Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
[eiser 2],
[eiser 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 12 juni 2019;
- het proces-verbaal van comparitie van 5 december 2019.
2.De feiten
25 juli 2016, 17 oktober 2016 en 7 november 2016 een heupoperatie ondergaan bij de NHK. De kosten hiervan bedroegen steeds € 9.463,70. VGZ heeft hiervan € 7.036,98 aan ieder van hen vergoed.
3.Het geschil
Volgens [gezamenlijke eisers] volgt die verplichting ook uit artikel 7 lid 4 van de Richtlijn 2011/24/EU betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (hierna: de Patiëntenrichtlijn). Artikel 13 van de Zorgverzekeringswet (Zvw) moet volgens [gezamenlijke eisers] dienovereenkomstig worden uitgelegd. Door minder te vergoeden, belemmert VGZ bovendien het vrij verkeer van diensten als bedoeld in artikel 56 van het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie (VWEU), aldus [gezamenlijke eisers] De polisvoorwaarden, waarop VGZ zich baseert, zijn volgens [gezamenlijke eisers] daarom nietig dan wel vernietigbaar. VGZ is uit hoofde van de zorgverzekeringsovereenkomst dan ook gehouden om meer te vergoeden. Door dat te weigeren handelt VGZ tevens onrechtmatig, aldus [gezamenlijke eisers]
4.De beoordeling
rechtsmacht
niettot doel patiënten een aanspraak te geven op terugbetaling van de kosten van gezondheidszorg die verleend is in een andere lidstaat indien de wetgeving van de lidstaat van aansluiting van de verzekerde niet in een aanspraak op die zorg voorziet. Ook mag deze richtlijn de lidstaten niet beletten hun regeling voor verstrekkingen in natura uit te breiden tot in een andere lidstaat verleende gezondheidszorg. In deze richtlijn moet worden erkend dat lidstaten hun eigen stelsels van gezondheidszorg en sociale zekerheid zodanig mogen inrichten dat het recht op behandeling op regionaal of lokaal niveau wordt bepaald.
1.383,00(3 punten × tarief € 461,00)