Om te beoordelen in hoeverre eisers gevolgen van de lichtreflectie van het zonnepark ondervinden, kijkt de rechtbank naar de onderzoeken die daarover zijn gedaan.
De derde-partij heeft door Peutz laten onderzoeken of het zonnepark mogelijk lichthinder zal opleveren voor omwonenden. In het rapport van Peutz van 22 mei 2019 staat de conclusie dat de reflectieduur richting de woningen beperkt is. Op de woning [woning] aan de rand van het zonnepark en dus op behoorlijke afstand van de percelen van eisers, is een deel van het jaar ongeveer 20 minuten per dag lichtreflectie mogelijk. Voor de woningen van eisers zijn de reflecties volgens Peutz afwezig of verwaarloosbaar.
Eisers hebben hun betoog dat zij gevolgen van enige betekenis zullen ondervinden van lichtreflectie van het zonnepark onderbouwd met deskundigenrapporten van Cauberg Huygen van 7 augustus 2019 en 17 december 2019. Volgens eisers heeft Peutz het effect van lichtreflectie van het zonnepark op het verkeer op de A50 en de luchtvaart ten onrechte niet meegenomen in het rapport van 22 mei 2019.
De rechtbank oordeelt dat het effect van licht op (lucht)verkeer geen betrekking heeft op het effect van licht op de percelen van eisers. De rapporten van Cauberg geven daarom in zoverre geen aanleiding te twijfelen aan de berekeningen van Peutz over het lichteffect op de percelen van eisers.
Eisers voeren verder aan dat Peutz bij de beoordeling, bij gebreke aan een Nederlandse richtlijn met betrekking tot lichthinder, ten onrechte de Duitse richtlijnmet betrekking tot lichthinder door lichtschittering van PV panelen niet heeft meegenomen. Peutz heeft in het nadere rapport van 20 februari 2020 aangegeven dat ook bij toetsing aan de niet van toepassing zijnde Duitse richtlijn geconcludeerd moet worden dat realisatie van het zonnepark niet zal leiden tot hinder door reflecties op de zonnepanelen op de percelen van eisres. Deze stelling van Peutz is verder niet door eisers bestreden.
Eisers voeren ook nog aan dat Peutz een andere datum dan 21 april als uitgangspunt had moeten nemen voor de beoordeling van de lichtreflecties, omdat volgens eisers bijvoorbeeld
21 maart een meer maatgevende datum is. De rechtbank stelt vast dat de deskundigen van partijen tijdens de zitting hebben aangegeven dat de ene datum voor de beoordeling niet beter is dan de andere datum, zodat het betoog van eisers niet gevolgd wordt.
Eisers stellen verder dat Peutz onvoldoende is ingegaan op de reflectiviteit van de zonnepanelen. Peutz heeft daarop gereageerd en gesteld dat, gezien de zeer geringe duur van de mogelijke reflecties, een nadere beschouwing van de hinderlijkheid niet zinvol is. Daarnaast doen de geconstateerde reflecties zich alleen voor op het perceel Kampbroek 5 en niet bij de percelen van eisers. Deze conclusie van Peutz hebben eisers niet bestreden.
Dat alles betekent dat eisers geen aanknopingspunten hebben geboden voor het oordeel dat de conclusies en de uitgangspunten van het onderzoek van Peutz onjuist zijn.
De rechtbank heeft dus geen reden voor twijfel aan het rapport van Peutz en daarmee de conclusie in dat rapport dat eisers geen gevolgen van het zonnepark ondervinden door licht.