ECLI:NL:RBGEL:2020:4503
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering Wajong-uitkering en schorsende werking van hoger beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Wajong-gerechtigde, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser had eerder een beroep ingesteld tegen een terugvordering van een te veel ontvangen Wajong-uitkering. De rechtbank had in een eerdere uitspraak de terugvordering gegrond verklaard en zelf in de zaak voorzien, waardoor de terugvordering was komen te vervallen. Eiser stelde dat het Uwv geen periodiek onderzoek naar zijn afloscapaciteit mocht doen, omdat de grondslag voor de terugvordering was vervallen.
De rechtbank oordeelde echter dat het ingestelde hoger beroep tegen de eerdere uitspraak de werking van die uitspraak had geschorst. Dit betekent dat de terugvordering nog steeds van kracht was, en het Uwv gerechtigd was om onderzoek te doen naar de afloscapaciteit van eiser. De rechtbank baseerde haar oordeel op artikel 8:106 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 9 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak, die bepalen dat de werking van een uitspraak wordt opgeschort totdat er een beslissing is genomen in hoger beroep.
Eiser betoogde dat de uitleg van het Uwv onjuist was, maar de rechtbank oordeelde dat de wet dwingendrechtelijk was en geen ruimte liet voor een eigen uitleg door het Uwv. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.