ECLI:NL:RBGEL:2020:2111

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 1967
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om herziening van een eerdere uitspraak inzake handhaving op stortplaats De Belt

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 3 april 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van 1 oktober 2018. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. S.G. Blasweiler, hadden beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun handhavingsverzoek met betrekking tot stortingen op de voormalige stortplaats De Belt. De rechtbank had in de eerdere uitspraak het beroep ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verzoekers stelden dat zij na de eerdere uitspraak in het bezit waren gekomen van nieuwe feiten, namelijk de beantwoording van raadsvragen van de gemeente over de stortplaats. De rechtbank oordeelde echter dat deze informatie niet leidde tot een andere uitspraak, omdat de eerder vastgestelde feiten al in de uitspraak van 1 oktober 2018 waren opgenomen. Daarnaast werd gesteld dat de verzoekers niet voldeden aan de cumulatieve criteria voor herziening zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet nieuw waren en dat het verzoek om herziening daarom werd afgewezen. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/1967
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
op het verzoek om herziening van de uitspraak die deze rechtbank op 1 oktober 2018 heeft gedaan in de zaak tussen

[verzoekers]

verzoekers,
(gemachtigde: mr. S.G. Blasweiler),
en
het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderlandte Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op een verzoek om handhavend op te treden tegen storting van 30.000 kilo fundering op de voormalige stortplaats De Belt en tegen het in stand laten van de afdeklaag op de stortplaats zonder herstelwerkzaamheden uit te voeren.
Bij besluit van 29 juni 2018 heeft verweerder het handhavingsverzoek van verzoekers alsnog afgewezen.
De rechtbank heeft in de uitspraak van 1 oktober 2018 [1] het beroep tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard om van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennis te nemen.
Op 9 april 2019 hebben verzoekers de rechtbank verzocht de uitspraak van 1 oktober 2018 te herzien.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2020. Namens verzoekers zijn
[namen] en hun gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
D. Brouwer en T. Janssen.

Overwegingen

1. Verzoekers vragen om de uitspraak van 1 oktober 2018 te herzien.
2. Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), kan de rechtbank op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
3. De hierboven vermelde onder a, b en c in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb vermelde criteria zijn cumulatief. Een verzoek om herziening komt slechts voor toewijzing in aanmerking als aan al deze drie criteria is voldaan.
4. Verzoekers voeren aan dat zij na de uitspraak van 1 oktober 2018 in het bezit zijn gekomen van beantwoording van raadsvragen van 12 februari 2019 van de gemeente over de voormalige stortplaats De Belt. Uit dit stuk blijkt dat De Belt reeds in 1988 is gesloten en dat alleen stortplaatsen vanaf 1 september 1996 onder de Nazorgregeling Wet milieubeheer vallen.
4.1.
De rechtbank oordeelt dat de beantwoording van de raadsvragen van 12 februari 2019 weliswaar een feit is van na de uitspraak van de rechtbank maar deze beantwoording zou niet tot een andere uitspraak hebben geleid. Dit omdat in de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd al is geconstateerd dat De Belt in 1988 gesloten is en alleen stortplaatsen vanaf
1 september 1996 onder de Nazorgregeling Wet milieubeheer vallen. De notulen van de raadsvergadering zijn dus wel nieuw, maar wat daarin wordt gezegd is hetzelfde als in de uitspraak van 1 oktober 2018 wordt gesteld. Dit betoog kan daarom op grond van artikel 8:119, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb niet tot herziening leiden.
5. Ten tweede voeren verzoekers aan dat hetgeen in de uitspraak van 1 oktober 2018 is overwogen over artikel 3.3a Bor een juridische misslag is, omdat artikel 3.3a Bor op 1 januari 2014 is vervallen, zo betogen verzoekers.
5.1.
De rechtbank oordeelt dat het betoog van verzoekers, wat daar ook van zij, niet ziet op nieuwe feiten en omstandigheden. Voor zover verzoekers menen dat de uitspraak van de rechtbank van 1 oktober 2018 op dit onderdeel juridisch onjuist is, had het op hun weg gelegen om hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak.
6. Ook de bij brief van 28 februari 2020 ingebrachte stukken geven geen grond voor herziening. Het betreft een brief van verweerder van 8 februari 2006 over onderzoeken over De Belt, een brief van verzoekers van 27 februari 2020 over een uitkijktoren die op De Belt wordt opgericht, een foto van De Belt en een verwijzing naar de nota kansen voor hergebruik van herontwikkeling van stortlocaties in Gelderland van 20 juni 2011. Gesteld noch gebleken is dat de foto, de brief van 8 februari 2006 en de nota van 20 juni 2011 niet bij de indieners van het beroep bekend hadden kunnen zijn voor de uitspraak van 1 oktober 2018 en daarom destijds al hadden moeten worden ingebracht. Daarom leiden deze stukken niet tot herziening. De brief van verzoekers van 27 februari 2020 is van na de uitspraak van
1 oktober 2018 en kan reeds daarom niet tot herziening leiden.
7. Voor zover verzoekers ter zitting hebben aangevoerd dat verweerder, gelet op haar beleid, handhavend zou moeten optreden wijst de rechtbank erop dat dit betoog niet tot herziening van de uitspraak van 1 oktober 2018 kan leiden omdat het geen nieuw feit is, maar een (nieuw) juridisch betoog.
Overigens wijst de rechtbank erop dat verweerder slechts ten opzichte van een derde via een bestuurlijke sanctie handhavend mag optreden als een overtreding is begaan en uit artikel 5.1 van de Awb volgt dat een overtreding een gedraging is in strijd met een wettelijke voorschrift. Overtreding van beleid kan dus nimmer grond geven om een bestuurlijke sanctie op te leggen.
8. Het herzieningsverzoek wordt afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, rechter, in tegenwoordigheid
van mr. M.H. Dijkman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.
Deze uitspraak is gedaan op de bovenaan de uitspraak vermelde datum. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.