In deze zaak gaat het om een ontruiming van een huurwoning en een executiegeschil tussen eiser, een huurder, en de Stichting Volkshuisvesting Arnhem. Eiser huurt sinds 5 maart 2018 een woning van de stichting, maar er zijn herhaaldelijk klachten over overlast van zijn zijde. In juli 2020 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden en eiser veroordeeld tot ontruiming van de woning. Eiser heeft hoger beroep ingesteld en verzoekt in kort geding om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, omdat hij meent dat er sprake is van een feitelijke en juridische misslag in de uitspraak van de kantonrechter.
De voorzieningenrechter beoordeelt de vordering van eiser en komt tot de conclusie dat de kantonrechter geen evidente fouten heeft gemaakt in zijn oordeel over de overlast en de psychische toestand van eiser. De voorzieningenrechter stelt vast dat de belangen van de Stichting Volkshuisvesting, en daarmee de belangen van de omwonenden, zwaarder wegen dan die van eiser. De vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging wordt afgewezen, en eiser wordt veroordeeld in de proceskosten. De ontruiming van de woning is gepland op 3 september 2020, en de situatie van eiser wordt in het Veiligheidshuis besproken.