In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 4 februari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Aannemingsbedrijf Growepa B.V. en de publiekrechtelijke rechtspersoon AVRI, met als tussenkomende partij Boomtotaalzorg B.V. Growepa vorderde de intrekking van de voorlopige gunningsbeslissing van AVRI, die de opdracht voor het snoeien en verwijderen van bomen had gegund aan Boomtotaalzorg. Growepa stelde dat Boomtotaalzorg niet voldeed aan de geschiktheidseisen, met name de eis dat de inschrijver minimaal twee opdrachten van het snoeien van minimaal 5.500 bomen per jaar had uitgevoerd. AVRI had echter aangegeven dat Boomtotaalzorg aan deze eisen voldeed en had de inschrijving van Growepa als ongeldig terzijde gelegd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat AVRI de inschrijving van Boomtotaalzorg zorgvuldig had beoordeeld en dat er geen reden was om te twijfelen aan de juistheid van de door AVRI verstrekte informatie. De voorzieningenrechter oordeelde dat Growepa niet in staat was om aannemelijk te maken dat Boomtotaalzorg niet voldeed aan de gestelde eisen. De vorderingen van Growepa werden afgewezen, en de rechtbank liet Boomtotaalzorg toe als tussenkomende partij in het kort geding. De proceskosten werden aan Growepa opgelegd, die als in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de beoordeling van inschrijvingen in aanbestedingsprocedures en bevestigt dat een aanbestedende dienst de juistheid van de door inschrijvers verstrekte informatie moet verifiëren, vooral in geval van twijfel. De rechtbank concludeerde dat Boomtotaalzorg aan de eisen voldeed en dat de voorlopige gunningsbeslissing van AVRI gehandhaafd bleef.