ECLI:NL:RBGEL:2018:4165
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een handhavingsverzoek tegen storting op een voormalige afvalstortplaats
In deze zaak hebben eisers, omwonenden van een voormalige afvalstortplaats, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun handhavingsverzoek. Dit verzoek was gericht tegen de storting van 30.000 kilo fundering op de voormalige stortplaats en het in stand laten van de afdeklaag zonder herstelwerkzaamheden. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland heeft op 29 juni 2018 het handhavingsverzoek afgewezen, waarop eisers in beroep zijn gegaan. Tijdens de zitting op 13 september 2018 zijn eisers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet betwist hebben dat de verweerder niet bevoegd is om op het handhavingsverzoek te beslissen. De rechtbank heeft de feiten in overweging genomen, waaronder het feit dat de voormalige stortplaats sinds 1988 niet meer in gebruik is en dat er in 1993 een afdeklaag is aangebracht. De rechtbank concludeert dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor de door eisers gestelde algemene bevoegdheid van de verweerder om handhavend op te treden. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard om van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit kennis te nemen.
De uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.