ECLI:NL:RBGEL:2019:876
Rechtbank Gelderland
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om ambtshalve vermindering van belastingaanslag en wijziging van verdeling van inkomsten
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 15 februari 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, wonende te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Eindhoven. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de voor het jaar 2016 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, maar dit bezwaar werd door de Belastingdienst niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres en haar partner, de heer [A], hadden ervoor gekozen om het hele jaar als partners te worden aangemerkt voor de Wet inkomstenbelasting 2001. Dit leidde tot een gezamenlijke aangifte, maar ook tot een terugbetalingsverplichting van zorgtoeslag en kindgebonden budget, omdat hun gezamenlijke vermogen boven het heffingsvrije vermogen uitkwam.
Eiseres heeft op 16 februari 2018 een aanvullende aangifte gedaan, waarbij zij haar keuze voor partnerschap wilde herzien. De Belastingdienst heeft deze aangifte echter behandeld als een bezwaar tegen de aanslag en als een verzoek om ambtshalve vermindering. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar niet tijdig was ingediend, omdat de termijn voor het indienen van bezwaar op 29 januari 2018 was geëindigd. Eiseres stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat zij verkeerde informatie had ontvangen van de Belastingdienst Toeslagen. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres in staat was om tijdig bezwaar te maken en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was.
De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en dat er geen grond was voor ambtshalve vermindering van de aanslag. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en wees de verzoeken van eiseres af. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.