ECLI:NL:RBGEL:2020:2622

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
19 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 7362
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de aanleg van een zonnepark en de ontvankelijkheid van eisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 11 mei 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van eisers in hun beroep tegen een omgevingsvergunning voor de aanleg van een zonnepark. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen op 30 oktober 2019. Eisers, die in de nabijheid van het zonnepark wonen, stelden dat zij als belanghebbenden moesten worden aangemerkt omdat zij gevolgen van enige betekenis ondervonden van het zonnepark, zoals lichtreflectie en geluidshinder. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de afstand van de woningen van eisers tot het zonnepark, variërend van 600 tot 830 meter, in beginsel niet aannemelijk maakt dat zij gevolgen van enige betekenis ondervinden. De rechtbank heeft de deskundigenrapporten van Peutz en Cauberg Huygen beoordeeld en geconcludeerd dat de gevolgen van lichtreflectie en geluid voor eisers verwaarloosbaar zijn. De rechtbank heeft daarom de beroepen van eisers niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat zij geen inhoudelijke beoordeling van hun beroepsgronden heeft plaatsgevonden. De uitspraak is gedaan in het openbaar, maar vanwege coronamaatregelen niet op een openbare zitting. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 19/7362, 19/7363, 19/7364, 19/7365, 19/7366, 19/7367 en 19/7368

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaken tussen

[eisers]

,allen wonende in [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. N.M.C.H. Crooijmans),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Dutch Durables Energy 3 B.V. (voorheen: Zonel Energy Equipment B.V.).
(gemachtigde: mr. N. Geraedts)

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2019 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2020.
Namens eisers zijn [namen] verschenen met hun gemachtigde mr. N.M.C.H. Crooijmans en deskundige ir. H. Spierenburg van Cauberg Huygen B.V.
Namens verweerder zijn J.W. Meelkop en L.E.H. Houben verschenen.
Namens de derde-partij zijn P. ten Have, gemachtigde mr. N. Geraedts en deskundige
L. Lemmers van Peutz B.V., verschenen.
Daarnaast is [naam] verschenen. Dit is de eigenaar van gronden waarop de omgevingsvergunning ziet.

Overwegingen

Inleiding

1. Verweerder heeft een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een zonnepark op het perceel [perceel 1] (hierna: het perceel). Het perceel valt binnen het bestemmingsplan “Buitengebied” en heeft de bestemming “Agrarisch”. Het opwekken van duurzame energie in de vorm van zonne-energie is op basis van de bestemmingsplanomschrijving uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie. Gelet op de omvang van het zonnepark van 11 hectare is geen sprake van een ondergeschikte functie.
Om het zonnepark toch te kunnen realiseren is verweerder afgeweken van het bestemmingsplan. Dit heeft verweerder gedaan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
Het projectgebied ligt ten westen van de Rijksweg A50, in de nabijheid van Hernen. Eisers wonen in de bebouwde kom van Hernen en ten noordwesten van Hernen.
2. Omdat het project ziet op de aanleg van een productie-installatie ten behoeve van hernieuwbare elektriciteit door zonne-energie, is de Crisis- en herstelwet van toepassing. [1]

Zijn eisers belanghebbenden?

3. Voordat aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil kan worden toekomen, zal de rechtbank eerst de vraag moeten beantwoorden of eisers ontvankelijk zijn in hun beroep. Derde-partij heeft ook betoogd dat eisers geen belanghebbende zijn.
Op grond van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan slechts een belanghebbende [2] tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Eisers voeren aan dat zij belanghebbenden zijn omdat zij gevolgen van enige betekenis van het zonnepark ondervinden. Meerdere eisers geven aan dat zij, gelet op het open landschap, zicht hebben op het zonnepark. Daarnaast voeren eisers aan dat zij gevolgen van enige betekenis ondervinden van het zonnepark door geluidhinder en lichtreflectie van het zonnepark.
Beoordelingskader
3.1.
Uit de rechtspraak volgt dat wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een ruimtelijke activiteit die het besluit - zoals een bestemmingsplan of een vergunning - toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium “gevolgen van enige betekenis” van de activiteit dient als correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft betrokkene geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene zijn, wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn [3] .
De rechtbank zal daarom bezien of het zicht op het zonnepark en de geluids- en lichtgevolgen voor eisers zodanig zijn, dat zij als belanghebbenden moeten worden aangemerkt. Daarbij zal de rechtbank deze gevolgen eerst afzonderlijk bespreken en daarna in onderlinge samenhang bezien of deze zodanig zijn dat eisers belanghebbenden zijn.
Zicht
3.2.
Uit de overzichtskaart bij het verweerschrift en de brief van eisers van 3 maart 2020 blijkt dat de afstand van de woon- of bedrijfspercelen van eisers tot aan het zonnepark tussen de 600 en 830 meter bedraagt. Niet is gebleken dat één van de eisers percelen heeft die dichterbij het zonnepark liggen dan hun woon- of bedrijfsperceel. Bij een dergelijke afstand is in beginsel niet aannemelijk dat gevolgen van enige betekenis zullen worden ondervonden. Er is geen sprake van een vergelijkbare situatie als in de uitspraak van de Afdeling van
26 juni 2019, omdat degene die daar in beroep kwam percelen had die veel dichter bij het zonnepark lagen.
Een aantal eisers heeft ondanks de grote afstand wel enig zicht op het zonnepark, gelet op de openheid van het landschap tussen het zonnepark en hun percelen en de rondom het zonnepark aanwezige aarden wal van 3 meter hoog met beplanting. Zo is vanaf de percelen [percelen] het perceel waarop het zonnepark komt aan de horizon te zien. Ook is ter zitting aangegeven dat vanaf het perceel [perceel 2] zicht bestaat op het perceel waarop het zonnepark komt. De rechtbank stelt dus vast dat sommige eisers enig zicht hebben op het zonnepark, maar dat dit beperkt is. Deze invloed van het zonnepark op het uitzicht wordt nog verder beperkt door de naast de A50 gelegen bomen en de omringende bosschages van het vakantiepark De Groene Heuvels, die het vrije uitzicht in die richting al enigszins beperken.
Lichtreflectie
3.3.
Om te beoordelen in hoeverre eisers gevolgen van de lichtreflectie van het zonnepark ondervinden, kijkt de rechtbank naar de onderzoeken die daarover zijn gedaan.
De derde-partij heeft door Peutz laten onderzoeken of het zonnepark mogelijk lichthinder zal opleveren voor omwonenden. In het rapport van Peutz van 22 mei 2019 staat de conclusie dat de reflectieduur richting de woningen beperkt is. Op de woning [woning] aan de rand van het zonnepark en dus op behoorlijke afstand van de percelen van eisers, is een deel van het jaar ongeveer 20 minuten per dag lichtreflectie mogelijk. Voor de woningen van eisers zijn de reflecties volgens Peutz afwezig of verwaarloosbaar.
Eisers hebben hun betoog dat zij gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden van lichtreflectie van het zonnepark onderbouwd met deskundigenrapporten van Cauberg Huygen van 7 augustus 2019 en 17 december 2019. Volgens eisers heeft Peutz het effect van lichtreflectie van het zonnepark op het verkeer op de A50 en de luchtvaart ten onrechte niet meegenomen in het rapport van 22 mei 2019.
De rechtbank oordeelt dat het effect van licht op (lucht)verkeer geen betrekking heeft op het effect van licht op de percelen van eisers. De rapporten van Cauberg geven daarom in zoverre geen aanleiding te twijfelen aan de berekeningen van Peutz over het lichteffect op de percelen van eisers.
Eisers voeren verder aan dat Peutz bij de beoordeling, bij gebreke aan een Nederlandse richtlijn met betrekking tot lichthinder, ten onrechte de Duitse richtlijn [4] met betrekking tot lichthinder door lichtschittering van PV panelen niet heeft meegenomen. Peutz heeft in het nadere rapport van 20 februari 2020 aangegeven dat ook bij toetsing aan de niet van toepassing zijnde Duitse richtlijn geconcludeerd moet worden dat realisatie van het zonnepark niet zal leiden tot hinder door reflecties op de zonnepanelen op de percelen van eisres. Deze stelling van Peutz is verder niet door eisers bestreden.
Eisers voeren ook nog aan dat Peutz een andere datum dan 21 april als uitgangspunt had moeten nemen voor de beoordeling van de lichtreflecties, omdat volgens eisers bijvoorbeeld
21 maart een meer maatgevende datum is. De rechtbank stelt vast dat de deskundigen van partijen tijdens de zitting hebben aangegeven dat de ene datum voor de beoordeling niet beter is dan de andere datum, zodat het betoog van eisers niet gevolgd wordt.
Eisers stellen verder dat Peutz onvoldoende is ingegaan op de reflectiviteit van de zonnepanelen. Peutz heeft daarop gereageerd en gesteld dat, gezien de zeer geringe duur van de mogelijke reflecties, een nadere beschouwing van de hinderlijkheid niet zinvol is. Daarnaast doen de geconstateerde reflecties zich alleen voor op het perceel Kampbroek 5 en niet bij de percelen van eisers. Deze conclusie van Peutz hebben eisers niet bestreden.
Dat alles betekent dat eisers geen aanknopingspunten hebben geboden voor het oordeel dat de conclusies en de uitgangspunten van het onderzoek van Peutz onjuist zijn.
De rechtbank heeft dus geen reden voor twijfel aan het rapport van Peutz en daarmee de conclusie in dat rapport dat eisers geen gevolgen van het zonnepark ondervinden door licht.
Geluid
3.4.
Ook om te beoordelen in hoeverre eisers gevolgen van het geluid van het zonnepark ondervinden, kijkt de rechtbank naar de onderzoeken die daarover zijn gedaan.
De derde-partij heeft door Peutz laten onderzoeken of het zonnepark mogelijk geluidhinder zal opleveren voor omwonenden. In het rapport van Peutz van 22 mei 2019 staat dat door het zonnepark bij de woningen van eisers een toename van geluid optreedt tot 0,3 dB(A) en dat deze verhoging als verwaarloosbaar is aan te merken.
Eisers hebben hun betoog dat zij gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden van geluidhinder van het zonnepark onderbouwd met deskundigenrapporten van Cauberg Huygen van 8 augustus 2019, 17 december 2019 en 3 maart 2020. Volgens eisers is de toename van het aantal dB(A) groter dan door Peutz is vastgesteld.
Cauberg Huygen stelt dat het rapport van Peutz onjuist is wat betreft het bronvermogen van de transformatoren en de gevolgen van geluidsreflectie.
Over de transformatoren het volgende. Uit de bij de omgevingsvergunning behorende stukken blijkt dat de volgende installaties worden toegepast bij het zonnepark:
  • 6 stuks 2.500 kVA transformatoren
  • 177 stuks omvormers Huawei 60KTL SUN2000
Op bladzijde 10 van de toelichting bij de aanvraag staat dat de transformatoren in het zonnepark volgens opgave van de fabrikant 65 dB(A) produceren, gemeten zonder betonnen behuizing. In het akoestisch onderzoek van Peutz van 22 mei 2019 staat dat het totale geluidvermogen van de omvormers 71 dB(A) bedraagt en van de transformatoren
91 dB(A). Deze waarden treden op bij maximaal gegenereerd elektrisch vermogen zodat dit als worst case aangehouden moet worden. Peutz concludeert in het onderzoek dat de toename van de gecumuleerde geluidbelasting (wegverkeer A50 en de zonnestroominstallatie tezamen) als gevolg van het zonnepark tot 1,0 dB(A) bedraagt en dat deze hoogste toename optreedt bij [woning] . Dit is volgens Peutz niet significant en zal normaliter ook niet hoorbaar zijn. Bij de overige te toetsen woningen bedraagt de toename tot 0,3 dB(A). Deze verhoging is volgens Peutz als verwaarloosbaar aan te merken. In de bijlage bij dit rapport van 22 mei 2019 wordt van een bronvermogen van de transformator van 66 dB(A) uitgegaan, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de geluidsberekeningen met deze waarde zijn uitgevoerd.
In het deskundigenrapport van eisers van Cauberg Huygen van 3 maart 2020 staat dat op basis van literatuuronderzoek de transformatoren 101 dB(A) produceren en dat het totale geluidvermogen van de transformatoren 109 dB(A) bedraagt. Gelet daarop heeft Cauberg Huygen geconcludeerd dat voor de woningen van eisers een overschrijding geldt van de te stellen geluidnormen voor een goed woon- en leefklimaat tot 7 dB(A).
De rechtbank stelt voorop dat in de toelichting bij de aanvraag wordt gesteld dat de transformatoren een bronvermogen van 65 dB(A) hebben. Dus alleen transformatoren met een dergelijk bronvermogen zijn vergund. Derde-partij mag dus niet transformatoren met een hoger bronvermogen gebruiken. Daarvan uitgaande heeft de rechtbank geen aanleiding aan de geluidsberekeningen van Peutz over de transformatoren te twijfelen. Peutz is uitgegaan van de opgave van de fabrikant. In het op literatuurgegevens gebaseerde rapport van Cauberg Huygen ziet de rechtbank geen aanleiding aan deze gegevens te twijfelen. Daarom heeft verweerder uit kunnen gaan van het rapport van Peutz.
Dan de gevolgen van geluidsreflectie. Het betoog van eisers dat Peutz bij de beoordeling van de geluidsreflectie van de zonnepanelen had moeten uitgegaan van een percentage van 100% volgt de rechtbank niet. Directe reflectie van geluid is volgens Peutz fysisch niet mogelijk, gelet op de vlakke ligging van de zonnepanelen. Peutz is uitgegaan van een geluidsreflectie van 80%. Er is rekening gehouden in de berekening met een reflecterende bodem van gras.
Conclusie van het voorgaande is dat wat eisers hebben aangevoerd bij de rechtbank geen twijfels heeft doen ontstaan over het rapport van Peutz en daarmee de conclusie dat het geluid ter plaatse van de percelen van eisers niet hoorbaar verslechterd wordt door het zonnepark zodat geen sprake is van gevolgen van enige betekenis.
Alle gevolgen tezamen
4. Uit het voorgaande volgt dat eisers enig zicht hebben op (de omwalling van) het zonnepark. Dat zicht tast het uitzicht echter nauwelijks aan. Gevolgen van licht en geluid hebben eisers niet. Dat betekent dat de rechtbank van oordeel is dat eisers geen gevolgen van enige betekenis van het zonnepark hebben. Gelet hierop zijn eisers geen belanghebbende bij het bestreden besluit.

Conclusie

5. De beroepen zijn dan ook niet-ontvankelijk. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke bespreking van de beroepsgronden.
6. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, rechter, in tegenwoordigheid
van mr. M.H. Dijkman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is in verband met de maatregelen rond het coronavirus verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Op het hoger beroep tegen deze uitspraak is de Crisis- en herstelwet van toepassing.
Op grond van artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet kunnen na genoemde zes weken geen gronden meer worden aangevoerd.

Voetnoten

1.Artikel 1.1, eerste lid, onder a, Crisis- en herstelwet in samenhang met bijlage I, onder 1.1 bij de Crisis- en herstelwet.
2.In artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
3.Dit is vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1131.
4.Cauberg Huygen verwijst naar de Leitlinie des Ministeriums für Umwelt, Gesundheit und Verbraucherschutz zur Messung und Beurteilung von Lichtimissionen (Licht-Leitlinie) (2014).