Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
“Samenwerking per direct”), maar ook uit de omstandigheid dat zowel [eiser] als [gedaagde 2] zich al hadden ingespannen om mestcontracten met Greenferm tot stand te brengen. De enkele omstandigheid dat nog geen uitvoering is gegeven aan het deel van de overeenkomst dat ziet op het mesttransport betekent niet dat hierover geen overeenstemming is bereikt. Ook het betoog van Greenferm c.s. dat de overeenkomst niet alle afspraken bevat die voor een dergelijke samenwerking zouden kunnen worden gemaakt, doet, indien juist, niet af aan het afdwingbare karakter van de overeenkomst. Voor de totstandkoming van een overeenkomst is immers niet vereist dat in die overeenkomst alle onderdelen zijn opgenomen die partijen zouden willen regelen. Van belang is daarbij dat partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst niet werden bijgestaan door deskundige adviseurs. Tot slot blijkt niet dat partijen het voornemen hebben geuit over onderdelen van de overeenkomst verder te willen onderhandelen.
5.De beslissing
24 juni 2020voor het nemen van een akte door [eiser] over hetgeen is vermeld onder 4.27, waarna Greenferm c.s. op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,