ECLI:NL:RBGEL:2020:2387

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 april 2020
Publicatiedatum
28 april 2020
Zaaknummer
AWB - 17 _ 6340 tm 17 _ 6346
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslagen loonheffingen en boetes opgelegd aan schoonmaakbedrijf na boekenonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan over naheffingsaanslagen loonheffingen en boetes opgelegd aan een schoonmaakbedrijf, eiseres, naar aanleiding van een boekenonderzoek door de Belastingdienst. De inspecteur heeft aan eiseres naheffingsaanslagen opgelegd voor de jaren 2009 tot en met 2015, alsook boetes wegens het niet tijdig en niet correct indienen van aangiften loonheffingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet de vereiste aangiften heeft gedaan en dat de bewijslast omgekeerd is. De rechtbank heeft de correcties en naheffingsaanslagen beoordeeld en geoordeeld dat de correctiepercentages van 39,6% voor werkzaamheden verricht voor [B.V. 1] en 5% voor overige werkzaamheden redelijk zijn. Tevens is geoordeeld dat de boetes, die zijn opgelegd wegens opzet en grove schuld, passend zijn, maar verminderd dienen te worden vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank heeft de boetes verlaagd tot maximaal € 29.750 voor het jaar 2011 en € 119.000 voor de jaren 2012-2015. De rechtbank heeft de beroepen van eiseres gegrond verklaard, de naheffingsaanslagen en boetes vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Belastingrecht
zaaknummer: AWB 17/6340 tot en met 17/6346
uitspraak van de meervoudige belastingkamer van
in de zaken tussen
[eiseres], te [vestigingsplaats] , eiseres
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Utrecht, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft aan eiseres:
- voor het jaar 2009 een naheffingsaanslag loonheffingen (lh) opgelegd ten bedrage van € 90.000 en bij gelijktijdig gegeven beschikking een bedrag van € 12.831 aan heffingsrente in rekening gebracht;
- voor het jaar 2010 een naheffingsaanslag lh opgelegd ten bedrage van € 100.000 en bij gelijktijdig gegeven beschikking een bedrag van € 15.779 aan heffingsrente in rekening gebracht;
- voor het jaar 2011 een naheffingsaanslag lh opgelegd ten bedrage van € 366.597 en bij gelijktijdig gegeven beschikkingen een bedrag van € 62.739 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 165.745;
- voor de jaren 2012 tot en met 2015 een naheffingsaanslag lh opgelegd ten bedrage van € 1.272.248 en bij gelijktijdig gegeven beschikkingen een bedrag van € 134.900 aan heffingsrente in rekening gebracht en een vergrijpboete opgelegd van € 582.311.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 november 2017:
- voor het jaar 2009 de aanslag verminderd tot een bedrag van € 85.299 en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig gewijzigd;
- voor het jaar 2010 de aanslag verminderd tot een bedrag van € 97.073 en de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig gewijzigd;
- voor het jaar 2011 de aanslag verminderd tot een bedrag van € 363.348, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig gewijzigd en de vergrijpboete verminderd tot
€ 35.000;
- voor de jaren 2012 tot en met 2015 de aanslag verminderd tot een bedrag van
€ 1.266.484, de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig gewijzigd en de vergrijpboete verminderd tot € 140.000.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 6 november 2017, op 7 november 2017 ontvangen door de rechtbank, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben voorafgaand aan de zitting nadere stukken ingediend die, door tussenkomst van de griffier, in afschrift zijn verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2018. Namens eiseres zijn verschenen haar directeur, [persoon A] , bijgestaan door haar gemachtigde. Namens verweerder zijn verschenen [persoon B] , [persoon C] en [persoon D]
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
Overwegingen
Feiten
1. Eiseres is opgericht op [datum] . Bestuurder, tevens enig aandeelhouder, van eiseres is [persoon A] .
2. De activiteiten van eiseres bestaan hoofdzakelijk uit de exploitatie van een schoonmaakbedrijf. Belanghebbende neemt opdrachten rechtstreeks aan van de opdrachtgever. Zij is in dat geval hoofdaannemer. Dit betreft circa 130 opdrachtgevers (jaar 2013) die samen ongeveer 40 percent van de omzet vormen. Op de urenstaten worden deze opdrachten omschreven als “Eigen werk”. Belanghebbende voert daarnaast ook opdrachten uit in onderaanneming. Dit betreft met name de werkzaamheden in opdracht van [B.V. 1] en [B.V. 2] (hierna: [B.V.'s] ), beiden gevestigd in [plaatsnaam] . De opdrachten voor deze bedrijven vormen samen ongeveer 60 percent van de omzet.
3. Eiseres is medio 2012 van haar vorige accountant overgestapt naar [accountantskantoor] , accountants en adviseurs te [plaatsnaam] . Op 9 oktober 2013 zijn de aangiften loonheffing over de jaren 2008 tot en met 2012 tot een totaalbedrag van € 168.771 (2008: € 45.113, 2009: € 45.638, 2010: € 7.552, 2011: € 46.067 en 2012; € 24.401) exclusief rente gecorrigeerd en betaald (inclusief rente).
4. In de aangiften loonheffing - met inbegrip van de latere correctieberichten - zijn per saldo de volgende bedragen (collectief) opgenomen:
2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
loon LBPH 798.687 672.410 850.435 600.092 753.738 815.776 779.948
loon SV 751.505 632.667 792.780 561.922 752.738 815.776 779.948
LBPH 130.884 113.737 133.906 99.216 137.923 123.620 128.837
Premies wnv 59.530 46.044 52.081 46.598 83.829 109.463 88.959
bijdrage Zvw 47.177 39.736 50.225 38.164 55.068 59.673 53.693
totaal te betalen 237.591 199.517 220.024 183.978 276.820 292.756 271.494
5. Op 1 oktober 2013 heeft verweerder een boekenonderzoek aangekondigd. Op 15 april 2015 is aangekondigd dat het onderzoek feitelijk zal aanvangen.
6. Gedurende het boekenonderzoek zijn ter behoud van rechten naheffingsaanslagen lh opgelegd voor de jaren 2009 en 2010 ten bedrage van € 90.000 onderscheidenlijk € 100.000 en is bij gelijktijdig gegeven beschikking rente in rekening gebracht ten bedrage van € 12.831 onderscheidenlijk € 15.779.
7. Ter zake van het boekenonderzoek is met dagtekening 13 februari 2017 een rapport opgemaakt (hierna: het controlerapport) waarin - onder meer - het volgende is vermeld:

3.1 Kasboek
Tijdens het inleidend gesprek [op 25 augustus 2015] met de heren [naam] en [accountant] (Rechtbank: de accountant) is door hen verklaard dat er tot medio 2013 geen (klad-)kasboek is bijgehouden. Vanaf medio 2013 zouden er geen contante mutaties meer hebben plaatsgevonden.
In de gecontroleerde periode (2009-2013) zijn echter substantiële bedragen per kas uitbetaald, met name loonbedragen. Zo is op 31 december 2010 in de financiële administratie een journaalpost opgenomen met als omschrijving “
kasbet. volgens overzicht cliënt”voor een bedrag ad € 69.378. Het “
overzicht cliënt” is niet aanwezig c.q. niet bewaard. In totaal is in dat jaar € 86.508 contant als loon uitbetaald. In 2011 is er in totaal € 139.973 contant als loon uitbetaald. (…)
3.2 Loonadministratie/ urenstaten
(…)
Er is tussen de vermelde uren/dagen op de urenstaten en de verloonde uren/dagen in de loonadministratie geen substantieel verschil aangetroffen. Dit betekent dat indien de urenstaten niet juist zijn (wat gelet op de diverse onderdelen hierna het geval is), de gevoerde loonadministratie ook niet juist is.
Bij [naam] zijn meerdere urenstaten aangetroffen (…):
  • Excel-urenstaten, opgemaakt door [persoon A] . Hierop worden alle werknemers vermeld die in de betreffende maand worden vertoond;
  • Papieren urenstaten van opdrachtgever [B.V. 1] ;
  • Papieren urenstaten van opdrachtgever [B.V.'s] ;
  • Excel-urenstaten van opdrachtgever [bedrijf] .
(…)
3.2.1 Excel-urenstaten van [persoon A]
Door [persoon A] zijn maandelijks excel-urenstaten opgemaakt waarop alle werknemers worden vermeld die door [persoon A] in die maand zijn verloond. Uit een steekproefsgewijze controle bleek dat de excel-urenstaten aansluiten met de ingediende aangiften loonheffingen (voorzover het betreft de naam van de werknemer en het aantal verloonde uren).
Op de excel-urenstaten wordt de naam van de werknemer, het schoonmaakobject of opdrachtgever (of vermelding ‘Eigen werk’) én het aantal gewerkte uren vermeld.
Ofschoon deze excel-urenstaten een opmaak hebben waarbij voor iedere dag van de maand (iedere dag is één kolom) de gewerkte uren kunnen worden vastgelegd, is gebleken dat dit in een groot aantal gevallen niet is bijgehouden dan wel vastgelegd. De tijdstippen waarop is gewerkt, worden op deze excel-urenstaten sowieso niet bijgehouden.
Met betrekking tot het aantal gewerkte uren in de periode januari 2010 tot en met maart 2015 (65 maanden/65 urenstaten) wordt:
  • op 33 urenstaten slechts een totaal aantal uren vermeld die een werknemer in de betreffende
  • op 17 urenstaten alleen een
  • op 12 urenstaten een specificatie per
  • op 3 urenstaten is gedeeltelijk een maand- of weektotaal vermeld.
De excel-urenstaten zijn opgemaakt aan de hand van de papieren urenstaten van [B.V. 1] en [B.V.'s] , de excel-urenstaten van [bedrijf] en- indien aanwezig- de papieren urenstaten van enkele werknemers. Van de overige uren c.q. werknemers waren geen nadere basisdocumenten aanwezig. Dit betreft met name de gewerkte uren voor “Eigen werk” (met uitzondering van [bedrijf] , actief tot en met 1e kwartaal 2012).
Over het kalenderjaar 2014 is vastgesteld dat van de 19.557 geboekte uren “Eigen werk” (op de excel-urenstaten) er 1.415 uren zijn verantwoord op de urenstaten van enkele werknemers. Dit is 7%.
Voorts is vastgesteld dat op de excel-urenstaten van [persoon A] bij het “Eigen werk” in de meeste gevallen niet is vermeld welke opdrachtgever/schoonmaakobject het betreft en hoeveel uren hier per dag zijn gewerkt.
In de email van de heer [accountant] / [accountantskantoor] van 21 mei 2015 worden de gewerkte uren ten behoeve van het “Eigen werk” nader verklaard:
“De medewerkers worden door de directie en bedrijfsleider gepland, zij krijgen per periode op waar zij in de komende periode moeten werken, zij hoeven daarvan geen uren van bij te houden indien dit eigen werken betreft.
De bedrijfsleider bezoekt regelmatig locaties op het moment dat medewerkers aanwezig horen te zijn en toetst zo de aanwezigheid en doet dan gelijk een kwaliteitscontrole.”
(…)
3.2.2 Papieren urenstaten [B.V. 1]
Met betrekking tot alle door [persoon A] verrichte werkzaamheden voor [B.V. 1] zijn er urenstaten in de administratie van [persoon A] opgenomen. Dit zijn per maand de urenstaten van gemiddeld 14 tot 16 werknemers. De op deze urenstaten vermelde namen van de werknemers en de gewerkte uren zijn op de excel-urenstaten van [persoon A] overgenomen en sluiten aan met de ingediende aangiften loonheffingen.
Op 25 september 2015 is door de belastingdienst een derdenonderzoek ingesteld bij [B.V. 1] in [plaatsnaam] . Tijdens dit onderzoek heeft de directeur/eigenaar de heer [persoon E] het volgende verklaard:
[B.V. 1] heeft [persoon A] ingehuurd om tankstations schoon te maken. De werkzaamheden bestaan met name uit het schoonmaken van de vloeren en pompunits, vuilnis verzamelen/wegzetten en verzorgen betaalautomaat (met name de bonnen);
De tankstations worden door één persoon schoongemaakt;
[B.V. 1] hanteert daarbij 8 vaste weekroutes, dit zijn routes waarbij per dag (totaal 4 of 5 dagen) een aantal specifiek genoemde tankstations schoongemaakt moeten worden. Op enkele routes moet ook op zaterdag schoongemaakt worden;
Van alle routes zijn door [persoon E] specificaties overgelegd. Hieruit blijkt dat op de volgende dagen schoongemaakt moet worden. Volgens [persoon E] gebeurt dit door de volgende - vaste - werknemers van [persoon A] :
Ma Di Wo Do Vr Za Zo
[naam] Route 1 x x x x
[naam] Route 2 x x x x x
[persoon K] Route 3 x x x x x
[persoon J] Route 4 x x x x x
[naam] Route 5 x x x x x
[naam] en [naam] Route 6 x x x x
[naam] Route 7 x x x x
[naam] Route 8 x x
5. Voor iedere route komt één werknemer van [persoon A] naar het bedrijfsadres van [persoon E] in [plaatsnaam] en gaat vervolgens met een bedrijfsauto van [persoon E] de route rijden;
6. Dezelfde personen rijden altijd dezelfde routes, tenzij er iemand ziek is of met vakantie is;
7. De werkzaamheden worden niet door vrouwen uitgevoerd;
8. [persoon E] verstrekt blanco urenstaten aan de werknemers (er ligt altijd een stapel op het bedrijfsadres in [plaatsnaam] waar de werknemers van [persoon A] iedere dag naartoe komen. Volgens [persoon E] nemen zij geregeld een aantal blanco exemplaren mee). De urenstaten worden volgens [persoon E] door de werknemers van [persoon A] uitsluitend handmatig met de pen ingevuld;
9. Na afloop van de maand leveren de werknemers van [persoon A] hun urenstaten bij [persoon E] in. [persoon E] ontvangt maandelijks 9 urenstaten (het betreffen 8 routes, route 6 wordt volgens [persoon E] door 2 personen verzorgd: [naam] en [naam] ;
10. Als [persoon E] alle manurenstaten ontvangen en nagekeken heeft, faxt hij deze - met pen ingevulde - urenstaten naar [persoon A] . [persoon A] maakt aan de hand van de totaal uren de factuur op (totaal aantal uren x uurtarief ad € 17,93 excl. OB (tarief 2015));
11. [persoon E] heeft de urenstaten, waarvan hij per fax een kopie naar [persoon A] heeft gestuurd, niet bewaard. (…)
Overigens heeft de heer [B.V. 1] na ons bezoek de urenstaat over de maand september 2015 wel bewaard. Daaruit blijkt o.a.
12. Dat het urenstaten betreft van 9 [persoon A] -werknemers (conform het aantal weekroutes, waarbij route 6 door 2 personen wordt schoongemaakt;
12. Dat op die urenstaten óók op zaterdag wordt gewerkt (zie hierna bij “Administratie [persoon A] ) conform het route-overzicht.
Administratie van [persoon A]
Bij [persoon A] bevinden zich - met betrekking tot de werkzaamheden bij [B.V. 1] - méér urenstaten in de administratie (gemiddeld 14-16 stuks) dan [persoon E] zegt te hebben ontvangen van deze werknemers en heeft doorgefaxt naar [persoon A] (9 urenstaten). De namen die op de 14-16 urenstaten staan vermeld, betreffen de 9 namen die [persoon E] kent, maar daarnaast nog (gemiddeld per maand) 5-7 andere namen die [persoon E] niet kent. De 5-7 namen zijn niet iedere maand dezelfde personen: in de periode januari 2015 tot en met augustus 2015 is vastgesteld dat er in totaal 15 andere namen voorkomen (naast de 9 reeds bekende namen).
[Rb: blijkens nadere stukken betreft het onder meer:
1. [naam werknemer]
2. [naam werknemer]
3. [naam werknemer]
4. [naam werknemer]
5. [naam werknemer]
6. [naam werknemer]
7. [naam werknemer]
8. [naam werknemer]
Vijf van de bovenvermelde ‘andere’ personen zijn vrouwen (1,2,5,7 en 8)]
Het totaal aantal uren op deze urenstaten stemt overeen met de [aan [B.V. 1] ] gefactureerde uren. De conclusie moet dus zijn dat de uren van de 9 personen van wie [persoon E] een urenstaat heeft ontvangen, door [persoon A] zijn verminderd en de hiermee vrijgekomen uren maandelijks zijn verdeeld over de 5-7 andere personen.
Het aandeel van de (gemiddeld) 5-7 andere personen in de bij [B.V. 1] gewerkte uren - in de jaren 2010-2015 (vastgesteld over de maanden januari - maart van ieder jaar ) - betreft:
2010 44%
2011 26%
2012 45%
2013 51%
2014 43%
2015 55%
In de email van de heer [accountant] / [accountantskantoor] van 21 mei 2015 wordt met betrekking tot [B.V. 1] het volgende verklaard:
“Als medewerkers voor [B.V. 1] werken houden zij met de hand een lijst bij. Deze lijst wordt getotaliseerd in de urenstaten. Tevens worden ze getotaliseerd op een Bijlage die naar [persoon E] gaat.”
De lijst die de medewerkers met de hand bijhouden, moet dezelfde zijn die [persoon E] van de 9 werknemers ontvangt. Er is geen plausibele reden denkbaar dat de werknemers, naast de urenstaat die zij aan [persoon E] verstrekken, nóg een urenstaat bijhouden.
Voorts is het niet aannemelijk dat de lijsten/urenstaten die de werknemers bijhouden, vervolgens weer op een andere urenlijst overgenomen moeten worden.
Voorts is met betrekking tot de gemiddeld 5-7 namen per maand nog het volgende vastgesteld:
  • Het betreffen onder andere een aantal vrouwen. [persoon E] heeft echter gezegd dat de werkzaamheden niet door vrouwen worden uitgeoefend;
  • Het betreffen onder andere 2 personen ( [persoon F] en [persoon G] ) waarvan de IND heeft vastgesteld dat dit gefingeerde dienstverbanden zijn geweest. De IND heeft dit vastgesteld mede aan de hand van een ambtsedige verklaring van de belastingdienst (zie onderdeel 3.2.5.3);
  • Voorts zijn in de administratie van [persoon A] enkele verslagen van functioneringsgesprekken uit 2009 aangetroffen (…). Dit betroffen onder andere verslagen van [persoon H] , [persoon I] , [persoon J] en [persoon K] . Deze personen kent [persoon E] als werknemers van [persoon A] die voor [B.V. 1] werkzaam zijn en van wie [persoon E] de urenstaten heeft ontvangen.
In deze verslagen wordt onder andere vermeld dat deze personen:
“met zijn eigen vervoer naar ‘bedrijfsverzamelpunt in [plaatsnaam] ’ gaan. Daar gaat hij met een volledig uitgeruste bedrijfsauto’s naar de bestemmingen van werkzaamheden….Volgens de aard van de werkzaamheden werken zij alleen. Communicatie naar zijn werkgever en overige collegea verloopt middels een ‘vast mobiel’ telefoon”.
Uit deze verslagen moet geconcludeerd worden dat de werknemers van [persoon A] met een bedrijfsauto van [B.V. 1] naar de betreffende tankstations rijden en
alleende werkzaamheden uitvoeren. Dit betekent dat er in totaal dus slechts 9 urenstaten kunnen zijn met betrekking tot de werkzaamheden bij [B.V. 1] (in plaats van de gemiddeld 14-16 die zich bij [persoon A] in de administratie bevinden). De maandelijkse 5-7 extra personen hebben deze werkzaamheden dus niet uitgevoerd. Tot deze groep van 5-7 personen behoren bijvoorbeeld ook de 2 personen van wie de IND heeft vastgesteld dat er sprake was van gefingeerde dienstverbanden;
[persoon E] heeft verklaard (en blijkens de route-specificaties aangetoond) dat op enkele routes óók op zaterdag schoongemaakt moet worden. Óók staat vast dat op zaterdag 20 september 2014 tankstation locatie [plaatsnaam] is schoongemaakt, zoals blijkt uit de internetsite van [B.V. 1] (…).
Op de 14-16 urenstaten van [persoon A] zijn echter nooit uren op een zaterdag verantwoord. (…).
In de periode januari-augustus 2015 heeft [bedrijfsleider] (broer van [persoon A] en bedrijfsleider) volgens de urenstaten van [persoon A] in mei 135 uur voor [B.V. 1] gewerkt, in juni 22 uur en in juli 73 uur. [persoon E] heeft echter verklaard dat [bedrijfsleider] nooit voor [B.V. 1] heeft gewerkt. Wél is bij [persoon E] bekend dat hij werkzaamheden verricht voor [B.V.'s] . Zo staat [bedrijfsleider] op zowel 24 juni 2015 als op 2 juli 2015 op de urenstaat van zowel [B.V. 1] (…) en [B.V.'s] (respectievelijk van 10:00-12:30 en van 08:00-09.00). Omdat de werkzaamheden voor [B.V. 1] altijd ’s-ochtends plaatsvinden, is het niet aannemelijk – mede in onderlinge samenhang bezien met de overige bevindingen in dit rapport – dat [bedrijfsleider] werkzaamheden heeft verricht voor [B.V. 1] .
Voorts heeft [persoon E] verklaard dat de urenstaten die hij van de 9 werknemers ontving, alle met de pen waren ingevuld. Deze urenstaten faxt hij naar [persoon A] . Dan zouden er zich in de administratie van [persoon A] uitsluitend met de pen beschreven urenstaten kunnen bevinden, in zwart/wit kleur (omdat deze per fax zijn ontvangen). Feitelijk bevonden zich in de administratie van [persoon A] ook urenstaten die met een blauwe pen waren beschreven of die met de pc/drukletters waren ingevuld.
Voorts bleken er in de administratie van [persoon A] urenstaten voor te komen met een andere lay-out dan die [persoon E] aan de werknemers verstrekt (…).
Daarnaast heeft [persoon E] met betrekking tot de urenstaten van de 9 bekende werknemers, die in de administratie van [persoon A] zijn opgenomen, verklaard dat:
  • het hierop vermelde aantal gewerkte uren, de aanvangs- en eindtijden – die bijna iedere dag hetzelfde zijn – niet kunnen kloppen. Dit zou veel meer moeten variëren. Dit blijkt ook uit de urenstaat van de maand september 2015 (…). Daaruit blijkt dat er nagenoeg iedere gewerkte dag een verschillend aantal uren wordt gewerkt met verschillende aanvangs- en eindtijden;
  • bij sommige werknemers uren zijn ingevuld op dagen waarop volgens de specificatie van de routes géén schoonmaakwerkzaamheden plaatsvinden. Bijvoorbeeld bij route 2 (…) worden op maandag uren vermeld, terwijl er op zaterdag juist géén uren zijn ingevuld.
Conclusie:
-
Er wordt niet voldaan aan de administratieplicht;
-
De urenstaten van [B.V. 1] , die in de administratie van [persoon A] zijn opgenomen, zijn vals. Er worden meer namen opgenomen dan er feitelijk gewerkt hebben. Daarnaast zijn ook de vermelde (gewerkte) uren en namen van werknemers onjuist. Deze urenstaten kunnen dus niet dienen om een degelijke controle van de gevoerde loonadministratie uit te kunnen voeren;
-
Omdat de namen en de uren van deze urenstaten een-op-een zijn overgenomen op excel-urenstaten van [persoon A] , die exact aansluiten met de aangiften loonheffingen, zij er gedurende het controle-tijdvak tevens onjuiste aangiften loonheffingen ingediend door [persoon A] .
3.2.3. Papieren urenstaten [B.V.'s]
Maandelijks wordt door [persoon A] een factuur opgemaakt die uit ongeveer 10 bladzijden bestaat, waarop alle schoonmaakobjecten zijn vermeld met daarbij per object in kolommen – per schoonmaakobject - de dagen dat hier is gewerkt, de gewerkte tijd, het totaal aantal gewerkte uren per dag, de locatie en het totaal te factureren bedrag (totaal factuurbedrag per maand bedraagt € 25.000 - € 30.000).
Door [persoon A] worden op een (interne) kopie van deze factuur achter de opdrachten de namen van werknemers vermeld die de schoonmaakwerkzaamheden hebben uitgevoerd. Dit wordt in de ordner van de urenstaten bewaard.
In 55% van de gevallen (24 van de 44 beschikbare urenstaten) worden uitsluitend de namen vermeld achter de schoonmaakobjecten (dus zonder vermelding van het aantal gewerkte uren), zoals bijvoorbeeld in de urenstaat van januari 2015 [Rb: de handgeschreven vermeldingen zijn hieronder niet opgenomen]:
06 januari 08.00-12.00 4,00 [adresgegevens]
13 januari 08.00-12.00 4,00 [adresgegevens]
20 januari 08.00-12.00 4,00 [adresgegevens]
27 januari 08.00-12.00 4,00 [adresgegevens]
xx januari 08.00-12.00 0,00 [adresgegevens] 0,00.
In de overige 45% van de gevallen (20 van de 44 urenstaten) wordt bij de naam ook het aantal gewerkte uren vermeld, zoals bijvoorbeeld in de urenstaat van april 2015 [Rb: handgeschreven namen zijn hieronder niet vermeld]:
01 april 14.00-16.00 2,00 [adresgegevens]
08 april 14.00-16,00 2,00 [adresgegevens]
15 april 14.00-17.00 2,00 [adresgegevens]
22 april 14.00-16.00 2,00 [adresgegevens]
29 april 14.00-16.00 2,00 [adresgegevens]
03 april 10.30-12.30 2,50 [adresgegevens]
10 april 10.30-12.30 2,50 [adresgegevens]
17 april 10.30-12.30 2,50 [adresgegevens]
24 april 10.30-12.30 2,50 [adresgegevens]
xx april 10.30-12.30 0,00 [adresgegevens]
08 april 10.00-12,00 2,00 [adresgegevens]
22 april 08.00-15.00 2,00 [adresgegevens]
xx april 10.00-12.00 0,00 [adresgegevens]
02 april 08.00-11.00 3,00 [adresgegevens]
Met betrekking tot deze urenstaten is aan [persoon A] gevraagd hoe de gewerkte uren van de werknemers worden vastgelegd, wat er door de werknemers wordt aangeleverd of welke andere vastleggingen er zijn.
Op 30 maart 2016 antwoordt de heer [persoon A] hierover per email: “personeelsleden worden opgebeld voor de planning. Aan het einde van de periode worden wij voor de personeelsleden opgebeld t.b.v. planning/gewerkte uren e.d. Als de uren dan overeenstemmen, worden zij uitbetaald. Zo niet, dan komt een overleg met hoofdaannemer [persoon E] .”
Op het daarop volgend verzoek van de belastingdienst om deze planning en/of vastleggingen toe te zenden, wordt door de heer [accountant] ( [accountantskantoor] ) op 4 april 2016 per email als volgt gereageerd:
“Onderstaande nogmaals met de heer [persoon A] besproken. Hij geeft wederom aan dat er geen schriftelijke planning wordt bijgehouden. De medewerkers hebben veelal vaste opdrachtgevers, deze delen de projecten zelf in en de medewerkers onderling zorgen dat het werk verricht wordt. Ultimo van een periode geven de medewerkers hun uren op, deze worden gefactureerd en verloond. Als cliënten akkoord zijn met de uren wordt de factuur voldaan en gaat de heer [persoon A] er vanuit dat de medewerkers de juiste uren betaald hebben gekregen.”
Over deze emailwisseling kan het volgende worden opgemerkt:
  • ofschoon er kennelijk wél een planning is (eerste email), wordt hiervan niets vastgelegd. Er wordt niet voldaan aan de administratieplicht;
  • omdat de werknemers niet doorgeven op welke dagen en hoeveel uur per dag zij gewerkt hebben, is er dus géén specificatie wie wanneer en waar gewerkt heeft;
  • op deze wijze kan de werkgever er geen toezicht op houden of degene die hij verloont, ook wel daadwerkelijk de werkzaamheden heeft uitgevoerd.
3.2.3.1 Urenstaten [B.V.'s] / namen zonder uren
Indien door [persoon A] uitsluitend de namen achter de schoonmaakobjecten worden vermeld, kan in de meeste gevallen niet worden vastgesteld hoeveel uur de betreffende persoon daar heeft gewerkt in die betreffende maand. Als er één naam achter het project is vermeld, kan ervan worden uitgegaan dat deze persoon de bij dat project vermelde uren heeft gewerkt, op de dagen die op de factuur/urenstaat staan vermeld. Als er echter twee of meer personen achter de schoonmaakobjecten worden vermeld, kan niet worden vastgesteld hoeveel uur een ieder gewerkt heeft. Ook kan er geen aansluiting worden gevonden met de excel-urenstaat van [persoon A] omdat de betreffende personen vaak op meerdere schoonmaakobjecten van [B.V.'s] werkzaam zijn en er tevens vaak voor andere opdrachtgevers wordt gewerkt. Op de excel-urenstaten wordt alleen een totaal aantal uren van een maand (van alle schoonmaakobjecten tezamen) vermeld. Hoe deze urentotalen zijn samengesteld, is niet te herleiden. Op grond van deze urenstaten kan dus niet vastgesteld worden hoeveel uur er door wie is gewerkt en op welke dag.
3.2.3.2 Urenstaten [B.V.'s] / namen met uren
Indien door [persoon A] naast de namen ook een aantal uren wordt vermeld achter de schoonmaak-objecten, kan hieruit alleen de conclusie worden getrokken dat er in die maand door de betreffende persoon een x-aantal uur aan die objecten is gewerkt. Er kan echter niet worden vastgesteld op welke dag hoeveel uur er is gewerkt en aan welk object (…).
Werknemer [persoon L] / [persoon M]
Bij een deelcontrole is gebleken dat [persoon L] volgens de urenstaten van [persoon A] met betrekking tot [B.V.'s] , in de hieronder vermelde tijdsbestekken het daarbij genoemde aantal uren heeft gewerkt. In de laatste kolom is aangegeven dat er méér uren zijn verantwoord dan er in dat tijdsbestek gewerkt kunnen worden:
Datum Tijdsbestek Aantal gewerkte uren Verschil
2-4-2014 van 08:00-14:00 7,00 uur 1,00 uur
3-4-2014 van 08:00-14:00 7,50 uur 1,50 uur
4-4-2014 van 08:00-13:00 7,25 uur 2,25 uur
9-4-2014 van 08:00-14:00 8,00 uur 2,00 uur
10-4-2014 van 08:00-14:00 7,50 uur 1,50 uur
Bij een deelcontrole met betrekking tot [persoon M] zijn de volgende verschillen geconstateerd:
Datum Tijdsbestek Aantal gewerkte uren Verschil
1-4-2014 van 08:00-14:00 7,00 uur 1,00 uur
3-4-2014 van 08:00-14:00 7,50 uur 1,50 uur
10-4-2014 van 08:00-14:00 7,50 uur 1,50 uur
17-4-2014 van 08:00-14:00 7,50 uur 1,50 uur
22-4-2014 van 08:00-14:00 11,25 uur 5,25 uur
24-4-2014 van 08:00-14:00 7,50 uur 1,50 uur
Hieruit blijkt dat de urenstaten niet op de juiste wijze worden bijgehouden.
Werknemer [persoon N]
Van werknemer [persoon N] zijn een aantal urenstaten in de administratie aangetroffen die zij kennelijk zélf heeft opgemaakt. De aangetroffen urenstaten betreffen prints van urenstaten die door [persoon N] aan [persoon A] zijn gemaild. Op de urenstaat van [persoon N] van november 2014 vermeldt zij dat ze op volgende data heeft gewerkt op de daarbij vermelde locaties:
Datum Gewerkte uren Locatie
3 november 2014 6,5 uur Veenendaal
3 november 2014 2,5 uur Advocatenkantoor Utrecht
7 november 2014 6,5 uur Veenendaal
10 november 2014 2,5 uur Advocatenkantoor Utrecht
28 november 2014
3 uurWateringen
Totaal 21 uur
Op de excel-urenstaat van [persoon A] november 2014 wordt vermeld dat [persoon N] 21 uur heeft gewerkt; en wel voor [B.V.'s] /locatie [bedrijf] . [bedrijf] is gevestigd te [vestigingsplaats] . Op de urenstaat [B.V.'s] wordt eveneens vermeld dat [persoon N] 21 uur heeft gewerkt bij [bedrijf] .
Uit het bovenstaande blijkt dus dat [persoon N] zélf verklaart slechts 13 uur in Veenendaal gewerkt te hebben, terwijl [persoon A] op beide urenstaten aangeeft dat zij er 21 uur gewerkt zou hebben. Wie de ontbrekende 8 uur in Veenendaal heeft gewerkt, is onbekend.
Daarnaast moeten de uren in Utrecht en Wateringen (betreft Eigen werk, hiervan is in het geheel geen specificatie) door [persoon A] op een andere naam zijn verantwoord, terwijl deze andere persoon de werkzaamheden feitelijk niet heeft uitgevoerd.
[Rb: in het controlerapport is verder een overzicht opgenomen van de maand-urenstaten 2014 van [persoon N] en de corresponderende urenstaten [B.V.'s] en [persoon A] . Uit het overzicht blijkt dat de door [persoon A] opgemaakte urenstaten niet geheel overeenstemmen met die van de werknemer]
[project]
Dit betreft een schoonmaakproject waarbij meerdere trappenhallen op verschillende locaties/plaatsen schoongemaakt worden. De schoonmaak vindt volgens de urenstaten [B.V.'s] op alle doordeweekse dagen plaats, gedurende ten minste 16 uur per dag.
De urenstaten over het jaar 2013 zijn nader beoordeeld. Daarbij bleek dat er in de maand juli 2013 volgens de factuur 380 uur zijn gefactureerd, terwijl er [op de excel-urenstaat] voor 8 personen in totaal slechts 265 uur verantwoord wordt. Over de maand augustus 2013 worden er volgens de factuur 367 uur gefactureerd, terwijl er [op de excel-urenstaat] voor één persoon totaal slechts 40 uur verantwoord wordt.
Verder is geconstateerd dat [persoon O] en [persoon P] volgens de urenstaten van [persoon A] (met betrekking tot [B.V.'s] ) uitsluitend voor het [project] werkzaam waren. Beide personen (met de Bulgaarse nationaliteit) werkten in 2013 voor [persoon A] door middel van hun vennootschap onder firma [VOF] (…). Beide personen hebben over een aantal maanden ieder afzonderlijk urenstaten ingeleverd bij [persoon A] . Op deze urenstaten hebben zij - per dag - vermeld hoeveel uur zij hebben gewerkt én in welke plaats zij die werkzaamheden hebben verricht. Deze plaatsnamen zijn vergeleken met de naw-gegevens van de diverse trappenhallen, zoals deze door [persoon E] op 16 augustus 2016 zijn opgegeven (waarbij is gevraagd naar de locaties in 2013).
Daarbij bleek dat [persoon O] en [persoon P] 693 uur van de 1.773 uur (39%) hebben gewerkt in plaatsen die niet door [persoon E] zijn opgegeven. In deze plaatsen is dus géén object Trappenhal (betreft o.a. locaties in [locaties] ). De uren (693) die op deze plaatsen betrekking hebben, zijn door [persoon A] alle op het [project] geboekt.
[persoon O] en [persoon P] zullen deze 693 uren dus op een andere schoonmaakobject gewerkt hebben. Daarnaast moeten andere personen de betreffende uren bij de Trappenhallen gewerkt hebben.
Werknemer [persoon Q]
De volgende urenstaat klopt niet (betreft de maand juli 2013):
19 juli 08.00-16.00 16,00 [bedrijf] extra 281,28
20 juli 08.00-14.30 4 34,00 [bedrijf] extra 597,12
22 juli 08.00-11.00 3,00 [bedrijf] extra 52,74
25 juli 06.00-14.00 6,00 [bedrijf] extra 105,48
29 juli 06.00-13.00 5,00 [bedrijf] extra 87,90
Volgens deze urenstaat heeft [persoon Q] op 19 juli 2013 in een tijdsbestek van 8 uren (van 08.00-16.00) 16 uren gewerkt en op 20 juli 2013 in eenzelfde tijdsbestek 34 uren. Inclusief de 14 uren op de andere 3 dagen, heeft hij in totaal 64 uren gewerkt bij [bedrijf] .
Daarnaast heeft [persoon Q] volgens de urenstaten van [B.V.'s] nog 81 uur bij “ [bedrijf] nieuw” en 5 uur bij “Trappenhal” gewerkt. Bij “ [bedrijf] nieuw” wordt dagelijks 9 uur gewerkt, onder andere op 22 juli (tussen 08.00- 17.00 uur), 25 en 29 juli (tussen 07.00-17.30 uur).
Op deze dagen werd tevens - in hetzelfde tijdsbestek - respectievelijk 3, 6 en 5 uur bij “ [bedrijf] ” gewerkt (zie hierboven), wat dus niet mogelijk is.
In totaal (inclusief bovenstaande 64 uur) worden er – ondanks bovenstaande tegenstrijdigheden - 150 uren op naam van [persoon Q] geboekt. Deze 150 uur staan óók op de excel-urenstaat en óók op de loonstrook van [persoon Q] over de maand juli 2013 (nettoloon € 1.496,25). Op deze loonstrook staat het volgende vermeld
“Overgemaakt naar bank [nummer] ( [naam] )”. [naam] is niet in de loonadministratie van [persoon A] opgenomen.
Conclusie:
  • Er wordt niet voldaan aan de administratieplicht;
  • Aan de hand van de urenstaten van [B.V.'s] kan niet worden vastgesteld welke persoon op welke dag hoeveel uur gewerkt heeft;
  • De basisbescheiden aan de hand waarvan deze urenstaten zijn opgemaakt, zijn niet bewaard;
  • Inhoudelijk zijn er fouten geconstateerd in deze urenstaten. Er zijn uren aan personen toegerekend waarvan vaststaat dat zij bij de betreffende schoonmaakobjecten niet hebben gewerkt dan wel de vermelde uren niet (allemaal) hebben gewerkt. Wie deze werkzaamheden/uren wél hebben uitgevoerd, is niet bekend;
  • Hierdoor kunnen deze urenstaten niet dienen om een degelijke controle van de gevoerde loonadministratie uit te kunnen voeren;
  • Omdat de namen en uren van de urenstaten een-op-een zijn overgenomen op excel-urenstaten van [persoon A] , die exact aansluiten met de aangiften loonheffingen, zijn er gedurende het controle-tijdvak tevens onjuiste aangiften loonheffingen ingediend door [persoon A] .
3.2.4. Excel-urenstaten van de opdrachtgever [bedrijf]
Op de computer van [persoon A] bevonden zich ook een aantal urenstaten van [bedrijf] (excel-bestanden). Met betrekking tot het project “ [vliegveld] ” zijn de [bedrijf] -urenstaten oktober 2011 (…) vergeleken met de excel-urenstaten van [persoon A] oktober 2011 (…) die aansluiten met de ingediende aangifte loonheffingen oktober 2011. Tevens zijn de originele urenstaten bij [bedrijf] opgevraagd en ontvangen, waarbij tevens per urenstaat de betreffende factuur en de ID checker-rapportages waren bijgevoegd (dit betreft een online tool waarmee het identiteitsbewijs wordt gecontroleerd en de identiteit van de persoon wordt vastgesteld).
Uit deze vergelijking blijkt dat:
  • er op de [bedrijf] -staten 20 personen worden vermeld, terwijl er op de [persoon A] -staten (met omschrijving “ [bedrijf] - [vliegveld] ”) 23 personen worden vermeld;
  • er op de [bedrijf] -staten (oktober 2011) in totaal 685 uur wordt vermeld, op de [persoon A] -staat 811 uur;
  • er 9 personen komen zowel op de [bedrijf] -staten als op de [persoon A] -staten voor:
 daarvan komen van 3 personen de uren overeen;
 5 personen op de [bedrijf] -staten hebben gezamenlijk 47 uur meer gewerkt dan wat er voor deze personen op de [persoon A] -staten is vermeld;
 1 persoon op de [persoon A] -staat heeft 90 uur meer gewerkt dan op de [bedrijf] -staat.
- er op de [bedrijf] -staten staan 11 personen vermeld die niet op de [persoon A] -staat voorkomen (totaal 477 uur):
 daarvan worden 5 personen in heel 2011 niet verloond door [persoon A] (3 personen hebben al jarenlang een volledige uitkering, 2 personen werken fulltime bij een ander schoonmaakbedrijf. Deze zijn
nietingeleend);
 2 personen zijn blijkens de loonadministratie van [persoon A] pas vanaf 4 november respectievelijk 6 november 2011 in dienst en zijn niet verloond in oktober;
 4 personen zijn wél door [persoon A] verloond, maar blijkens de excel-urenstaten (en ook de papieren urenstaten) hebben zij voor andere opdrachtgevers gewerkt, en
nietvoor [bedrijf] ;
- er op de [persoon A] -staten 15 personen staan vermeld die niet op de [bedrijf] -staat voorkomen (totaal 561 uur). Aan hen zijn dus uren toegewezen waarop zij blijkens de [bedrijf] -staten (en de daarbij behorende IDcheckers) niet voor [bedrijf] gewerkt hebben.
Conclusies:
  • Er wordt niet voldaan aan de administratieplicht;
  • De door [persoon A] opgemaakte excel-urenstaten zijn feitelijk onjuist: er staan namen op van personen die de vermelde werkzaamheden ( [bedrijf] - [vliegveld] ) niet hebben uitgevoerd. Voorts ontbreken er een aantal namen die deze werkzaamheden juist wél hebben uitgevoerd;
  • Omdat de excel-urenstaten van [persoon A] exact aansluiten met de aangiften loonheffingen, zijn er gedurende het controle-tijdvak tevens onjuiste aangiften loonheffingen ingediend door [persoon A] .
3.2.5. Overige opmerkingen met betrekking tot de urenstaten
3.2.5.1 Werknemer [persoon R]
heeft (o.a.) over maart 2014 een urenstaat gemaild naar [persoon A] . De geprinte versie bevond zich tussen de overige urenstaten van de werknemers in de betreffende ordner van [persoon A] . Op de urenstaat wordt per gewerkte dag het aantal uren, de plaatsnaam en het aantal verreden kilometers vermeld.
Volgens de excel-urenstaat van [persoon A] heeft [persoon R] in maart 2014 in totaal 4 uur gewerkt bij het [bedrijf] ( [plaatsnaam] ). Volgens de urenstaat van [persoon R] heeft hij echter niet in [plaatsnaam] gewerkt. Mocht [persoon R] hiermee [plaatsnaam] hebben bedoeld dat [persoon R] wél op zijn urenstaat heeft opgenomen, dan klopt excel-urenstaat niet omdat [persoon R] in totaal 34 uur in [plaatsnaam] heeft gewerkt.
Voorts is op de urenstaat maart 2014 van [B.V.'s] vermeld dat [persoon R] op 6, 13, 20 en 27 maart heeft gewerkt bij [bedrijf] en bij [bedrijf] in [plaatsnaam] . Op die dagen heeft [persoon R] volgens zijn eigen urenstaat alleen voor [bedrijf] gewerkt, deze bevindt zich niet in [plaatsnaam] .
Ten slotte vermeldt [persoon R] op zijn urenstaat dat er in totaal 952 km is gereden. Er wordt slechts € 114,24 uitgekeerd. [persoon A] paste met betrekking tot de reiskostenvergoedingen in de loonadministratie afwijkende bedragen toe (…), dit betroffen echter in de meeste gevallen verschillen van enkele euro’s per persoon per maand. Hier betreft het een verschil van (952 x € 0,19 =) € 180,88 -/- € 114,24 = € 66,64 oftewel 37%.
3.2.5.2 Urenstaten van zwangere/bevallen werknemers
Bij acht vrouwen - die als werknemer zijn verantwoord in de loonadministratie van [persoon A] - is vastgesteld dat zij op de dag van bevalling en/of de dagen direct ervoor/erna volgens de urenstaten werkzaamheden hebben uitgevoerd. Ook zijn zij voor die uren in de aangiften loonheffingen opgenomen. Overigens bestaat er een wettelijk recht op zwangerschapsverlof (6 weken voor de uitgerekende datum, met een minimum van 4 weken) en 10 weken bevallingsverlof (met een maximum van 12 weken).

1.[persoon W] : bevallen op 8 juni 2010

  • Volgens de excel-urenstaat van [persoon A] en de urenstaat [B.V. 1] zou zij in mei 106 uur gewerkt hebben;
  • Volgens de excel-urenstaat van [persoon A] en de urenstaat [B.V. 1] zou zij in juni 99,8 uur gewerkt hebben;
  • Volgens de excel-urenstaat van [persoon A] en de urenstaat [B.V. 1] zou zij in juli 134 uur gewerkt hebben;
  • Werkt óók op de dag van de bevalling 5 uur voor [B.V. 1] . Overigens heeft [persoon E] verklaard dat er geen vrouwen werkzaam waren.

2.B. Cuha: bevallen op 18 augustus 2011

  • Volgens de excel-urenstaat van [persoon A] en de urenstaat [B.V. 1] zou zij in juli 112 uur gewerkt hebben;
  • Volgens de excel-urenstaat van [persoon A] en de urenstaat [B.V. 1] zou zij in augustus 60 uur gewerkt hebben;
  • Werkt óók op de dag van de bevalling 3 uur bij [B.V. 1] . Overigens heeft [persoon E] verklaard dat er geen vrouwen werkzaam waren.

3.[persoon N] : bevallen op 7 februari 2012

  • Volgens de excel-urenstaat van [persoon A] zou zij in januari in totaal 120 uur gewerkt hebben, t.w. 30 uur voor [bedrijf] , 82 uur voor [B.V.'s] en 8 uur Eigen werk;
  • Volgens de excel-urenstaat van [persoon A] zou zij in februari in totaal 105 uur gewerkt hebben, t.w. 48 uur voor [bedrijf] , 40 uur voor [B.V.'s] en 17 uur Eigen werk;
  • Werkt óók op de dag van de bevalling 2 uur voor [bedrijf] , vanaf 6 februari iedere werkdag (ma-vr) 2 uur bij [bedrijf] Hoofdkantoor. Van [B.V.'s] en Eigen werk zijn geen specificaties van deze maand voorhanden zodat niet bekend is op welke dagen ze daar heeft gewerkt;
  • Voorts is op de pc van [persoon A] een word-document aangetroffen (“ [bedrijf] ”, opgemaakt op 20 oktober 2013), waarop diverse opmerkingen staan vermeld over kennelijk onjuiste namen van werknemers van [persoon A] op de urenstaten van [bedrijf] . De een na laatste opmerking op dit document luidt:

4.[persoon T] : bevallen op 28 augustus 2012

  • Deze werkneemster is in dienst getreden op 1 augustus 2012, op het moment dat ze ongeveer 8 maanden zwanger is;
  • Volgens de excel-urenstaat van [persoon A] zou zij in augustus totaal 140 uur gewerkt hebben, t.w. 62,5 uur voor [bedrijf] en 77,5 uur voor [B.V.'s] ;
  • Volgens de excel-urenstaat van [persoon A] zou zij in september totaal 142 uur gewerkt hebben, t.w. 47 uur voor [bedrijf] , 79 uur voor [B.V.'s] en 16 uur Eigen werk;
  • Werkt óók op de dag van de bevalling 2,5 uur voor [bedrijf] bij [bedrijf] Hoofdkantoor. Van [B.V.'s] zijn geen specificaties van deze maand voorhanden, zodat niet bekend is of en op welke dagen ze daar heeft gewerkt;
  • Werkt in augustus op alle doordeweekse dagen 2,5 uur (ma-do) of 3,5 (vr) voor [bedrijf] .

5.[persoon S] : bevallen op 15 mei 2013

  • [persoon S] wordt alleen op “Eigen werk” verantwoord, bij “ [bedrijf] ”. Vanaf januari 2014 zijn er urenstaten van [persoon S] (zelf) in de administratie van [persoon A] aangetroffen, in 2013 niet;
  • Volgens de excel-urenstaat van [persoon A] zou zij in april 84 uur gewerkt hebben bij [bedrijf] ;
  • Volgens de excel-urenstaat van [persoon A] zou zij in mei 84 uur gewerkt hebben bij [bedrijf] ;
  • Volgens de excel-urenstaat van [persoon A] zou zij in juni 72,5 uur gewerkt hebben bij [bedrijf] ;
  • In 2014 heeft zij per maand een urenstaat ingeleverd bij [persoon A] van 4 of 5 hele weken. Per week worden er 5 dagen gewerkt (ma-vr), 3,5 tot 5 uur per dag. Gemiddeld heeft wordt er per week 18 uren gewerkt. Omdat nergens uit blijkt dat deze situatie anders is dan in 2013, is aannemelijk dat er óók in 2013 5 dagen per week is gewerkt, waaronder op de dag van de bevalling woensdag 15 mei 2013.

6.[persoon U] : bevallen op 9 juni 2014

  • Volgens de excel-urenstaat van [persoon A] en de urenstaat [B.V. 1] zou zij in mei 70 uur gewerkt hebben;
  • Volgens de excel-urenstaat van [persoon A] en de urenstaat [B.V. 1] zou zij in juni 55 uur gewerkt hebben;
  • Werkt in juni op alle doordeweekse dagen (2 of 3 uur), behalve op maandag 9 juni, de dag waarop ze bevalt. Overigens heeft [persoon E] verklaard dat er geen vrouwen werkzaam waren;
  • Opvallend is dat ze op 3 maart 2014 bij [persoon A] in dienst is gekomen, op het moment dat ze 6 maanden zwanger is.
Conclusies:
  • Er is een valse urenadministratie gevoerd;
  • Er zijn hierdoor ook valse aangiften loonheffingen ingediend;
  • Daarnaast is als gevolg hiervan de aan bovengenoemde personen verstrekte reiskostenvergoeding ten onrechte verstrekt;
  • Daarmee is tevens niet vast te stellen wie feitelijk de werkzaamheden hebben uitgevoerd, wanneer en voor hoeveel uren.
3.2.5.3. Gefingeerde dienstbetrekkingen [werknemers [persoon I] / [persoon G] ]
Mede aan de hand van ambtsedige verklaringen van de belastingdienst is door de IND geoordeeld dat de dienstbetrekkingen van de heer [persoon I] en mevrouw [persoon G] gefingeerd zijn. Beiden zouden bij [B.V. 1] werkzaam zijn.
In de ambtsedige verklaringen is onder meer aangegeven dat:
  • [persoon E] heeft verklaard dat er 8 vaste (week)routes zijn waarbij een aantal tankstations schoongemaakt moeten worden. Van iedere route is een vaste schoonmaker (van [persoon A] ) bekend bij [persoon E] . Eén route wordt door 2 personen schoongemaakt;
  • [persoon E] heeft verklaard dat hij maandelijks 9 met de pen ingevulde urenstaten ontvangt van alle werknemers, die zich ook dagelijks bij [B.V. 1] melden om de bedrijfsauto op te halen (het betreffen 8 routes, waarvan één door 2 personen wordt verzorgd);
  • Deze urenstaten faxt [persoon E] naar [persoon A] . [persoon A] maakt aan de hand van deze urenstaten de factuur op;
  • In de urenadministratie van [persoon A] bevinden zich echter maandelijks 14-16 urenstaten, waarvan dus 5-7 urenstaten van personen die geen urenstaat bij [persoon E] hebben ingeleverd. Tevens zijn de urenstaten in de administratie van [persoon A] met blauwe pen beschreven (wat niet zou kunnen indien het de gefaxte urenstaten zouden zijn) of met de pc/drukletters ingevuld (terwijl [persoon E] verklaart dat e met de pen zijn ingevuld);
  • [persoon E] heeft tevens verklaard dat hij zowel de heer [persoon I] als mevrouw [persoon G] niet kent en nooit heeft gezien;
  • [persoon E] heeft verklaard dat de werkzaamheden niet door vrouwen worden verricht;
Verder kan nog het volgende opgemerkt worden.
Zoals in hiervoor reeds is vermeld, zijn op de pc van [persoon A] onder andere 4 verslagen van functioneringsgesprekken aangetroffen van werknemers die voor [B.V. 1] werken. Daaruit blijkt dat de werknemers de werkzaamheden alléén uitvoeren. Oók hieruit blijkt dat er dagelijks niet meer dan 9 personen werkzaam zijn, en niet de 14-16 personen zoals uit de urenadministratie van [persoon A] blijkt;
[persoon I] en [persoon G] zijn op de 14-16 urenstaten van [persoon A] de enigen die fulltime (en meestal 8 uur per dag) werken. De overigen werken niet volledig fulltime en werken per dag maximaal 7,5 uur, maar in veel gevallen (veel) minder;
[persoon I] en [persoon G] halen niet zelf een bedrijfsauto op bij [B.V. 1] in [plaatsnaam] . [persoon E] kent deze personen immers niet, heeft ze niet herkend en bovendien heeft hij verklaard dat er geen vrouwen voor hem werken. Wanneer zij dus daadwerkelijk overeenkomstig de Urenstaten hebben gewerkt, dan moeten zij met iemand meegereden hebben die eerst de bedrijfsauto ophaalt, vervolgens terug rijdt naar Utrecht (de woonplaats van [persoon I] en [persoon G] ) om ze op te halen en vervolgens de route gaat rijden. Die chauffeur zou dan op de urenstaat
minimaalevenveel uren moeten verantwoorden als [persoon I] / [persoon G] . Maar er zijn geen personen in de urenadministratie van [persoon A] aangetroffen die hieraan voldoen;
Opvallend is tevens dat de urenstaten door [persoon A] kennelijk worden aanpast naar gelang van het aantal werkbare dagen in een maand. Zijn dat er relatief weinig (bv mei 2015 (…) met 19 werkbare dagen) dan worden er een aantal dagen op 9 uur gezet om op 164 uur uit te komen. Dat wordt altijd bij de eerste dagen van de maand gedaan, totdat het niet meer nodig is, de overige dagen worden dan op 8 uur gezet. De maand maart 2015 (…) heeft echter 22 werkbare dagen waardoor de eerste 12 dagen op 7 uur worden gezet worden (en de dagen erna op 8 uur) om op 164 uit te komen: [Rb: de ter adstructie in het rapport weergegeven urenstaten zijn hier niet opgenomen]
Ten slotte is er geen verklaring denkbaar waarom [B.V. 1] geen 14-16 urenstaten ontvangt, als de werkzaamheden inderdaad door 14-16 personen zouden zijn uitgevoerd. [persoon E] is immers alleen geïnteresseerd in het aantal (te factureren) uren. Route 6 (…) wordt ook door 2 personen uitgevoerd en daarmee is [persoon E] ook bekend.
Conclusie:

De urenstaten van [persoon I] en [persoon G] zijn vals.
3.2.5.4 Urenstaat werknemer [persoon V]
is per 3 januari 2011 in dienst bij [persoon A] . Op 9 februari 2011 hebben medewerkers van de [belastingdienst] vanaf 9:30 uur tot 11:00 uur een gesprek met [persoon V] gevoerd in Heerenveen. Een tweede gesprek met dezelfde medewerkers heeft op 24 maart 2011 plaatsgevonden in Heerenveen tussen 13:30 uur en 15:00 uur.
Op beide dagen wordt [persoon V] voor 8 uur verantwoord op de urenstaat bij [B.V. 1] .
De werkzaamheden bij [B.V. 1] beginnen - volgens de urenstaten van [persoon A] - tussen 05:00 uur en 09:00 uur. Het is dus niet aannemelijk dat [persoon V] op 9 februari en 24 maart 8 uur heeft gewerkt voor [B.V. 1] .
Daarnaast heeft [persoon V] in 2011 een reiskostenvergoeding ontvangen van € 9.593 (maandelijks ongeveer € 800). Er zijn dat jaar 1.946 uren verloond. Gemiddeld per uur is er dus € 4,93 aan reiskostenvergoeding verstrekt. De totale loonkosten, inclusief sv-premies, bijdrage zvw en pensioenpremie (werkgeversdeel) van [persoon V] in 2011 bedragen € 25.566. Gemiddeld per uur bedragen de loonkosten dus € 13,14.
Aan [B.V. 1] wordt door [persoon A] per uur € 16,69 in rekening gebracht voor de schoonmaakwerkzaamheden. Op alleen de loonkosten wordt bruto € 3,55 overgehouden. Indien echter ook de exceptionele reiskosten van [persoon V] in aanmerking worden genomen, bedragen de totale loonkosten (€ 13,14 + € 4,93 =) € 18,07. Er zou dan per uur bruto € 1,38 verlies worden geleden. Gedurende het jaar 2011 bedraagt het verlies € 2.685.
Conclusie:

De urenstaten van [persoon V] , mede in onderlinge samenhang bezien met de overige bevindingen van dit rapport, zijn vals.
3.2.6
Overige opmerkingen
3.2.6.1 Werknemer [persoon X]
Op de excel-urenstaat van [persoon A] wordt vermeld dat [persoon X] in november 2014 voor het project “ [naam] ” 166,01 uur heeft gewerkt (waarbij bekend is dat dit o.a. ook werkzaamheden betrof bij een buitenschoolse opvang, een kerk en een atletiekaccommodatie). [persoon X] is vanaf 9 november 2014 uit dienst bij [persoon A] , kennelijk doordat er 3 tijdelijke arbeidscontracten zijn uitgediend. Vanaf die datum is er door [persoon X] een uitkering aangevraagd Over de maand november 2014 zijn door [persoon A] 2 loonstroken opgemaakt: 1 loonstrook met de uitbetaling van 43,5 loonuren en 1 loonstrook met de uitbetaling van 122,51 vrije uren (en daarnaast uitbetaling van vakantiegeldreservering). Deze 122,51 vrije uren zijn de gewerkte uren vanaf 10 november 2014: op de loonstrook oktober 2014 zijn namelijk geen overwerkuren bij de cumulatieven vermeld, op de loonstrook van november 2014 staan deze 122,51 uur hier wél op vermeld. Dit betekent dat deze overwerkuren in de maand november 2014 zijn opgebouwd.
Conclusie:
  • óf [persoon X] is daadwerkelijk op 9 november 2014 gestopt met werken voor [persoon A] , de 122,51 uren zijn dan door een andere (onbekende) persoon gewerkt;
  • óf [persoon A] heeft meegewerkt aan uitkeringsfraude door de 122,51 gewerkte uren als zogenaamde vrije uren aan [persoon X] uit te betalen.
Overigens heeft [persoon X] bij zijn aanvraag uitkering verklaard vanaf 10 november 2014 nul uur gewerkt te hebben.
3.3
Loonbetalingen op naam van andere personen
Er wordt – blijkens de loonstroken, de financiële administratie en bankafschriften - regelmatig nettoloon van verloonde werknemers (inclusief de op de loonstrook vermelde bedragen aan reiskostenvergoeding en persoonlijke lening) aan andere personen overgemaakt. Dit betreffen voorschotten of de volledige nettoloonbedragen.
Het jaar 2014 is nader onderzocht vanuit de loonstroken. Over dit jaar zijn er 814 loonstroken. Op 120 loonstroken wordt vermeld dat er geld naar een andere persoon wordt overgemaakt dan degene die verloond is (totaal € 111.569). Daarbij dient te worden aangetekend dat gebleken is dat niet altijd op de loonstrook wordt vermeld dat het nettoloon aan een derde persoon wordt overgemaakt, zodat het daadwerkelijke aantal gevallen hoger kan zijn dan de genoemde 120 gevallen en het vermelde totaalbedrag ook hoger kan zijn.
De bedragen van de bovengenoemde 120 loonstroken zijn aan 22 verschillende andere personen uitbetaald. Van deze 22 personen zijn 4 personen niet bekend in de loonadministratie van [persoon A] , t.w.:
  • [naam] (12 betalingen, totaalbedrag € 8.232)
  • [naam] ( 4 betalingen, totaalbedrag € 971)
  • [naam] ( 2 betalingen, totaalbedrag € 2.500)
  • [naam] (3 betalingen, totaalbedrag € 3.001)
De overige 18 personen zijn wél opgenomen in de loonadministratie van [persoon A] , maar zij zijn voor die betreffende bedragen niet verloond.
Aan 5 van de 22 personen zijn er in totaal 10 keer of vaker bedragen uitbetaald. Zo zijn aan [persoon A] (bestuurder/enig aandeelhouder) 80 bedragen uitbetaald (van 23 verschillende personen, met een totaalbedrag van € 60.469) en aan [bedrijfsleider] (broer van [persoon A] en bedrijfsleider) 16 bedragen (van 9 verschillende personen met een totaalbedrag van € 11.021).
Op 4 december 2015 is [persoon A] / [accountantskantoor] verzocht om aan te geven wie [naam] is (betreft bovenvermelde persoon die niet in de loonadministratie van [persoon A] is opgenomen). Op 8 december 2015 antwoordt de heer [naam] ( [accountantskantoor] ) als volgt:
“Overboekingen van loon voorschotten naar [naam]
…..In 2014 is inderdaad op 14-03-2014 een bedrag van € 2.500 naar [naam] overgemaakt. Dit betrof een tweetal voorschotten op het salaris van werknemer [persoon Z] ad €1.250 en werknemer [persoon Y] ad € 1.250 m.b.t. de periode maart 2014. Dit is vanwege redenen in de privésfeer van beide werknemers op verzoek van de werknemers gedaan. [naam] is overigens geen personeelslid van de vennootschap.”
Het is niet aannemelijk dat de hierboven genoemde reden het werkelijke motief is geweest. In 2014 is er van het nettoloon van zowel mw. [persoon Z] als van mw. [persoon Y] € 0,00 naar henzelf overgemaakt. Alle nettoloonbedragen zijn aan 5 verschillende personen overgemaakt:
[persoon Y] [persoon Z]
[persoon A] € 11.684,63 € 6.468,80
[bedrijfsleider] € 720,00 € 1.594,10
[naam] € 1.250,00 € 1.250,00
[persoon L] € 2.730,64 € 215,00
[naam] € 700,00 -
[naam] € - € 699,89
[naam] € 188,36 -
Tevens wordt bij [persoon Z] € 4.090 ingehouden als “inhouding persoonlijke lening.
Gelet op deze bevindingen is het dus niet aannemelijk dat alléén in de maand maart, door twéé verschillende personen het nettoloon aan [naam] om niet nader omschreven privé redenen overgemaakt moet worden. Bovendien zijn geen verbanden bekend (of in bovengenoemd antwoord van [naam] aangedragen) tussen [naam] (geboortejaar [geboorte jaar] , woonachtig in [plaatsnaam] ), [persoon Y] (geboortejaar [geboorte jaar] , woonachtig in [plaatsnaam] ) en [persoon Z] (geboortejaar [geboorte jaar] , woonachtig in [plaatsnaam] ).
[In de excel-urenstaten van [persoon A] is bovendien vastgelegd dat beide vrouwen in 2014 onder andere voor [B.V. 1] hebben gewerkt: [persoon Z] in totaal 804 uur en [persoon Y] in totaal 394 uur. [persoon E] heeft echter gezegd dat de werkzaamheden niet door vrouwen worden uitgeoefend.]
Conclusie:
-
Deze methode van uitbetalen - in onderlinge samenhang bezien met de overige bevindingen in dit rapport (…) - onderbouwt de stelling dat een aantal personen die in de loonadministratie en aangiften LH verantwoord zijn, niet de feitelijke werkzaamheden hebben verricht c.q. hiervoor geen loon hebben ontvangen.
Ofschoon de andere jaren niet op dit onderdeel zijn onderzocht, is bij toeval in 2013 bij werkneemster [naam] (tot en met juli / einde dienstbetrekking) vastgesteld dat het grootste deel van het nettoloon aan [naam] is overgemaakt. Deze persoon is niet in de loonadministratie van [persoon A] opgenomen. Hij is de zwager van de hiervoor genoemde [naam] .
Ook is bij werknemer [persoon Q] (…) aangegeven dat het nettoloon van [persoon Q] is overgemaakt naar [naam] , die eveneens niet in de loonadministratie van [persoon A] is opgenomen.
3.4
Correctie
In dit rapport is vastgesteld dat de vereiste aangifte niet is gedaan en daarom de bewijslast bij bezwaar zal worden omgekeerd. Tevens dient de verschuldigde belasting in dat geval op redelijke gronden te worden vastgesteld.
Uit alle bevindingen uit dit rapport blijkt dat de urenstaten - ongeacht voor welke opdrachtgever is gewerkt - voor een deel onjuist dan wel vals zijn.
Met betrekking tot de urenstaten van [B.V. 1] kan - in tegenstelling tot de meeste andere urenstaten die niet of niet volledig zijn bijgehouden - vastgesteld worden welk deel van de verloonde uren onjuist is. In onderstaand overzicht (betreft de bevindingen over de maanden januari tot en met maart van de jaren 2010-2015) is aangegeven welk deel van de uren die door [persoon A] op [B.V. 1] zijn verantwoord, betrekking heeft op personen die
nietbij [B.V. 1] hebben gewerkt.
Jan-feb-mrt
Totaal uren Aandeel Aandeel uren naar
[persoon E] onbekenden onbekenden rato heel
Jaar TSO in uren in % jaar
2010 5.781 2.536 44% 10.144
2011 5.814 1.533 26% 6.130
2012 5.948 2.650 45% 10.600
2013 5.797 2.951 51% 11.805
2014 5.754 2.457 43% 9.828
2015 5.616 3.114 55% 12.457
Gemiddeld over 2010-2015: 44%
Omdat uit het onderzoek ook is gebleken dat bepaalde bevindingen (zwangere c.q. bevallen werknemers, betalingen nettoloon op andere naam) zowel op [B.V. 1] betrekking hebben als op [B.V.'s] en op Eigen werk, is aannemelijk dat ook bij deze urenstaten dit foutpercentage van toepassing.
Om die reden zal [44 x 90%] 39,6% van het totaal uitbetaalde nettoloon gecorrigeerd. Daarbij is het hierboven berekende gemiddelde percentage van 44% verminderd met 10%, om daarmee discussies over de berekeningen, afrondingen, etc. te voorkomen.
De volgende bedragen aan nettoloon zijn gecorrigeerd; waarbij het totale nettoloon als volgt is vastgesteld: (…)
Totale nettoloon correctiefactor te corrigeren nettoloon
2009 € 600.797 39,6% € 237.916
2010 € 491.607 39,6% € 194.676
2011 € 555.164 39,6% € 219.845
2012 € 444.750 39,6% € 176.121
2013 € 593.887 39,6% € 235.179
2014 € 670.014 39,6% € 265.326
2015 € 630.391 39,6% € 249.635
3.4.1
Berekening correcties nettoloon
De verschuldigde loonheffingen over dit nettoloon worden berekend met toepassing van het (gebruteerde) tabeltarief (waarbij het gehanteerde tarief dus het anoniementarief is) en worden als eindheffing bij inhoudingsplichtige nageheven.
Het anoniementarief houdt in dat:
  • 52% loonbelasting/premie volksverzekeringen wordt berekend;
  • Geen rekening wordt gehouden met de loonheffingskorting;
  • Voor de premies werknemersverzekeringen geen rekening gehouden wordt met het maximum-premieloon en de franchise;
  • Voor de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) geen rekening wordt gehouden met het maximumbijdrageloon.
Het anoniementarief wordt toegepast omdat er, bij gebrek aan een deugdelijke loonadministratie, niet afgeleid kan worden wie er gedurende welke tijd hebben gewerkt, aan wie loon is betaald en om welke bedragen het daarbij ging. Dat [persoon A] van een (groot) aantal werknemers kopieën van identiteitsbewijzen heeft, maakt dat niet anders.
Tevens moet worden vastgesteld dat naast de fiscale gevolgen (die hierna worden berekend), deze handelswijze ook gevolgen heeft voor de juistheid en volledigheid van de polisadministratie (dat gevuld wordt met de gegevens uit de aangiften loonheffingen). De polisadministratie vormt de basis voor o.a. toekenningen van toeslagen, uitkeringen, pensioenen, etc.
De volgende bedragen worden gecorrigeerd.
Hieronder wordt eerst berekend welk bedrag over het gecorrigeerde nettoloon verschuldigd is. Vervolgens wordt berekend welk bedrag reeds over dit nettoloon is afgedragen (totaalbedrag ingehouden loonheffingen (LB/vv, premies werknemersverzekeringen, premie Zvw x 39,6%)). Het saldo hiervan is de correctie.
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Nettoloon
237.916
194.676
219.845
176.121
235.179
265.326
249.635
Verschuldigd
Sectorfonds WW
11.516
12.997
17.947
18.4
27.433
22.825
18.46
WW/Awf werkgever
22.23
18.441
20.996
18.082
8.327
11.882
10.764
WAO/WIA basispremie
30.533
25.028
25.496
20.069
22.779
30.12
29.899
WAO uniform/WGA gedif
5.892
2.898
2.799
3.815
2.302
15.695
12.948
ZVW
36.961
30.955
38.744
28.216
37.965
41.45
36.139
Loonbelasting/VV
297.751
244.415
280.082
221.296
254.698
287.348
270.355
Totaal verschuldigd
404.883
334.734
386.064
309.878
353.504
409.32
378.565
Op aangiften reeds aange-gegeven loonheffingen (39.6%)
94.452
80.085
89.679
74.183
108.584
116.078
95.432
Correctie
310.431
254.649
296.385
235.695
244.92
293.242
283.133
4. Overige onderwerpen loonheffingen
4.1
Inlening onderaannemer
Vanaf september 2012 tot en met december 2013 worden er door VOF [VOF] bedragen gefactureerd aan [persoon A] voor verrichte schoonmaakwerkzaam-heden. In 2012 is er in totaal € 13.824 aan [persoon A] gefactureerd, in 2013 in totaal € 40.507.
De VOF bestaat uit [naam] en [naam] . Zij hebben beiden de Bulgaarse nationaliteit. Tot en met 31 december 2013 mochten Bulgaren zonder een tewerkstellingsvergunning in Nederland niet in loondienst werken. Vanaf 1 januari 2014 is een tewerkstellingsvergunning niet langer vereist. Vanaf 2 januari 2014 zijn [naam] en [naam] direct bij [persoon A] in loondienst getreden.
In de pc-bestanden van [persoon A] is een “ZZP overeenkomst [VOF] . [naam] ” en een “ZZP overeenkomst. [naam] ” aangetroffen. Hierin wordt overeengekomen dat VOF [VOF] schoonmaakwerkzaamheden verricht “ten behoeve van trappenhallen, bungalows en kantoren.”
De overeenkomst is gedagtekend 28 december 2012, maar blijkens de documenteigenschappen van dit word-document is het op 2 oktober 2013 om 18:01 uur ( [naam] ) respectievelijk om 19:05 uur ( [naam] ) opgemaakt. De auteur is in beide gevallen [persoon A] . Opvallend is dat op 1 oktober 2013 door o.a. collega [naam] namens het Schoonmaakinterventieteam een onderzoek is aangekondigd.
Uit de urenstaten van [B.V.'s] blijkt dat beide personen alleen bij het [project] zijn verantwoord. In de meeste maanden worden de door [naam] en [naam] gewerkte uren ook nog op afzonderlijke, kennelijk door henzelf opgestelde urenstaten vermeld. Daarbij verantwoorden zij ieder een verschillend aantal uren per maand (zij werken dus niet ieder evenveel uren). Deze urenstaten bevonden zich in de ordners met urenstaten, tussen de urenstaten van de opdrachtgevers en overige werknemers.
De totaal door VOF [VOF] aan [persoon A] gefactureerde bedragen komen nagenoeg overeen met de door de vennoten aangegeven omzet.
Gelet op het bovenvermelde ontstaat de indruk dat hier sprake is van een gefingeerde VOF-constructie, zodat op die manier [naam] en [naam] zonder tewerkstellingsvergunning in Nederland konden werken.
Niettemin zijn aan beide personen VAR-wuo verklaringen afgegeven. Vooralsnog zal hier - uit praktische overwegingen - vanuit worden gegaan dat [persoon A] , als opdrachtgever, hieraan vertrouwen mocht ontlenen.
De var-verklaringen zijn echter niet geldig c.q. niet voor het hele in het geding zijnde tijdvak geldig:
- [naam] heeft op 16 april 2013 alleen een VAR-wuo verklaring ontvangen voor het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van een klussenbedrijf.
De aanvraag voor een VAR-wuo voor schoonmaak- en kluswerkzaamheden (van 22 april 2013) is op 5 juni 2013 buiten behandeling gesteld omdat [naam] niet heeft gereageerd op een vragenbrief naar aanleiding van deze aanvraag.
De bij [persoon A] verrichte schoonmaakwerkzaamheden vallen niet onder de reikwijdte van de VAR-verklaring klussenbedrijf. De door [naam] gewerkte uren worden daarom als loon uit dienstbetrekking aangemerkt;
- [naam] heeft een VAR-wuo ontvangen voor het uitvoeren van schoonmaak-en kluswerkzaamheden. Deze VAR-wuo heeft een ingangsdatum van 25 april 2013. Voor de werkzaamheden die vòòr deze datum zijn verricht, wordt de betreffende vergoeding als loon uit dienstbetrekking aangemerkt.
NB: de redenen dat de betreffende vergoedingen - nu er géén sprake is van een geldige VAR-verklaring - als loon uit dienstbetrekking worden aangemerkt zijn:
  • Er werden door [naam] en [naam] dezelfde werkzaamheden uitgevoerd als het overige personeel;
  • Er werden door [naam] en [naam] zélf urenstaten bijgehouden en zij werden door [persoon A] ook vermeld op de urenstaten van de werknemers van [B.V.'s] ;
  • Op de aanvraag VAR-wuo voor de schoonmaakwerkzaamheden verklaren beiden o.a. dat zij aanwijzingen ontvangen over de werkwijze, hetgeen op een gezagsverhouding duidt;
  • Tevens is in de ZZP-overeenkomsten (zie hierboven) in onderdeel 2.1 opgenomen: “Opdrachtgever (bedoeld zal zijn ‘opdrachtnemer’) zal de werkzaamheden in beginsel persoonlijk verrichten. Het is niet mogelijk voor opdrachtnemer om onderdelen, geheel of ten dele van de opdracht, uit te laten voeren door derden.”
Deze bepaling duidt eveneens op een gezagsverhouding,
-
Vanaf 1 januari 2014 verrichten zij exact dezelfde werkzaamheden bij [persoon A] , maar nu in dienstbetrekking.
Omdat beide personen in 2012/2013 niet gerechtigd waren in Nederland werkzaamheden in dienstbetrekking uit te voeten, zijn zij niet premieplichtig voor de sociale verzekeringswetten (Koppelingswet). Omdat zij tevens niet beschikten over een geldig identiteitsbewijs (een Bulgaars paspoort voldoet niet), wordt over de totale vergoeding het gebruteerde anoniementarief toegepast.
Over het jaar 2012 waren beiden niet in het bezit van een var-verklaring zodat het totaal gefactureerde bedrag 2012 als loon wordt aangemerkt.
Berekening 2012
Sectorfonds WW
WW/Awf werkgever
WAO/WIA basispremie
WGA gedifferentieerd
ZVW
Loonbelasting
Grondslagen
13.824
Percentages
4,63%
4,55%
5,05%
0,96%
7,1%
108,30%
Naheffing
14.971
Over het jaar 2013 wordt het aandeel in de gefactureerde bedragen van [naam] geheel als loon aangemerkt. Omdat blijkens de door [naam] en [naam] ingeleverde urenstaten het aantal gewerkte uren dicht bij elkaar ligt, wordt ieder de helft van het gefactureerde bedrag aangerekend. Het aandeel in de gefactureerde bedragen van [naam] tot en met (afgerond) half april wordt eveneens als loon aangemerkt.
Gefactureerd Te corrigeren loon
Gefactureerd jan-mrt 10.787 10.787
Gefactureerd apr 4.076 3.057
Gefactureerd mei-dec 25.644
12.822
Totaal te corrigeren loon: 26.666
Berekening 2012
Sectorfonds WW
WW/Awf werkgever
WAO/WIA basispremie
WGA gedifferentieerd
ZVW
Loonbelasting
Grondslagen
26.666
Percentages
4,63%
4,55%
5,05%
0,96%
7,1%
108,30%
Naheffing
28.879
Overzicht na te heffen bedragen:
2012 € 14.971
2013€ 28.879
Totaal € 43.850
4.2
Kostenvergoedingen
4.2.1
Reiskostenvergoeding
Gedurende de jaren 2009-2015 zijn de volgende onbelaste reiskostenvergoedingen verstrekt:
2009€ 90.077
2010€ 95.857
2011€ 91.107
2012€ 64.308
2013€ 58.167
2014€ 60.924
2015€ 39.993
€ 500.433
Op de loonstroken worden maandelijks de te betalen vergoedingen vermeld.
Omdat er sprake is van een onbelaste vergoeding, dient de inhoudingsplichtige ( [persoon A] ) te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden om deze vergoeding ook daadwerkelijk onbelast te kunnen uitbetalen. Er is echter vastgesteld dat er geen enkele administratieve vastlegging heeft plaatsgevonden (en er dus ook niets bewaard kon worden) zodat de juistheid van de vergoeding niet gecontroleerd kan worden. Er kan dus ook niet aangetoond worden dat deze vergoedingen terecht onbelast zijn uitgekeerd.
Overigens ligt aan de door [persoon A] uitbetaalde onbelaste reiskostenvergoedingen (het bedrag wordt op de loonstrook) ook geen vastomlijnde berekening ten grondslag. In de email van de heer [accountant] / [accountantskantoor] van 1 juni 2015 wordt een uitleg gegeven hoe het bedrag volgens hen tot stand is gekomen:
“Specificatie van verstrekte reiskostenvergoedingen over de jaren 2008 tot en met 2014. Dat is als volgt gegaan : Als voorbeeld heb ik [naam] genomen. (Ik heb ook zijn salaris specificatie over de periode december 208 genomen). Dagelijks heeft hij (enkele reis) 24,2 km afgelegd. Heen en terug is dat dus 48,4 km per dag. Hij heeft 22 dagen gewerkt. Normaliter zou hij recht hebben op (1064,8 km * EUR 0,19 cent = EUR 202,31 aan onbelaste reiskosten vergoeding. Echter is hij betaald EUR. 196,63 (dus onder zijn maximum limiet). Zo is het ook gegaan met alle overige personeelsleden. Als [naam] alles per persoon gespecificeerd wilt hebben, dan kan hij dat krijgen. Maar dan moeten we het archief in en ze individueel narekenen.”
Diverse malen is gevraagd naar de rekenslag die gemaakt wordt tussen het fiscaal toelaatbare bedrag en het feitelijk uitgekeerde bedrag, maar er is geen antwoord op gegeven.
Voorts is in dit rapport vastgesteld dat een substantieel deel van de totaal verloonde uren bij personen is verantwoord, die deze uren feitelijk niet hebben gewerkt. Deze personen hebben wél een reiskostenvergoeding ontvangen, maar hebben dus géén kosten gemaakt. Deze uren moeten door andere personen zijn gewerkt, waarvan in de meeste gevallen niet bekend is wie dit zijn. Daardoor kan ook niet vastgesteld worden of zij eventueel recht zouden kunnen hebben op een onbelaste reiskostenvergoeding, en zo ja, op welk bedrag.
Voorts zijn in de urenstaten namen aangetroffen van schoonmakers die niet in de loonadministratie zijn verantwoord. Ook voor hen geldt dat niet vastgesteld kan worden of zij eventueel recht zouden kunnen hebben op een onbelaste reiskostenvergoeding.
Omdat er met betrekking tot de onbelast verstrekte reiskosten niets is bijgehouden en er bovendien is vastgesteld dat er vergoedingen zijn verstrekt aan personen die deze kosten niet hebben gemaakt, is een deel van deze vergoeding gecorrigeerd en in het jaar van uitbetaling als nettoloon aangemerkt. Er is gebruteerd met toepassing van het anoniementarief.
Omdat aannemelijk is geacht dat een deel van de werknemers wél reiskosten heeft gemaakt en vergoed heeft gekregen, zal voor ditmaal niet de volledige vergoeding worden gecorrigeerd (wegens het ontbreken van enige administratie). Uit praktische overwegingen zal de vergoeding gecorrigeerd worden met het correctiepercentage dat in onderdeel 3.4 is vastgesteld, t.w. 39,6%.
Dat leidt tot de volgende correcties:
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Vergoeding
90.077
95.857
91.107
64.308
58.167
60.924
39.993
Correctiepercentage
39,6%
39,6%
39,6%
39,6%
39,6%
39,6%
39,6%
Te corrigeren nettoloon
35.67
37.959
36.078
25.466
23.034
24.126
15.837
Verschuldigd
Sector-fonds WW
1.727
2.534
2.945
2.661
2.687
2.076
1.171
WW/Awf werkgever
3.333
3.596
3.446
2.615
816
1.08
683
WAO/WIA basispremie
4.578
4.88
4.184
2.902
2.231
2.739
1.897
WAD uniform/WGA gedif
883
565
459
552
226
1.427
821
ZVW
5.541
6.036
6.358
4.08
3.718
3.769
2.293
Loonbelasting/VV
44.641
47.658
45.963
31.998
24.946
26.128
17.151
Totaal verschuldigd
60.703
65.269
63.355
44.808
34.624
37.219
24.016
4.2.2
Vaste kostenvergoedingen
Aan [persoon A] (directeur/enig aandeelhouder) en [bedrijfsleider] (bedrijfsleider) zijn gedurende de gecontroleerde periode vaste, onbelaste kostenvergoedingen verstrekt. Aan [persoon A] zijn over de jaren 2009 tot en met 2012 maandelijks de volgende bedragen onbelast uitgekeerd:
2009 € 1.525
2010 € 1.425
2011 € 1.481
2012 € 1.493
In 2013 is gedurende de maanden januari tot en met september € 619 onbelast uitgekeerd. Daarna (in ieder geval tot en met 2014) is er geen onbelaste kostenvergoeding meer uitgekeerd.
Het nettoloon, inclusief de onbelaste kostenvergoeding, bedroeg in 2009-2012 iedere maand € 4.500,00. In 2013 bedraagt het nettoloon, ondanks de lagere kostenvergoeding, eveneens € 4.500,00 maar is het brutoloon ongeveer € 1.800 hoger. In 2014 wordt weer het lagere brutoloon genoten en bedraagt het nettoloon ongeveer € 2.800.
Aan [bedrijfsleider] zijn over de jaren 2009 tot en met 2014 maandelijks de volgende bedragen onbelast uitgekeerd:
2009 € 512
2010 € 925
2011 € 907
2012 € 869
2013 € 900
2014 € 858
Het nettoloon, inclusief de onbelaste kostenvergoeding, bedroeg iedere maand € 2.500,00.
Beoordeling vaste onkostenvergoedingen
Op de loonstroken zijn de verstrekte onbelaste onkostenvergoedingen gespecificeerd. De diverse kosten worden hierna genoemd.
De werkkostenregeling is in de gecontroleerde periode niet toegepast. Pas vanaf 2015 is deze regeling verplicht. De werkkostenregeling over het jaar 2015 is echter niet beoordeeld.
Met uitzondering van de onkostenvergoedingen die na deze alinea zijn beschreven, zijn door controlerend ambtenaar de volgende onkostenvergoedingen, mede om praktische redenen, geaccepteerd:
- Kosten kantoor ( [bedrijfsleider] )
- Kosten water/energie/wassen handdoeken etc. CH. [persoon A] en [persoon A] )
- Maaltijd/koffie ( [bedrijfsleider] en [persoon A] )
- Telefoon/internet ( [bedrijfsleider] en [persoon A] )
- Vergoeding hypotheek op bedrijfspand ( [bedrijfsleider] en [persoon A] )
- Parkeren/kleine autokosten ( [persoon A] )
- Cadeaus klanten/zakelijke relaties ( [persoon A] )
- Vergoeding garage/opslagruimte ( [persoon A] )
- Lunch/clubs ( [persoon A] )
- Zakelijke recepties ( [persoon A] )
Bedrijfsfitness:
[bedrijfsleider] ontvangt een vergoeding van € 45 per maand voor bedrijfsfitness. Geen enkele andere werknemer ontvangt deze vergoeding. Het is ook niet gebleken dat aan één van de voorwaarden - dat de deelname aan de bedrijfsfitness open staat voor 90% of meer van alle werknemers - is voldaan. Gelet op het relatief geringe bedrag wordt echter om praktische redenen niet gecorrigeerd.
Werkkamer
Zowel [persoon A] (2009-2012) als [bedrijfsleider] (2009-2014) hebben een onbelaste vergoeding voor een werkkamer ontvangen van € 175 per maand. Een onbelaste vergoeding is alleen mogelijk als er – nu de vennootschap tevens beschikt over een soortgelijke werkruimte aan de [adresgegevens] - in de werkkamer thuis 70% of meer van het arbeidsinkomen wordt verdiend.
Met betrekking tot [bedrijfsleider] zijn de urenstaten over het jaar 2013 beoordeeld. Daarbij is vastgesteld dat volgens de excel-urenstaten 75% van de maandelijks 154,1 verloonde uren wordt schoongemaakt voor [B.V.'s] . De andere 25% betreft Eigen werk, waarvan aannemelijk is dat het voor het merendeel schoonmaakwerkzaamheden op locatie betreft. In ieder geval is niet aannemelijk gemaakt dat de arbeidsinkomsten voor 70% of meer in de werkkamer thuis wordt verdiend.
Met betrekking tot [persoon A] is het eveneens niet aannemelijk dat de arbeidsinkomsten voor 70% of meer in de werkkamer thuis wordt verdiend. [persoon A] beschikt over een ruim kantoor aan de [adresgegevens] , zodat niet aannemelijk is dat de meeste tijd thuis in een werkkamer wordt gewerkt. Bovendien is in 2013 in de maanden juli (84 uur) en oktober (129 uur) vastgesteld dat er voor [persoon E] is schoongemaakt.
De onbelast verstrekte vergoedingen voor de werkkamer worden gecorrigeerd. Per jaar is aan beide personen € 2.100 verstrekt (12 maanden x € 175). Dit bedrag is als een netto-vergoeding uitbetaald en wordt als nettoloon aangemerkt. De verschuldigde loonheffingen over dit nettoloon worden berekend met toepassing van het (gebruteerde) tabeltarief.
Berekening naheffing [persoon A]
is niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. De werkgeversheffing Zvw is reeds tot het maximumbedrag aangegeven en afgedragen en wordt daarom in onderstaande berekening niet vermeld. Voor de loonbelasting/premie VV geldt het hoogste tarief.
2009 2010 2011 2012
Te corrigeren nettoloon 2.100 2.100 2.100 2.100
Verschuldigd
Loonbelasting/VV 2.274 2.274 2.274 2.274
Totaal verschuldigd 2.274 2.274 2.274 2.274
Totaal jaar 2009-2012 €9.096
Berekening naheffing [bedrijfsleider]
2009 2010 2011 2012 2013 2014
Te corrigeren nettoloon 2.100 2.100 2.100 2.100 2.100 2.100
Verschuldigd
Sectorfonds WW 81 112 137 176 202 149
WW/Awf werkgever 158 160 160 173 61 77
WAO/WIA basispremie 217 217 195 192 168 197
WAD uniform/WGA gedif 41 25 21 36 17 102
ZVW 262 268 296 270 280 271
Loonbelasting/VV 1.710 1.711 1.731 1.712 1.520 1.520
Totaal verschuldigd 2.469 2.493 2.540 2.559 2.248 2.316
Totaal 2009-201414.625
Ten slotte bleek dat bij de uitbetaling van het vakantiegeld van [bedrijfsleider] - dat separaat wordt uitbetaald - tevens de volgende nettobedragen werden uitgekeerd:
Totaal
Netto Bedrag extra uitbetaald
Jaar Vakantiegeld Omschr. extra betaling betaling nettoloon
2009 1.582,49 Onbel.verg. afkoop militaire dienst 4.554,51 6.137,00
2010 1.335,65 Lening met rente 2,5% 1.164,35 2.500,00
2011 1.062,37 Personeelslening 1.687,63 2.750,00
2012 1.069,66 Onb. verg. ticketkosten 430,34 1.500,00
2013 1.130,68 Onbel. verg. kosten 1.369,32 2.500,00
2014 1.092,33 Onbel. Vergoedingen 1.407,67 2.500,00
Met betrekking tot de afkoop van de (Turkse) militaire dienst is er geen mogelijkheid deze vergoeding onbelast te verstrekken. Het zijn met name privé-overwegingen om de diensttijd uit te stellen en er in 2009 voor te kiezen dit af te kopen. Daarom wordt deze vergoeding als loon aangemerkt.
De vergoedingen in 2012-2014 zijn niet gespecificeerd. Bovendien worden bij de maandelijkse reguliere loonbetalingen reeds onbelaste vergoedingen verstrekt (waarbij het totaal van het loon en vergoedingen € 2.500 netto bedraagt, net zoals bij de bovenvermelde betalingen vakantiegeld in 2010, 2013 en 2014).
Ten slotte duiden de uitbetaalde nettobedragen erop dat het de bedoeling was een afgerond nettobedrag uit te keren en zijn de vergoedingen daarop aangepast. Deze vergoedingen worden daarom als loon aangemerkt.
Ten slotte heeft in 2010 en 2011 de aanvulling tot € 2.500 respectievelijk € 2.750 plaatsgevonden in de vorm van een persoonlijke lening, in totaal € 2.852. Omdat er volgens het overzicht persoonlijke leningen eind 2015 nog € 2.595 open staat bij [bedrijfsleider] , wordt dit bedrag, mede gelet op de hier vermelde bevindingen bij de uitbetaling van het vakantiegeld, eveneens als loon aangemerkt.
Berekening naheffing [bedrijfsleider] (overige vergoedingen)
2009 2010 2011 2012 2013 2014
Te corrigeren nettoloon 4.554 1.164 1.687 430 1.369 1.407
Verschuldigd
Sectorfonds WW 178 63 110 36 132 100
WW/Awf werkgever 343 89 129 36 40 52
WAO/WIA basispremie 471 120 157 39 110 132
WAO uniform/WGA gedif 91 14 17 7 11 69
ZVW 570 149 239 55 183 182
Loonbelasting/VV
3.709 949 1.391 351 991 1.019
Totaal verschuldigd 5.362 1.384 2.043 524 1.467 1.554
Totaal 2009-2014€ 12.334
4.3
Personeelsleningen
Door [persoon A] zijn aan de werknemers persoonlijke leningen verstrekt. In de jaren 2009-2013 zijn de volgende bedragen uitgeleend:
Uitgeleend Afgelost Uitstaand
bedrag bedrag saldo
Saldo
01-01-2009 50.940
Jaar 2009 28.444 76.729 2.655
Jaar 2010 49.959 9.151 43.463
Jaar 2011 76.723 33.726 86.460
Jaar 2012 27.625 31.898 82.187
Jaar 2013 22.545 28.426 76.306
Jaar 2014 - 30.282 46.024
Jaar 2015
- 10.40835.616
Totaal 205.296 220.620
Opvallend is dat op het moment dat op 1 oktober 2013 door o.a. collega [naam] namens het Schoonmaakinterventieteam een onderzoek is aangekondigd, er geen personeelsleningen meer worden verstrekt door [persoon A] .
Voorts kan onder andere het volgende worden opgemerkt:
- Aan mw. [naam] wordt in 2012 een lening verstrekt van in totaal € 1.700. Zij treedt op 1 april 2012 in dienst en is op dat moment 18 jaar en is woonachtig bij haar ouders. Ze werkt volgens de urenstaten uitsluitend bij [B.V. 1] . [persoon E] heeft verklaard dat er geen vrouwen voor hem werken. Daarmee is ook deze lening niet aannemelijk, althans dat deze niet als zodanig is verstrekt aan [naam] ;
- Mw. [persoon Y] heeft eind oktober 2012 een schuld opgebouwd van € 6.079. In de volgende 5 maanden wordt het volledige nettoloon ingehouden als aflossing van de persoonlijke lening. Zij zou dan gedurende 5 maanden geen inkomen hebben. [persoon Y] werkt volgens de urenstaten uitsluitend bij [B.V. 1] . [persoon E] heeft verklaard dat er geen vrouwen voor hem werken. Bovendien is in onderdeel 3.3 aangegeven dat het nettoloon, dat op haar naam is verantwoord, in 2014 volledig aan andere personen is uitgekeerd (ook in 2012 is dit gedeeltelijk gebeurd). Daarmee is ook deze lening niet aannemelijk, althans dat deze niet als zodanig is verstrekt aan [persoon Y] ;
- [naam] treedt in dienst op 1 augustus 2012 en bevalt van een kind op 28 augustus 2012 (zie ook onderdeel 3.2.5.2 punt 5). Op de loonstrook wordt in die maand tevens een lening verstrekt van € 330.
Omdat vaststaat dat deze loonstrook vals is, staat daarmee ook vast dat de lening niet aan haar is verstrekt.
- Voorts zijn in 2014 de openstaande leningen van de volgende personen kwijtgescholden:
[naam] 8.678
[naam] 2.441
[naam] 5.484
[naam]
2.869
Totaal 19.472
In de email van [accountantskantoor] van 29 oktober 2015 wordt daarover verklaard:
“Tevens zijn eventuele proceskosten en lange invorderingstrajecten in overweging genomen bij het besluit om de vordering op bepaalde leningnemers voorlopig als oninbaar te kwalificeren. Indien zich vóór het samenstellen van de jaarrekening 2014 gewijzigde omstandigheden ten aanzien van de inbaarheid van de afgewaardeerde vorderingen voordoen, zal een heroverweging van de afwaardering plaats hebben.”
In de aangifte vennootschapsbelasting 2014 is -/- € 19.472 opgenomen onder de financiële baten en lasten, onderdeel ‘Waardeverandering van vorderingen’.
Het kwijtgescholden bedrag is als loon aangemerkt. Uit de reactie in het emailbericht van [accountantskantoor] blijkt dat een langere invorderingstermijn (wat daarvan ook het probleem zou zijn) en eventuele proceskosten (waarvan niet bekend is waarop dat is gebaseerd) de redenen vormen om de leningen kwijt te schelden.
Dit staat haaks op de mogelijkheid dat [persoon A] de bedragen op het nettoloon kan inhouden, hetzij in grote bedragen (zoals bij mw. [persoon Y] is gedaan door 5 volledige maandlonen tot een bedrag van € 6.079 in te houden, zie hiervoor) hetzij in kleinere bedragen gedurende langere tijd.
De overige uitgeleende bedragen worden, ofschoon het in veel gevallen niet aannemelijk is dat het inderdaad om persoonlijke leningen gaat, om praktische redenen niet als loon aangemerkt.
Berekening correctie 2014:
WAO
sectorfonds WW/Awf WAO/WIA uniform/
2014
WW werkgever basispremie WGA gediff. zvw LB
grondslagen 30.532 30.532 30.532 30.532 30.532 19.472
percentages 4,14 2,15 5,45 2,84 7,5 56,8
naheffing 1.261 656 1.664 867 2.290 11.060
Totaal na te heffen bedragen 2014
2014
17.799
(…)
7.1
Naheffingsaanslagen loonheffingen
Over de jaren 2009 tot en met 2015 zullen naheffingsaanslagen loonheffingen worden opgelegd volgens onderstaande specificatie. Deze naheffingsaanslagen zijn gebaseerd op artikel 20, lid 1 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen:
Par. 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
€ 381.329 € 326.069 € 366.597 € 300.831 € 312.138 € 352.130 € 307.149
Zoals in onderdeel 2.4 reeds is aangegeven, zijn over de jaren 2009 en 2010 reeds naheffingsaanslagen ter behoud van rechten opgelegd. Zoals in de begeleidende brief bij deze naheffingsaanslagen reeds was aangegeven, zullen de definitieve naheffingsaanslagen niet hoger zijn dan deze bedragen. Dit betekent dat uiteindelijk de volgende (vervolg-) naheffingsaanslagen worden opgelegd:
Totaal € 44.326 € 100.000 € 366.597 € 300.831 € 312.138 € 352.130 € 307.149
7.2
Boete
Over de in dit rapport beschreven correcties ben ik voornemens – ingevolge artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 25 en 28 Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 (hierna: BBBB) – de hierna vermelde vergrijpboetes op te leggen.
De grondslag van de boete is het bedrag van de belasting dat niet is betaald voor zover dat bedrag als gevolg van opzet (boete 50%) of grove schuld (25%) van de inhoudingsplichtige niet of niet tijdig is betaald.
7.2.1
Vergrijpboete wegens opzet 50%
(…)
Met betrekking tot de volgende correcties is sprake van opzet, tenminste voorwaardelijke opzet, om de volgende redenen:
Onderdeel 3.4.1 rapport
De loonadministratie die door [persoon A] is gevoerd, is op diverse manieren gemanipuleerd waardoor deze geen getrouw beeld geeft van de personen die feitelijk hebben gewerkt. De manieren waarop dit is gebeurd, staan uitgebreid beschreven in hoofdstuk 3 van dit rapport, waarnaar ik gemakshalve verwijs. Hierdoor zijn substantiële bedragen aan loonheffingen niet aangegeven en afgedragen. Daarnaast heeft dit handelen grote gevolgen gehad voor de Polisadministratie, op grond waarvan er o.a. uitkeringen en toeslagen worden verstrekt, die op basis van deze onjuiste aangiften loonheffingen wellicht ten onrechte zijn verstrekt.
Over de correcties, vermeld in onderdeel 3.4.1, wordt een boete opgelegd van 50%, voor zover het de jaren 2011 tot en met 2015 betreft.
7.2.2
Vergrijpboete wegens grove schuld
(…)
Onderdeel 4.1 rapport
Gedurende een deel van de periode waarin deze personen zijn ingeleend, beschikten zij niet over een geldige VAR-verklaring. Het is dan niet toegestaan dat personen van de Bulgaarse nationaliteit in Nederland werkzaamheden uitvoeren. [persoon A] is daarmee bekend dan wel had daarmee bekend moeten zijn, zeker nu hij een onderneming voert waar veel met personen van een buitenlandse c.q. niet EU-nationaliteit wordt gewerkt.
Over de correcties, vermeld in onderdeel 4.1, wordt een boete opgelegd van 25%.
Onderdeel 4.2.1 rapport
Van de verstrekte reiskostenvergoedingen is door [persoon A] geen administratie bijgehouden. Reeds op die grond is reeds sprake van grove schuld.
Daarnaast is vastgesteld – zie hoofdstuk 3 van dit rapport – dat een substantieel deel van de totaal verloonde uren bij personen is verantwoord, die deze uren feitelijk niet hebben gewerkt. Deze personen hebben in de meeste gevallen ook een reiskostenvergoeding ontvangen terwijl niet kan worden vastgesteld of zij hier recht op hebben.
Over de correcties, vermeld in onderdeel 4.2.1, wordt een boete opgelegd van 25%, voor zover het de jaren 2011 tot en met 2015 betreft.
Onderdeel 4.2.2 rapport
De in dit onderdeel vermelde onkostenvergoedingen aan [persoon A] en [bedrijfsleider] zijn onbelast verstrekt terwijl er niet aan de voorwaarden wordt voldaan op grond waarvan een onbelaste vergoeding kan plaatsvinden.
Met betrekking tot de vergoeding voor de werkkamer had eenvoudig vastgesteld kunnen worden dat niet aan de voorwaarden (70% thuis) is voldaan. Kennelijk heeft dit onderzoek niet plaatsgevonden, wat [persoon A] verweten kan worden.
Daarnaast heeft [bedrijfsleider] iedere meimaand in diverse vormen een onbelaste vergoeding ontvangen in verband met privé-kosten, dan wel zonder enige onderbouwing.
Over deze correcties, vermeld in onderdeel 4.2.2, wordt een boete opgelegd van 25%, voor zover het de jaren 2011 tot en met 2014 betreft.
Onderdeel 4.3 rapport
De persoonlijke leningen zijn kwijtgescholden, ondanks de mogelijkheid voor [persoon A] om deze bedragen op het netto loon in te houden.
Door geen gebruik te maken van deze mogelijkheid, is [persoon A] ernstig nalatig geweest waardoor er te weinig belasting is aangegeven en afgedragen.
Over deze correctie, vermeld in onderdeel 4.3, wordt een boete opgelegd van 25%.
(…)”
8. In het kader van een strafrechtelijk onderzoek van de Inspectie SZW (ISZW) van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is het proces-verbaal [naam] met dagtekening 8 augustus 2017 opgemaakt waarin onder meer het volgende is vermeld:

1.3 Resumé
Het strafrechtelijk onderzoek [naam] heeft betrekking op het opmaken van valse geschriften die worden gebruikt bij het aanvragen van verblijfsvergunningen, sociale uitkeringen, het vervalsen van de financiële en personeelsadministratie van Schoonmaakbedrijf [persoon A] BV alsmede het doen van onjuiste aangiften loonheffingen.
De verdachte [persoon A] heeft de negen routecontactpersonen opdracht gegeven om achteraf nieuwe urenverantwoordingsformulieren op te maken met lage urenaantallen in plaats van de urenverantwoordingsformulieren met de werkelijke hoge urenaantallen. Hierbij zijn uren verdeeld en gesplitst over meerdere (twee of meer) personen die wel opgenomen zijn in de administratie van [persoon A] BV maar daar feitelijk niet hebben gewerkt. Door deze splitsing en herverdeling zijn de werkelijke uren van de routecontactpersonen verminderd. Door deze splitsing heeft de verdachte [persoon A] vermoedelijk gebruik kunnen maken van heffingskortingen voor twee of meerdere personen i.p.v. één hetgeen hem financieel (fiscaal/werkgeverspremie) voordeel opleverde. Hiernaast heeft de verdachte [persoon A] vermoedelijk ook valse urenverantwoordingsformulieren met de computer opgemaakt.
Met gebruikmaking van de valse urenverantwoordingsformulieren zijn door de verdachte [persoon A] getotaliseerde excel-maandoverzichten opgemaakt. De valse urenverantwoordingsformulieren en de excel-maandoverzichten zijn vervolgens door de verdachte [persoon A] als eerste vastlegging opgenomen en gebruikt in de financiële en personeelsadministratie van [persoon A] BV. De verdachte [persoon A] heeft deze urenverantwoordingformulieren en excel-maandoverzichten opgenomen in de financiële administratie van [persoon A] BV terwijl hij wist dat deze gegevens vals waren. Door het opnemen van de valse gegevens in de financiële en personeelsadministratie zijn vermoedelijk ook onjuiste aangiften loonheffingen gedaan.
Vervolgens heeft de verdachte [persoon A] de acht routecontactpersonen, onder bedreiging van ontslag, onder druk gezet (gedwongen) om na het opmaken van de valse urenverantwoordingsformulieren en na ontdekking door de belastingdienst een verklaring op papier te zetten die vermoedelijk niet overeenkomt met de waarheid.
Op basis van de valse informatie op de urenverantwoordingsformulieren en excel-maandoverzichten zijn door [persoon A] arbeidsovereenkomsten, werkgeversverklaringen en loonspecificaties opgemaakt, terwijl hij wist dat hier geen daadwekelijke werkprestatie tegenover heeft gestaan. De verdachte [persoon A] heeft gefaciliteerd met het opmaken en gebruiken van valse arbeidsovereenkomsten, werkgeversverklaringen en loonspecificaties. De door en/of in opdracht van [persoon A] opgemaakte valse geschriften zijn vervolgens door deze personen gebruikt bij het aanvragen van verblijfsvergunningen en/of sociale uitkeringen. De urenverantwoordingsformulieren (het bestaande arbeidsverband met uren) vormen samen met de arbeidsovereenkomsten, werkgeversverklaringen en de loonspecificaties, de onderbouwing (bewijs) bij aanvragen voor een verblijfsvergunning bij de IND en/of een uitkering bij het UWV.
(...).
3.1.
Zaakdossiers, uitbreiding strafbaar feit en periode
Per zaak is een zaakdossier opgemaakt. Daarin is het strafbaar feit beschreven en is aangegeven welke verdachte bij iedere zaak is betrokken. In de onderstaande zaakdossiers zijn de strafbare feiten gerelateerd waarbij de verdachten [persoon A] (…), [persoon A] Schoonmaakbedrijf BV (…), [naam] (…), [naam] (…), [naam] (…), [persoon G] (…), [persoon A] BV (…), [naam] (…), [naam] (…), [naam] (…), [naam] (…), [naam] (…), [naam] (…), [naam] (…), [naam] (…) zijn betrokken.
In overleg met de officier van Justitie (…) is, i.v.m. het vermoedelijk beïnvloeden van personen, zijn de de acht routecontactpersonen, het onderzoek uitgebreid met de vermoedelijke overtreding van artikel 285a, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht. Deze uitbreiding heeft ook betrekking op de periode i.v.m. de aangetroffen administratie. De strafbare feiten zijn gepleegd in de periode van 1 januari 2014 t/m 31 december 2016 te Utrecht en/of elders in Nederland.
De verdachten [naam] (…), [naam] (…), [naam] (…) en [persoon Y] (…) zijn als natuurlijk persoon, met naam en sofinummer, opgenomen in de administratie van Schoonmaakbedrijf [persoon A] BV. Tijdens het strafrechtelijk onderzoek is komen vast te staan dat deze vier verdachte voor een langere periode stonden opgenomen in deze administratie. Zij waren hier echter niet van op de hoogte. In overleg met de officier van Justitie (…) wordt tegen hen geen proces-verbaal opgemaakt.”
9. Verweerder heeft verklaringen overgelegd van 8 “routecontactpersonen” ( [naam] , [naam] , [naam] , [persoon I] , [naam] . en [naam] , [naam] ) alsmede van [naam] en [naam] die zijn afgelegd in het kader van het onder 8 genoemde strafrechtelijk onderzoek. De verklaringen van de 8 routecontactpersonen komen zakelijk weergegeven op het volgende neer:
  • de door hen ingevulde urenverantwoordingsformulieren werden ingeleverd bij [persoon E] ;
  • de urenverantwoordingsformulieren uit de administratie van [persoon A] komen niet overeen met de door hen bij [persoon E] ingeleverde formulieren; wat henzelf betreft vermelden de formulieren uit de administratie van [persoon A] minder dan de door hen gewerkte uren;
  • de overige personen op naam waarvan uren bij [B.V. 1] zijn geschreven en verloond zijn bij hen niet bekend, en zo wel, niet als werkend voor [B.V. 1] ;
  • er werkten geen vrouwen bij [B.V. 1] .
10. Eén deel van de hiervoor onder 9 vermelde verklaringen betreft verklaringen van [naam] en [naam] . In de verklaringen van [persoon I] (route 7) is onder meer het volgende te lezen:
“V: Hoe komt het dat u op de urenverantwoording september 2015, gecodeerd [nummer] veel meer uren moest werken (353), terwijl de urenverantwoording september 2015, gecodeerd [nummer] , maar 140 uur?
A: Ik denk dat dat voor de belasting was. Dat [naam] minder belasting hoefde te betalen. Het teveel aan uren werd weggeschreven op mensen, zoals die mensen van de foto’s die u mij heeft laten zien. De extra uren die ik heb gewerkt heb ik nooit zelf uitbetaald gekregen. Ik kreeg betaald voor de uren die in mijn contract stonden. Ik weet dat omdat [naam] [persoon A] mij heeft gezegd dat hij urenbriefjes maakte voor andere mensen. Ik heb dat ook wel gedaan, tot en met 2014, voor mijn vrouw, terwijl zij niet werkte. Die briefjes heb ik paas opgemaakt in 2015. Ik deed dat omdat [persoon A] mij niet voldoende betaalde. Ik kreeg dan een deel van het loon en mijn vrouw kreeg dan het overige deel van het loon terwijl zij niet gewerkt had. Ik denk dat [naam] het op deze manier deed omdat, als hij het over twee mensen kon verdelen minder belasting mmoest betalen. Voor mijn vrouw was geen arbeidscontract opgemaakt. Ik had geen andere keus. [persoon A] betaalde mijn extra gewerkte uren anders gewoon niet uit. Hij zei, zoek maar iemand op wiens naam je urenbriefjes op kan maken. Ik heb een paar maanden loon ontvangen op naam van iemand anders, maar dat was wel het loon waarvoor ik had gewerkt. Ik kreeg een voorschot op mijn naam en het restant werd dan overgaamt op naam van iemand anders, maar die naam weet ik niet meer. Ik weet ook niet of dat een man of een vrouw was. Ik dacht dat het een Bulgaars achtige naam was. De naam van mijn vrouw is [persoon W] .
V: Welke van de twee urenlijsten, gecodeerd [nummer] eb [nummer] , is nu juist?
A: “Dat is [nummer] , waarop 353 uren staan.”
(…)
O: Wij tonen [nummer] t/m [nummer] , urenverantwoordingslijsten op naam van [persoon W] van september 2014 t/m december 2014.
V: Wat kunt u vertellen over deze bovengenoemde documenten?
A: “ [nummer] is een urenlijst op naam van [persoon W] , mijn vrouw en is in mijn handschrift. Het kenteken op deze lijst is van een bus van [persoon E] , die is niet meer in gebruik. Dit kenteken werd wel vaker gebruikt. Als u de uren optelt van deze lijst met de uren op [naam] komt u nog niet aan de uren die ik in september 2014 heb gewerkt. Ik heb wel alle uren die ik heb gewerkt uitbetaald gekregen, maar ik weet niet op wiens naam de uren die niet op deze lijsten staan zijn weggeschreven.
V: Door wie zijn deze urenlijsten ingevuld?
A: “Door mij. Ik weet niet meer precies wanneer ik met het invullen vullen van die lijsten ben begonnen. In oktober of november 2014 ben ik gestopt met het invullen van lijsten op naam van mijn vrouw. In 2008 of 2009 is er al wel begonnen met het uitbetalen op naam van mijn vrouw. Mijn vrouw heeft nooit gewerkt bij [persoon A] schoonmaakbedrijf of bij [B.V. 1] . U vraagt mij of ik [persoon W] [naam] ken? Deze vrouw ken ik niet, alleen een collega met die achternaam, namelijk [naam] .
V: Waar zijn deze urenlijsten ingevuld?
A: “Thuis.”
V: In opdracht van wie vulde u de urenlijsten in?
A: “In opdracht van [persoon A] . Hij zei, zoek iemand op wie ik de overige uren die jij hebt gewerkt, boven de uren die in je contract staan, kan wegschrijven en uitbetalen. Hde uren op haar naam werden uitgetaald op een bankrekening op mijn naam
V: Waarom heeft u de urenlijsten ingevuld?
A: “Omdat [persoon A] mijn overuren/extra uren niet wilde uitbetalen. Hij zei dat al mijn collega’s iemand anders hadden op wiens naam de overuren werden weggeschreven. Hij zei tegen mij: werkt jouw vrouw? Ik zei: nee. Hij zei dan kunnen we daar wel jouw overuren op uitbetalen. Ik weet niet in hoeverre mijn vrouw is ingevoerd in zijn administratie en waarom [persoon A] het op deze manier wilde doen.
(…)
O: U heeft verklaard dat u weet dat er overige uren, zoals wij die al eerder omschreven hebben, zijn weggeschreven op de personen waarvan wij u foto’s hebben getoond.
V: Weet u bij welke van die personen van de foto’s dat is geweest?
A: “Ik weet dat niet zeker, misschien is dat zo.”
V: Zijn die overige uren, zoals we hebben besproken, ook weggeschreven op naam van uw broer [persoon F] ?
A: “Ja dat is ook gebeurd. [persoon A] heeft gezegd dat mijn uren moesten worden weggeschreven op naam van mijn broer. Mijn broer heeft zelf die urenlijsten ingevuld. Dat was in 2015. Mijn broer heeft niet voor [persoon A] gewerkt.”
O: Heeft uw broer een uitkering ontvangen toen hij geen werk had? Heeft hij met de loonstrook iemand uit Turkije over laten komen?
A: Hij heeft geen uitkering ontvangen. Hij is wel getrouwd in 2014 en heeft geprobeerd zijn vrouw naar Nederland te laten komen met de arbeidsovereenkomst en salarisstroken en werkgeversverklaring en de urenlijsten die hem door [persoon A] zijn verschaft. Deze aanvraag is niet gelukt. U vraag mij of het terecht is dat de IND deze aanvraag heeft afgewezen omdat de gegevens die mijn broer heeft overgelegd niet klopten. Ja, dat is juist. De gegevens die mijn broer had aangeleverd waren niet juist. Hij heeft immers nooit gewerkt voor [persoon A] . Ik weet niet of mijn broer [naam] [persoon A] heeft betaald voor de documenten.
V: Wat is er met het geld gebeurd dat door [persoon A] op de rekening van uw broer was overgemaakt terwijl hij daarvoor niet gewerkt had.
A: Mijn broer heeft dat geld opgenomen en aan mij gegeven. Hij heeft het ook wel eens overgemaakt.
V: In totaal is er gedurende 11 maanden van 2015 geld overgemaakt naar uw broer voor de door u gewerkte uren. Is dat correct?
A: Ja dat klopt. Nadat zijn aanvraag voor zijn vrouw bij de IND was afgwezen is hij gestopt met het werken op papier voor [persoon A] . Dat was op 13 november 2015. Toen is het dienstverband geeindigd en zijn er geen betalingen meer op zijn naam gedaan.”
(…)
V: Zijn er nog andere mensen geweest, behalve uw vrouw en uw broer, waarop uw overige uren zijn weggeschreven?
A: “Nee, dat denk ik niet.”
V: Zegt de naam [naam] u iets?
A: Nee, die naam ken ik niet. Ik heb wel aangegeven dat er wel een keer geld op een mij onbekende naam was overgeschreven.”
Bankafschriften
O: Wij tonen u een bankafschrift, gecodeerd (…). Op dit bankafschrift staat vermeld dat van rekening (…), datum afschrift 30-01-2015, (…) op 06-01-2015 een overboeking is gedaan o.n.v. [persoon I] met als omschrijving restant salaris december van [naam werknemer] . Het bedrag is € 1033,24.
V: Waarom is deze overboeking gedaan?
A: “Ik ken die persoon [naam] niet. Ik heb wel mijn salaris op die naam ontvangen. Die naam is naar voren gebracht door [persoon A] . Ik ken die persoon niet en weet niet of dat een bestaande persoon is. Voor zover ik weet heeft deze persoon niet gewerkt voor [B.V. 1] .”
V: Wat heeft u met dit bedrag gedaan?
A: “dat bedrag heb ik gehouden. Dat heb ik niet aan iemand terug hoeven te geven. Dit geld was voor mijn overige uren van december 2014. Deze zijn in januari 2015 op mijn rekening overgemaakt onder de vermelding van de naam [naam] . Ik heb nooit urenlijsten opgemaakt op naam van [naam] .”
O: Wij tonen u een bankafschrift, gecodeerd (…).Op dit bankafschrift staat vermeld dat van rekening (…), datum afschrift 30-01-2015, (…) op 19-01-2015 een overboeking is gedaan o.n.v. [persoon I] met als omschrijving voorschot salaris januari van [naam] . Het bedrag is € 500,-.
V: Waarom is deze overboeking gedaan?
A: “ [persoon A] betaalde rond de twintigste van de maand een voorschot, meestal van duizend euro en betaalt rond de vijfde of de zesde van de volgende maand het restant. U zegt mij dat het voorschot altijd duizend euro was. U vraagt mij waarom nu het voorschot in twee delen wordt uitbetaald waarvan de helft op mijn naam en de helft op naam van [naam] . Ik weet niet waarom [persoon A] dat ineens ging doen. Ik heb hem er wel om gevraagd maar hij zei dat ik me er geen zorgen over hoefde te maken.”
V: Wat heeft u met dat bedrag gedaan?
A: “Het bedrag heb ik gehouden omdat ik in de veronderstelling was dat het de betaling was voor de overige uren.”
O: Wij tonen u een bankafschrift gecodeerd (…). Op dit bankafschrift staat vermeld dat van rekening (…), datum afschrift 28-11-2014, (…) op 6-11-2014 een overboeking is gedaan o.n.v. [persoon I] met als omschrijving voorschot salaris november van [naam] . Het bedrag is € 1220,-.
V: Waarom is deze overboeking gedaan?
A: “Dit bedrag is betaald naar aanleiding van de overige uren die ik in november 2014 heb gewerkt.”
V: Wat heeft u met dit bedrag gedaan?
A:”Het bedrag heb ik gehouden omdat ik in de veronderstelling was dat het de betaling was voor de overige uren.”
(…)”
11. Verweerder heeft de naheffingsaanslagen en boetes overeenkomstig het controlerapport opgelegd.
12. De verminderingen van de naheffingsaanslagen na bezwaar hebben betrekking op de correcties die in het controlerapport zijn vermeld onder 4.2.2 (correcties naar het enkelvoudig tarief in plaats van brutering). De boetes heeft verweerder na bezwaar verminderd naar € 35.000 voor het jaar 2011 en € 140.000 voor de jaren 2012 tot en met 2015.
13. Eiseres heeft verklaard dat indien komt vast te staan dat de loonheffingen terecht zijn nageheven, deze zullen worden verhaald op de desbetreffende werknemers.
Geschil
14. In geschil is of de naheffingsaanslagen en boetes terecht dan wel naar het juiste bedrag zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of:
  • is de bewijslast terecht omgekeerd / heeft belanghebbende de vereiste aangifte gedaan?
  • is sprake van een onterechte extrapolatie?
  • is terecht gebruteerd naar het anoniementarief;
  • zijn terecht boetes opgelegd en zo ja, zijn de boetes op het juiste bedrag vastgesteld?
15. Eiseres beantwoordt de vragen ontkennend en stelt zich onder meer op het standpunt dat:
de verklaring van [persoon E] onjuist is;
de Belastingdienst aan de verklaring van [persoon E] onjuiste conclusies verbindt;
de controle in strijd is met het Handboek controle;
e vereiste aangiften wel zijn gedaan;
ten onrechte is gebruteerd tegen het anoniementarief;
de Belastingdienst onrechtmatig extrapoleert;
de beloning voor de werkzaamheden van [VOF] ten onrechte zijn aangemerkt als loon uit dienstbetrekking;
de vergrijpboete onrechtmatig is.
16. Verweerder heeft de standpunten van eiseres gemotiveerd bestreden en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
Overwegingen omtrent het geschil
Vereiste aangifte/omkering bewijslast
17. Indien de vereiste aangifte niet is gedaan wordt op grond van de artikelen 25, derde lid, en 27e van de AWR het bezwaar respectievelijk het beroep tegen een naheffingsaanslag ongegrond verklaard, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de belastingaanslag onjuist is.
18. De rechtbank stelt voorop dat als feit heeft te gelden dat alle door eiseres aan de opdrachtgevers in rekening gebrachte uren zijn verloond. Van verzwegen omzet of niet in de loonheffing betrokken lonen is derhalve niet gebleken.
19. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van [persoon E] omtrent degenen die voor [B.V. 1] de werkzaamheden hebben verricht, nu deze verklaring wordt bevestigd in de bevindingen van de Inspectie SZW in het kader van het strafrechtelijk onderzoek [naam] en de in dat verband afgelegde verklaringen van de zogenoemde routecontactpersonen en van degenen op naam van wie de “overige” uren zijn verloond. Daarbij verstaat de rechtbank onder “overige” uren de uren die de routecontactpersonen meer hebben gewerkt dan de uren waarop het tussen hen en eiseres overeengekomen en op hun naam uitgekeerde loon is gebaseerd.
20. In het verlengde van wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank verweerder geslaagd aannemelijk te maken dat, voor zover het de werkzaamheden voor [B.V. 1] betreft, de aangiften loonheffingen met betrekking tot de uren die zijn weggeschreven op naam van anderen dan de routecontactpersonen onjuist zijn. Zelfs indien de onjuistheid enkel zou bestaan in het verschil tussen enerzijds hetgeen volgens de aangifte aan loonheffing is afgedragen en anderzijds hetgeen aan enkelvoudige loonheffing volgens het tabeltarief verschuldigd zou zijn bij toerekening van dat loon aan de individuele routecontactpersonen, dus zonder brutering naar het anoniementarief, acht de rechtbank de hierin besloten liggende onjuistheid zowel relatief als absoluut van een zodanige omvang dat niet gesproken kan worden van de vereiste aangifte.
21. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard tenzij eiseres heeft doen blijken dat en in hoeverre de naheffingsaanslagen onjuist zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is zij hierin slechts ten dele geslaagd. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
22. De verklaring van [persoon I] , één van de routecontactpersonen, zoals weergegeven onder 10 en waarvan de juistheid niet is betwist door verweerder, maakt duidelijk dat het door eiseres uitgekeerde nettoloon ter zake van de door hem gewerkte en op naam van zijn echtgenote, zijn broer [persoon F] en [naam] , verloonde “overige” uren, aan hem is toe te rekenen en door hem ook feitelijk is ontvangen. Eiseres heeft te kennen gegeven eventueel meer verschuldigde loonheffing te zullen verhalen op de desbetreffende werknemer. Eén en ander brengt met zich dat voor zover in de onderhavige naheffingsaanslagen loonheffing is begrepen die betrekking heeft op deze loonbedragen, deze beperkt dient te blijven tot het bedrag aan enkelvoudige loonheffing dat volgens het tabeltarief is verschuldigd bij toerekening van deze loonbedragen aan [persoon I] onder aftrek van hetgeen reeds op aangifte is voldaan. Alleen in zoverre slaagt het beroep waar het betreft de naheffing van loonheffingen met betrekking tot het loon dat is uitbetaald aan anderen dan de routecontactpersonen bij [B.V. 1] .
Redelijke schatting; extrapolatie
23. In geval van omkering en verzwaring van de bewijslast moet de inspecteur bij het vaststellen van een aanslag uitgaan van een redelijke schatting van het van eiseres na te heffen bedrag en wel om te voorkomen dat de aanslag naar willekeur wordt vastgesteld [1] .
24. Verweerder heeft bij de vaststelling van de naheffingsaanslagen de na te heffen loonheffingen gebaseerd op het aantal uren dat is verloond op naam van anderen dan de routecontactpersonen bij [B.V. 1] gedurende de eerste drie maanden van de desbetreffende jaren, deze uren uitgedrukt in een percentage van het totaal in dat jaar aan [B.V. 1] in rekening gebrachte uren, van deze percentages het gemiddelde genomen (44%) en voor 90% (39,6%) omgeslagen over de totale netto loonsom, dus inclusief de nettoloonsom betreffende de werkzaamheden voor [B.V.'s] , [bedrijf] en het “eigen werk”. Voor wat betreft de werkzaamheden voor [B.V. 1] acht de rechtbank deze benadering - afgezien van hetgeen is geoordeeld onder 22 - niet zodanig dat daarmee de redelijkheid te buiten wordt gegaan.
Echter, de tekortkomingen die in het controlerapport van de Belastingdienst worden vermeld met betrekking tot de werkzaamheden voor [B.V.'s] , [bedrijf] en het “eigen werk”, acht de rechtbank niet van een zodanige aard en omvang dat deze het één op één doortrekken van voormeld percentage rechtvaardigen. In zoverre acht de rechtbank van een redelijke schatting geen sprake. De rechtbank neemt daarbij het volgende in aanmerking.
25. De gebreken en onregelmatigheden die geconstateerd zijn met betrekking tot de werkzaamheden voor [B.V.'s] , [bedrijf] en het “eigen werk” zijn in de kern genomen dat de gegevens van de Excel-urenstaten geen dan wel niet controleerbaar uitsluitsel geven wie wat en/of waar gewerkt heeft. Concrete aanwijzingen dat degenen op naam van wie de gewerkte uren zijn verloond niet degenen zijn die feitelijk het loon hebben genoten zijn niet gegeven, althans niet in de mate als bij [B.V. 1] . Slechts in een relatief beperkt aantal gevallen genoemd onder 3.2.5.4 en 3.3 van het controlerapport ( 3 zwangere vrouwen en 2 gevallen van loonbetalingen op naam van een andere persoon zowel met betrekking tot de werkzaamheden voor [B.V. 1] als de overige werkzaamheden) rijst het vermoeden dat het loon is genoten door een ander dan degene op naam van wie de uren zijn verloond.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de grenzen van de redelijkheid overschreden door het eerdergenoemde correctiepercentage van 39,6 ook toe te passen op de netto-loonbedragen betreffende het werk voor [B.V.'s] , [bedrijf] en het “eigen werk”. Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en overgelegd bepaalt de rechtbank de correctie in goede justitie op 5% van de niet op [B.V. 1] betrekking hebbende netto-loonsom.
Redelijke schatting; brutering naar het anoniementarief
26. Ingevolge artikel 26b van de Wet LB bedraagt de belasting 52% van het loon ingeval:
a. de werknemer zijn naam, adres, woonplaats of burgerservicenummer niet aan de inhoudingsplichtige heeft verstrekt;
b. bij een werknemer die loon uit tegenwoordige dienstbetrekking geniet, de inhoudingsplichtige zijn identiteit niet heeft vastgesteld en opgenomen in de loonadministratie overeenkomstig artikel 28, eerste lid, onderdeel f;
c. bij een werknemer die loon uit tegenwoordige dienstbetrekking geniet, vreemdeling is in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 en niet behoort tot de categorie werknemers die op grond van overeenkomsten van internationaal recht is uitgezonderd van de verplichting tot het hebben van een geldige verblijfsvergunning als bedoeld in die wet en een geldige tewerkstellingsvergunning als bedoeld in de Wet arbeid vreemdelingen, de inhoudingsplichtige zijn verblijfsrechtelijke positie ter zake van het verrichten van arbeid niet heeft vastgesteld en opgenomen in de loonadministratie overeenkomstig artikel 28, eerste lid, onderdeel f.
27. De rechtbank volgt eiseres in haar standpunt dat de verklaring van [B.V. 1] met betrekking tot degenen die het werk hebben verricht de conclusie rechtvaardigt dat het op naam van anderen uitgekeerde loon feitelijk verdiend zal moeten zijn door de routecontactpersonen. De onder 10 vermelde verklaring van [persoon I] bevestigt dit standpunt. De eveneens in het kader van het eerder genoemde strafrechtelijk onderzoek afgelegde en tot de gedingstukken behorende verklaring van [naam] bevestigt dat eiseres gelden heeft overgemaakt naar zijn bankrekening onder vermelding van salaris [persoon Y] , een vrouw van wie de loonadministratie van eiseres aangeeft dat deze voor [B.V. 1] heeft gewerkt. Daarbij moet worden aangetekend dat [naam] tevens heeft verklaard die gelden contant te hebben teruggegeven aan eiseres. Voorts merkt de rechtbank in dit verband op dat uit hetgeen is vermeld onder 3.3 van het controlerapport met betrekking tot voormelde [persoon Y] is op te maken dat ook gelden van de op haar naam verloonde uren zijn overgemaakt naar anderen dan de routecontactpersonen. Eén en ander brengt mee dat afgezien van [persoon I] niet bekend is wie van de routecontactpersonen dan wel andere werknemers van eiseres en in welke mate feitelijk het loon betreffende de “overige” uren hebben ontvangen. Eiseres heeft hiervoor geen gegevens overgelegd. Mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 5 januari 1995, ECLI:NL:HR:1996:AA1959, is onder deze omstandigheden brutering naar het anoniementarief als bedoeld in artikel 26b van de Wet op de loonbelasting 1964 juist. Het voorgaande is evenzeer van toepassing op de correctie als bedoeld onder 25.
VOF [VOF] (hierna: vof)/ VAR-wuo [naam] en [naam]
28. Vanaf september 2012 tot en met december 2013 worden er door de vof bedragen gefactureerd aan eiseres voor verrichte schoonmaakwerkzaamheden. In 2012 is er in totaal € 13.824 gefactureerd, in 2013 in totaal € 40.507.
De vennoten van de vof zijn [naam] en [naam] . Zij hebben beiden de Bulgaarse nationaliteit en bezitten geen tewerkstellingsvergunning. Tot en met 31 december 2013 mochten Bulgaren zonder een tewerkstellingsvergunning in Nederland niet in loondienst werken. Vanaf 1 januari 2014 is een tewerkstellingsvergunning niet langer vereist. Vanaf 2 januari 2014 zijn [naam] en [naam] bij eiseres in loondienst getreden.
Aan [naam] is op 16 april 2013 een VAR-wuo gegeven voor het uitvoeren van werkzaamheden in het kader van het klussenbedrijf. Aan [naam] is op 25 april 2013 een VAR-wuo gegeven voor het uitvoeren van schoonmaak- en kluswerkzaamheden.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de relatie van beiden tot eiseres als een dienstbetrekking moet worden aangemerkt. Aan dit standpunt heeft verweerder ten grondslag gelegd dat:
  • beiden dezelfde werkzaamheden verrichten als het overige personeel;
  • door beiden urenstaten zijn bijgehouden en zij beiden door eiseres worden vermeld op de urenstaten [B.V.'s] ;
  • beiden op de VAR-aanvraag hebben verklaard aanwijzingen te ontvangen over de werkwijze;
  • in de met eiseres gesloten overeenkomst van opdracht is bepaald dat de opdrachtnemer de werkzaamheden in beginsel persoonlijk zal verrichten en het voor de opdrachtnemer niet mogelijk is om onderdelen, geheel of ten dele, uit te laten voeren door derden;
  • zij vanaf 1 januari 2014 dezelfde werkzaamheden verrichten bij eiseres, maar dan in dienstbetrekking.
Verweerder heeft ter zake hiervan loonbelasting nageheven op de voet van artikel 26b, aanhef en onderdeel c van de Wet LB over de gebruteerde vergoeding van beide vennoten voor zover niet gedekt door de aan [naam] gegeven VAR-wuo.
Eiseres heeft de juistheid van het standpunt van verweerder bestreden en daarbij gewezen op de inschrijving van de vof in de Kamer van Koophandel, de aan beide vennoten afgegeven VAR-wuo en de overeenkomst van opdracht, stellende dat daarin is opgenomen de bepaling dat de vof vrij is de werkzaamheden naar eigen inzicht in te richten en uit te voeren. Voorts heeft eiseres verklaard dat indien en voor zover loonbelasting verschuldigd is, deze zal worden verhaald op de desbetreffende werknemer.
29. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met al hetgeen hij heeft aangevoerd en overgelegd zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de werkzaamheden van [naam] en [naam] voor eiseres in dienstbetrekking zijn verricht. Het enkele feit dat de vof is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel doet daaraan niet af. Ook de stelling van eiseres dat in de (eerst later op schrift gestelde) overeenkomst van opdracht de bepaling is opgenomen dat de vof vrij is de werkzaamheden naar eigen inzicht in te richten en uit te voeren, acht de rechtbank onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. Bepalend is immers hoe partijen feitelijk invulling hebben gegeven aan hun arbeidsverhouding. Door eiseres is niets overgelegd waaruit blijkt dat de positie van de vennoten afweek van de positie van de overige schoonmakers in dienst van eiseres. De afgegeven VAR-wuo’s kunnen eiseres slechts vrijwaren van de inhouding van loonbelasting voor zover deze verklaringen dekking geven aan de na de datum van afgifte verrichte werkzaamheden van de desbetreffende personen. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan slechts sprake met betrekking tot de werkzaamheden van [naam] na 25 april 2013.
30. Gelet op het onder 29 vermelde oordeel, het feit dat [naam] en [naam] de Bulgaarse nationaliteit hebben en dat zij niet beschikken over een tewerkstellingsvergunning heeft verweerder met in achtneming van het bepaalde in artikel 26b, aanhef en onderdeel c, van de Wet LB terecht nageheven naar het anoniementarief. Nu eiseres heeft verklaard de nageheven loonbelasting te zullen verhalen op de desbetreffende werknemer, ziet de rechtbank geen aanleiding de na te heffen loonbelasting te berekenen over het gebruteerde loon. De rechtbank ziet hierin aanleiding de aanslagen in zoverre te verminderen.
Reiskostenvergoedingen
31. Eiseres heeft jaarlijks ten titel van reiskostenvergoeding gemiddeld ongeveer € 70.000 per jaar zonder inhouding van loonheffing uitbetaald.
De bewijslast dat en tot welk bedrag sprake is van een onbelast loonbestanddeel rust op eiseres.
Bij het onderzoek is gebleken dat eiseres het totaalbedrag van de vergoeding per maand op de salarisstrook van de werknemer heeft vermeld. Bij het onderzoek is verder gebleken dat eiseres geen verdere, afzonderlijke vastlegging inzake de berekening van de reiskostenvergoeding heeft gemaakt, dan wel die berekening niet heeft bewaard. Eiseres voldoet aldus niet aan de eisen voor het betalen van een onbelaste kostenvergoeding. Door eiseres zijn in beroep geen concrete gegevens en berekeningen overgelegd ter onderbouwing van haar stelling dat de reiskostenvergoedingen juist en fiscaal toelaatbaar zijn.
In het verlengde van hetgeen de rechtbank heeft geoordeeld onder 24 en 25 en met in achtneming van hetgeen is vermeld in onderdeel 4.2.1. van het controlerapport is de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslagen met betrekking tot de reiskostenvergoedingen terecht zijn opgelegd enkel en alleen voor zover het betreft reiskostenvergoedingen die zijn begrepen in de loonbetalingen op naam van anderen dan degenen die de werkzaamheden hebben verricht en het desbetreffende loon feitelijk hebben genoten. De percentages van 39,6 ( [B.V. 1] ) onderscheidenlijk 5 (overige werkzaamheden) acht de rechtbank daarbij redelijk, evenals de brutering naar het anoniementarief.
Onbelaste vergoedingen [persoon A] en [bedrijfsleider]
32. De correctie met betrekking tot de onbelaste vergoedingen aan [persoon A] en [bedrijfsleider] ter zake van de werkkamer is naar het oordeel van de rechtbank terecht aangebracht. De stelling die eiseres in beroep heeft aangevoerd, namelijk dat deze vergoeding moet worden aangemerkt als een (onbelaste) vergoeding voor de kosten van een garage/parkeergelegenheid voor de bedrijfsauto en opslag van schoonmaakmiddelen en bedrijfsapparatuur heeft eiseres bij gebrek aan feitelijke onderbouwing niet aannemelijk gemaakt.
Ook bij de correctie met betrekking tot de vergoeding van afkoop van de dienstplicht in Turkije volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat eiseres niet heeft gesteld en aannemelijk heeft gemaakt dat geen vervanging zou kunnen worden geregeld voor [bedrijfsleider] tijdens zijn afwezigheid en dat de reden tot vergoeding van de afkoopsom niet is gelegen in de persoonlijke sfeer.
Personeelsleningen
33. Met betrekking tot de aan enkele werknemers verstrekte leningen heeft verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze werknemers in 2014 door eiseres bevrijd zijn van hun schuld en daarmee een voordeel uit dienstbetrekking hebben genoten. Naar het oordeel van de rechtbank dient de naheffingsaanslag over de periode 2012 tot en met 2015 met deze correctie te worden verminderd.
Conclusie
34. Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat:
a. De correctie met betrekking tot de verloonde uren op naam van anderen dan degenen die feitelijk het werk hebben verricht en het loon hebben genoten alleen voor zover het betreft de werkzaamheden verricht voor [B.V. 1] gesteld dient te worden op 39,6% van de netto-loonsom [B.V. 1] , gebruteerd naar het anoniementarief, onder aftrek van hetgeen feitelijk is uitgekeerd aan [persoon I] , in welk geval de naheffing beperkt dient te worden tot een berekend naar het tabeltarief; voor zover het betreft de overige werkzaamheden dient de correctie te worden beperkt tot 5% van de resterende netto-loonsom, gebruteerd naar het anoniementarief. In zoverre is het beroep gegrond;
b. De correctie betrekking hebbend op de (vennoten van de) vof [VOF] dient beperkt te blijven tot de naheffing van loonbelasting berekend naar het anoniementarief zonder brutering; in zoverre is het beroep gegrond;
c. De correctie met betrekking tot de reiskostenvergoedingen dient beperkt te blijven tot 39,6% van de ter zake van de werkzaamheden voor [B.V. 1] uitbetaalde vergoedingen en 5% van de ter zake van de overige werkzaamheden uitbetaalde vergoedingen, een en ander gebruteerd naar het anoniementarief; in zoverre is het beroep gegrond.
d. De correctie met betrekking tot de onkostenvergoedingen aan de heren [persoon A] en [bedrijfsleider] acht de rechtbank terecht aangebracht; in zoverre is het beroep ongegrond.
e. De correctie met betrekking tot aan enkele werknemers verstrekte leningen voor het jaar 2014 acht de rechtbank niet juist; in zoverre is het beroep gegrond.
Heffingsrente
35. De beroepen worden geacht mede betrekking te hebben op de heffingsrente. Aangezien eiseres geen zelfstandige beroepsgronden tegen de beschikking heffingsrente heeft aangevoerd, moet de in rekening gebrachte heffingsrente worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de belastingaanslagen.
Vergrijpboete
36. De rechtbank dient te beoordelen of de boete, hoewel deze is opgelegd conform de wettelijke regelingen en het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst, ook passend en geboden is. Hierbij dient de rechtbank te beoordelen of, gelet op alle in aanmerking komende omstandigheden van het gegeven geval, verweerder terecht en tot de juiste hoogte een vergrijpboete heeft opgelegd (vgl. Hoge Raad 10 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7216).
Met betrekking tot de nageheven loonheffingen betreffende de werkzaamheden voor [B.V. 1] is de rechtbank van oordeel dat het aan (voorwaardelijke) opzet van eiseres is te wijten dat te weinig loonheffing is geheven. Een boete van 50% van de na te heffen loonheffing acht de rechtbank passend en geboden.
Met betrekking tot de na te heffen loonheffingen betreffende de reiskostenvergoedingen is de rechtbank van oordeel dat eiseres ten minste grove schuld kan worden verweten dat te weinig loonheffing is geheven. Een boete van 25% van de na te heffen loonheffing acht de rechtbank passend en geboden.
Een en ander voor zover de boeten niet uitgaan boven het bedrag van € 35.000 (2011) respectievelijk € 140.000 (2012-2015).
Omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot verdere vermindering van de boete zijn gesteld noch anderszins gebleken.
Wel dient de boete te worden verminderd in verband met een overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn waarbinnen de behandeling van het bezwaar en het beroep moet plaatsvinden bedraagt twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de boeten in ieder geval op 9 december 2016 (naheffingsaanslag 2011) en 13 februari 2017 (naheffingsaanslag 2012-2015) aan eiseres bekend zijn gemaakt. De termijn eindigt met het doen van deze uitspraak door de rechtbank. Op dat moment zijn ruim 3 jaren verstreken sinds de bekendmaking van de boeten. Hiermee is de redelijke termijn overschreden met meer dan één jaar. Gelet daarop zal de rechtbank de boeten verminderen met 15% tot maximaal € 29.750 voor het jaar 2011, respectievelijk € 119.000 voor de jaren 2012-2015.
Proceskosten
37. De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en de beroepen redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 2.358 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 261, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525 en een wegingsfactor 1,5). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- gelast verweerder de naheffingsaanslagen met inachtneming van deze uitspraak te verminderen
;
-gelast verweerder de beschikkingen belastingrente dienovereenkomstig te verminderen;
- vermindert de vergrijpboetes tot maximaal € 29.750, respectievelijk € 119.000;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 2.358;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 333 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.J. Engel, voorzitter, mr. J.J. Westerbaan en mr. E. Horsthuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.H. Ruis, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
Wegens verhindering van de griffier is deze uitspraak alleen ondertekend door de voorzitter.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.

Voetnoten

1.vgl. HR 28 maart 2003, nr 38 039, BNB 2003/203 en HR 31 mei 2013, nrs. 11/03452 en 11/03456, ECLI:NL:HR:2013: BX7184.