.
55.Proces-verbaal van verhoor verdachte (V02.05), p. 2228.
56.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V01.05), p. 2040-2044.
57.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] (V01.1993-1994.
58.Verslag van binnentreden met bijbehorende beslaglijst (AH043 en AH043-01), p. 1201-1206.
59.Proces-verbaal van bevindingen (AH102), p. 1600.
60.Overzicht goederen (AH142), p. 1785.
61.Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 15 oktober 2020.
62.Proces-verbaal van bevindingen (AH102), p. 1600.
63.Aangifte [vereniging] (AH102-01), p. 1605-1607.
64.Brief M.R. Rijks van Banning Advocaten, p. 1608-1609.
65.Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 15 oktober 2020.